152 MAANDAG 27 MAART 1922. in eigen beheer, dit toch allen grond zou missen, want dat blok woningen in de 3 Octoberstraat is niet in eigen beheer gebouwd maar het is toch zeer soliede. De heer Dubbeldeman. Ge zijt Jopie Slim. De heer Oostdam. Dat is nog niet zoo'n ongelukkige be titeling! Het komt mij voor, dat de zaak eigenlijk hierop scheef gegaan is, dat »De Eendracht", die zoo goed werk had ge- geleverd in de 3 Octoberstraat, goed geacht werd voor het stichten van een zeer groot complex woningen, eerst van meer dan 100, en daarna nog een van 66. Het kwam er niet op aan: de vereeuiging had zoo goed bij aanbesteding ge werkt in de 3 Octoberstraat, dat zij het nu ook wel goed zou doen. Misschien ook is »De Eendracht" ingesluimerd op de vroegere lauweren; is zij zoodoende minder goed gaan arbeiden, is ze wat slap geworden in het toezicht. Door verschillende oorzaken alzoo, eenerzijds door terrorisme, anderzijds door gebrek aan toezicht, is bij »De Eendracht" de toestand ontstaan, dien niemand zal goedkeuren. Het is merkwaardig, wij hebben in de gemeente 8 woning- bouwvereenigingen en er is tot dusver slechts 1 vereeniging, die zoo'n vuile wasch te redderen heeft. In het rapport van de commissie, welke indertijd op voor dracht van den heer Wethouder van der Pot is ingesteld, worden nog wel eenige gebreken aangehaald ten aanzien van den bouw van «Eensgezindheid", waarbij geheele plafonds naar beneden zijn gevallen, maar omtrent andere bouwver- eenigingen lees ik niets. Per slot van rekening zie ik dus slechts omtrent twee van de acht bouwvereenigingen, »De Eendracht" en «Eensgezindheid", dat dergelijke dingen zijn gebeurd. Wat niet gepubliceerd is en wat men liever achter baks houdt, weet ik natuurlijk niet, maar alles wat te publi- ceeren viel heeft bovenbedoelde commissie, die blijkens haar rapport op uitvoering in eigen beheer wilde aansturen, stellig wel aan den dag gebracht. De conclusies uit deze zaak te trekken, zijn mijns inziens deze: laten Burgemeester en Wethouders voortaan zeer voor zichtig zijn met het toestaan van bouwsubsidies aan vereeni- gingen en laten zij goed uitkijken, welke menschen die kolossale sommen in beheer krijgen. Het is geen kleinigheid, als wij in het jaarverslag lezen, dat «De Eendracht" over ongeveer anderhalt millioen beschikt heeft. Het is niet een bedrag, dat men den eerste den beste in handen kan geven. Ik herhaalik geef niet toe aan politieke overwegingen, maar ik meen toch, dat «De Eendracht", voortaan in de laatste plaats in aanmerking komt om zich dergelijke bedragen te zien toebedeeld, want men kan ze haar niet toevertrouwen. De heer Wilbrink. M. d. V. Het lag oorspronkelijk niet in mijn bedoeling om mij in de interpellatie van den heer Dubbeldeman te mengen, maar waar deze eigenlijk is ge worden een pleidooi voor het eigen beheer-stelsel, misschien in het bijzonder voor de bouwvereeniging «De Eendracht", meen ik enkele opmerkingen te moeten maken, ook naar aanleiding van hetgeen de heer Dubbeldeman in den Raad heeft gezegd. De heer Sijtsma heeft gesproken van het ons allen toe gezonden jaarverslag van «De Eendracht", maar ik heb dat jaarverslag niet toegezonden gekregen. Ik vind het eigenaardig, dat de heer Dubbeldeman als voorzitter van «De Eendracht" is moeten komen met de knoeierijen, die aan een bouwblok van zijn vereeniging zijn gebeurd. Het had in' de eerste plaats op zijn weg gelegen voor die knoeierijen te waken. Hij heeft de zaak wel zoo voorgedragen, dat de heer Oostdam onder de suggestie is gekomen, dat er aan «De Eendracht" wel verschrikkelijk is geknoeid. Ofschoon de heer Oostdam meende, dat het niet zulk een vaart is geloopen als de heer Dubbeldeman het heeft doen voorkomen, scheen hij het als een vaststaand feit aan te nemen. De heer Dubbeldeman heeft niet alleen gesproken over de directie en over de opzichters van «De Eendracht", maar heeft er ook bijgehaald de directies van «De Goede Woning", van «Eensgezindheid", van «Ons Belang" en van de «Ver eeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswo ningen". Eigenlijk worden al die menschen door den heer Dubbeldeman in staat van beschuldiging gesteld, terwijl het toch beter is om, als men in een publiek college met be schuldigingen komt, te beginnen met die beschuldigingen waar te maken. Te dien aanzien is de heer Dubbeldeman in gebreke gebleven. Wij hebben aan het jaarverslag van «De Eendracht", dat eenige knoeierijen heelt gepubliceerd, niet voldoende om op grond daarvan aan te nemen, dat ook aan de andere bouwvereenigingen knoeierijen hebben plaats ge vonden. Ik kan niet inzien, dat hetgeen in het jaarverslag van «De Eendracht", dat mij wel niet is toegezonden, maar dat ik toch even heb doorgekeken, voorkomt, juist is. Dat verslag is tamelijk eenzijdig opgesteld, maar waarom het voor mij in hoofdzaak gaat is, dat wij niet moeten komen tot het stelsel van eigen beheer, vooral niet bij «De Eendracht". Ik wil dat in de eerste plaats aantoonen. De heer Dubbeldeman heeft betoogd, dat het bestuur van «De Eendracht" al in den aanvang, lang vóórdat hij voor zitter der vereeniging was, had moeten beginnen om hare directie aan den dijk te zetten, omdat het een directie was, die totaal onbevoegd of onbekwaam was om een bouwwerk als dit, tot stand te brengen. Niettegenstaande die directie volgens den heer Dubbeldeman voor haar taak niet berekend is, is zij nog steeds directie, en zooals thans door den heer Splinter is medegedeeld, wordt aan diezelfde knoeierige directie weder opgedragen een plan op te maken voor den bouw van een honderdtal woningen. Als één vereeniging niet in staat is of niet in staat mag geacht worden door ons om een plan ten uitvoer te brengen met het geld der gemeente, dan is het zeker wel de bouw vereeniging «De Eendracht". Zij is er ten volle van overtuigd, toen die directie pas aan het begin stond van haren arbeid in zake de 124 woningen, dat de directie niet in staat was om dat werk goed ten uitvoer te brengen, en nochtans blijft zij met diezelfde directie voortwerken. Het kan zijn, dat het bestuur van «De Een dracht" tot andere gedachten gekomen is betreffende de directie, dat het denktdie directie is goed om plannen te maken en wij zullen ons verder met de uitvoering van het werk belasten. Uit het verslag blijkt, dat de directie door de bouwver eeniging «De Eendracht", door het bestuur althans, feitelijk op zijde gezet is en dat het een aantal leden benoemd heeft tot inspecteurs om het werk, door den aannemer geleverd, onder directie van de heeren Jesse en Splinter, te beoordeelen. Ik meen, dat het bestuur der woningbouwvereeniging «De Eendracht" van de positie van den aannemer misbruik heeft gemaakt; die man was weinig kapitaalkrachtig, hij was ziekelijk en kon dus zelf niet op het werk zijn; daaruit heeft het bestuur de macht geput om de directie voorbij te schuiven en in plaats dat het bestuur zelf als directie optrad, belast het een aantal leden om de directie uit te oefenen over het opgeleverde werk en als inspecteurs de woningen te bezich tigen. Ik kan mij voorstellen, als het een aannemer was geweest, die zich niet met een mooi praatje om den tuin liet leiden, als b. v. dat hij geld zou krijgen als dit en dat gereed was, en die zich niet aan allerlei willekeurige handelingen van het bestuur had onderworpen, dan zou er geen sprake van geweest zijn, dat het bestuur der bouwvereeniging uit zijn midden inspecteurs kon aanwijzen om te beoordeelen of die woningen in staat van oplevering waren. Want ik meen, dat toch een aannemer zooveel recht heeft, dat hij van zijne directie, welke zijn principaal tegenover hem gesteld heeft, kan en mag verlangen, dat zij in staat is te beoordeelen, of de woningen, welke hij moet bouwen voor de vereeniging, volgens bestek en teekeningen en voorwaarden zijn opge leverd. De aannemer behoeft er geen genoegen mede te nemen, dat het bestuur van een bouwvereeniging de directie op zijde schuift en zegt: wij hebben hier menschen, die het zullen uitzoeken. En wat voor menschen waren dat? Er zijn een aantal menschen bij, die zelf aan dien bouw hebben medegewerkt; dat is op zichzelf nog niet kwaad, maar wat is het gevolg ervan geweest? Het zijn menschen geweest, die beweren dat er geknoeid is, die dat als leden van de bouwvereeniging met eigen oogen gezien hebben of misschien zelf daaraan mede gedaan hebben. Aan die menschen is een behoorlijk arbeids loon uitbetaald, niet om te knoeien maar om goeden arbeid te leveren, en wat doen zij Een tijd later gaan zij aan het bestuur mededeelen: kijk eens, daar en daar hebben wij of die en die geknoeid. Waren dat menschen van karakter geweest dan hadden zij gezegd: wij zijn lid van de bouw vereeniging, wij willen geen knoeiwerk hebben; en dar, was het hun plicht geweest het bestuur en de directie direct te waarschuwen, dat er geknoeid werd. Nu blijkt achteraf wel, dat niet alles wat aangebracht is waarheid is, maar ik wil aannemen, dat er enkele dingen waren, die wel waarheid bevatten. Maar waarom het eigenlijk gaat is, dat de heer Dubbeldeman voor de vereeniging den bouw in eigen beheer wenscht. Ik vraag echter of men dat stelsel moet gaan toepassen met menschen van karakters als wij ze hier geschetst zien, menschen, die men ziet knoeien bij de werken voor hun vereeniging? Moeten wij aan zulk een vereeniging de gelden van de gemeenschap ter hand stellen en zeggen: ga nu maar bouwen? Ik wil niets ten kwade zeggen van het tegenwoordig bestuur, maar wij weten, dat zulk een bestuur er heden zoo uitziet en over drie maanden kan bestaan uit menschen, die bij de werken van de vereeniging gaan knoeien. Indien wij aan zulke menschen het geld van de gemeenschap in handen moeten geven, zijn wij op een weg,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 6