dat vermoedelijk met een verhooging van den
post met 9000.kan worden volstaan.
Volgn. 151. Jaarwedden der onderwijzers f 155351.01®
De uitgaven op dit artikel bedragen ƒ743511.016
zij waren geraamd op 588160.en overtreffen
derhalve de raming met ƒ155351.016.
De jaarwedden der onderwijzers bij het Lager
Onderwijs waren op de begrooting voor 1921
nog uitgetrokken naar de bezoldigingen, zooals
die volgens de wet van 14 Juli 1919 (S. 493)
moesten worden uitgekeerd.
De uitbetaling heeft evenwel plaats gehad naar
de bepalingen van het gewijzigde „Bezoldigings
besluit voor Burgerlijke Ambtenaren 1920", het
geen eene hoogere uitgaaf van 155351.016 heeft
tengevolge gehad.
Yan dit bedrag wordt evenwel 112611.076
gedekt door de hoogere Bijksbijdrage, ingevolge
de Lager Onderwijswet 1920. (Zie de verhooging
van volgn. 39 der ontvangsten).
Volgn. 161. Kosten der commissie tot wering
van schoolverzuim55.19
De kosten van drukwerk en bureaubehoeften
voor genoemde commissie hebben over 1921
80.19 bedragen en overtreffen derhalve dé op
de begrooting beschikbaar gestelde som van
25.— met 55.19. Aanvulling van het artikel
met 55.19 is dientengevolge noodig.
Volgn. 167. Kosten voor de middelbare scholen,
a. Jaarwedden der leeraren en leeraressen 20843.07
Aan de leeraren van de Hoogere Burgerschool
voor Jongens is over 1921 een bedrag van
113955.92 aan jaarwedden uitbetaald; de op
begrooting uitgetrokken som van 97383.werd
dus met 16572.92 overschreden. In hoofdzaak
is deze overschrijding een gevolg van het raads
besluit van 27 December 1920 (Ingek. Stukken
n°. 396) tot het, met ingang van 1 Januari 1921,
voor rekening van de gemeente nemen van de
pensioensbijdragen van de leeraren en tot uit-
keering, eveneens vanaf dien datum, van de
kindertoelagen overeenkomstig de bepalingen van
het gewijzigde „Bezoldigingsbesluit voor Burger
lijke Ambtenaren 1920". Vervolgens hebben tot
de overschrijding bijgedragen de meerdere kosten,
verbonden aan de splitsing van de 5e klasse in
drie, inplaats van in twee afdeelingen.
Op de begrooting voor 1922 is voor jaarwedden
enz. een bedrag van 111494.60 uitgetrokken.
Voor de salariëering van de leeraressen van
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes moest
over 1921 worden uitbetaald 40130.15. Aan
vulling van de beschikbaar gestelde som van
35860.met 4270.15 blijkt dus noodig.
Deze overschrijding is voornamelijk een gevolg
van het raadsbesluit van 29 Augustus 1921, om
ook de pensioensbijdragen van de leeraressen
van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes vanaf
.1 Januari 1921 voor rekening der gemeente te
nemen en van de meerdere kosten verbonden
aan de splitsing van de le klasse in 2 afdeelingen.
Op de begrooting voor 1922 is voor jaarwedden
een bedrag van ƒ39093.10 uitgetrokken.
In verband met het Jbovenstaande moet het
artikel in totaal met 16572.92 -f- 4270.15
20843.07 worden verhoogd.
Volgn. 171. Kosten van het Gymnasium,
a. Jaarwedden der leeraren en onderwijzers 9827.526
De uitgaven op dit artikel bedragen 77933.52®
zij waren geraamd op 68106.
Ook deze overschrijding is in hoofdzaak een
gevolg van het besluit van Uwe Vergadering om
met ingang van 1 Januari 1921 de pensioens
bijdragen van de leeraren voor rekening van de
gemeente te nemen en tot uitkeering, overeen
komstig de bepalingen van het gewijzigde „Bezol
digingsbesluit voor Burgerlijke Ambtenaren 1920",
van kindertoelagen.
Verder hebben tot de overschrijding bijgedragen
de meerdere kosten, verbonden aan de splitsing
van de le en 2e klasse ieder in twee afdeelingen,
alsmede de meerdere uitgaven, in verband met
de langdurige ziekte van een der leeraren.
Op de begrooting voor 1922 is voor jaarwedden
een bedrag van 76249.uitgetrokken.
Volgn. 176. Kosten van de buitengewone school
voor lager onderwijs3899.15
Over 1921 werd op dit artikel aan „jaarwed
den" een bedrag van 22539.15 uitgegeven,
waardoor de beschikbaar gestelde som van
18640.met 3899.15 werd overschreden.
Evenals bij volgn. 151 is deze overschrijding een
gevolg van de hoogere uitgaven, die uit de in
werkingtreding van het gewijzigde „Bezoldigings
besluit voor Burgerlijke Ambtenaren 1920" zijn
voortgevloeid en waarmede de begrooting voor
1921 nog niet in overeenstemming is gebracht.
De overschrijding wordt echter ruimschoots
gedekt door de Bijksbijdrage, die 5245.99 meer
bedraagt dan geraamd was. (Zie de verhooging
van volgn. 48 der ontvangsten).
Volgn. 181. Kosten voor musea of openbare
bibliotheken
In verband met het raadsbesluit van 11 April
1921 (Ingek: Stukken no. 69) tot aanstelling van
een adjunct-directeur aan het Stedelijk Museum
en tot verhooging van de jaarwedden van den
directeur en den concierge-hoofdopzichter aan
genoemd museum is eene aanvulling van dit
artikel met 1956.25 noodig.
Volgn. 192. Kosten van de gemeente-apotheek.
b. Bezoldigingen.,
De indienstneming van eene noodhulp-assistente
tijdens de langdurige ziekte van een der assisten
ten heeft tot de overschrijding van dit artikel
met 557.17 geleid.
Volgn. 202. Kosten van den Armenraad voor
de gemeente Leiden
Blijkens de ingediende rekening bedragen de
ten laste van de gemeente komende kosten van
den Armenraad over 1921 4209.525 d. i. 309,526
meer dan de op de begrooting beschikbaar ge
stelde som van 3900.
Teneinde bij onveranderde vaststelling van
de rekening door den Baad de vereischte gelden
beschikbaar te hebben, wordt aanvulling van
dezen post met 309.525 voorgesteld.
In Uwe Vergadering van 11 Juli 1921 werd
goedkeuring verleend aan eene suppletoire be
grooting, dienst 1921, van den Armenraad, waar
door de bijdrage der gemeente in de kosten van
dien Baad had kunnen stijgen tot 4550.
Volgn. 202b. Kosten van de steunverleening aan
niet onder de Rijksregeling vallende uitgetrokken
personen
De kosten van steunverleening aan niet onder
de Eijksregeling vallende uitgetrokken personen
hebben tot 1 October 1921 10207.57 bedragen
en overtreffen derhalve de bij raadsbesluit van
19 September 1921 (Ingek. Stukken No. 297) op
de begrooting beschikbaar gestelde som van
ƒ10.000.— met ƒ207.75.
Aanvulling van bovenstaand artikel met 207.57
wordt dientengevolge voorgesteld.
Volgn. 226. Pensioenen.
a. Pensioenen verleend krachtens de gemeente
lijke pensioenverordening, met uitzondering van de
sub c vermelde
De uitgaven bedragen 48687.84®zij waren
geraamd op 41463.
Verscheidene, na. de vaststelling der gemeente-
begrooting voor 1921, krachtens de bepalingen
der gemeentelijke pensioenverordening toegekende
pensioenen maken eene aanvulling van dezen
post met 7224.84® noodzakelijk.
b. Teruggaaf van pensioenen aan het Rijksfonds.
De uitkeering te dezer zake aan het Eijks-
fonds bedroeg tengevolge van de toekenning van
pensioenen in den loop van 1921 32025.67 d.i.
2252.67 méér dan geraamd was.
c. Suppletiepensioenen aan op 1 October 1913
in dienst zijnde gemeenteambtenaren toe te kennen
Verscheidene na de vaststelling der begrooting
voor 1921 toegekende suppletiepensioenen maken
eene aanvulling van dezen post met 3452.65
noodig. De uitgaven geraamd op 12387.
bedragen 15839.65.
Volgn. 248a. Kosten ter zake van het verleenen
van een kindertoeslag aan gemeenteambtenaren en
werklieden
De uitgaven op dit artikel bedragen ƒ7225.49;
zij waren geraamd op 7000.
Volgn. 249. Andere uitgaven niet onder de voren
staande behoorende
De uitgaven van uiteenloopenden aard, welke
ten laste van dit artikel worden gebracht, zullen
over 1921 eene uitgaaf van 2700.ver-
eischen. Aanvulling van de uitgetrokken som