166 MAANDAG 27 MAART 1922. heid isMijnheer de Voorzitter! Ik had bijna het woord op de lippen, dat den vorigen keer is verboden, maar van middag herhaaldelijk is gebruikt. De Voorzitter. Als men dat woord zoo dikwijls gebruikt, ontglipt het wel een enkele keer aan mijne aandacht. De heer Knuttel. Ik wil dit zeggen, dat de heer Oostdam met een soort spitsvondigheid naar aanleiding van de mede- deeling, dat van de kinderen de sterksten zouden worden uitgezocht om vervoerd te worden, het doet voorkomen, alsof van de scholen de sterkste kinderen zouden worden uitgezocht om die inrichting te bezoeken. De bedoeling is: de kinderen, die in een zoodanig stadium verkeeren, dat zij zonder gevaar' aan dat vervoer kunnen worden blootgesteld. Dat is niets erg, want de buitenschool is geen sanatorium of ziekenhuis, maar een overgangsvorm tusschen een sanatorium en een gewone school. Bedoeld zijn dus de kinderen, die nog niet in een zoodanig stadium zijn, dat zij een bepaalde sanatorium behandeling vereischen. Zulke kinderen, die nog zeer goed vervoerd kunnen worden, zijn evengoed kinderen, die groot gevaar loopen tuberculose te krijgen. In ieder geval, ik meen daar op te vangen, dat men het verschil tusschen een sana torium en deze school niet wenscht te erkennen, maar dat maakt voor deze redeneering geen onderscheid er zijn werkelijk zoo vele kinderen, die voor een dergelijke inrichting in aanmerking komen, al hebben zij dan hun weerstands vermogen niet geheel verloren, dat deze buitenschool zeer heilzaam kan werken en vele menschenlevens kan redden. De heer Splinter. M. d. V. Alvorens mijn stem te bepalen zou ik den Wethouder willen vragen, of het niet mogelijk zou zijn, ten einde een prikkel voor particuliere bijdragen te houden, vast te stellen, dat de subsidie beperkt wordt tot bijvoorbeeld twee vijfden der kosten. In de tweede plaats wil ik vragen, of het mogelijk is dat deze post telken jare opnieuw bij de begrooting wordt vastgesteld. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb mij erover verbaasd, dat hier nog stemmen vernomen zijn tegen net denkbeeld van de minderheid van het college, en ook dat er in het college van Burgemeester en Wethouders een meerderheid is om de aangevraagde subsidie af te wijzen. In het praeadvies staat, dat het op den weg van particu lieren ligt om voor zoo iets te zorgen, maar als er één zaak ligt op den weg van de overheid dan is het toch wel de bevordering van den gezondheidstoestand en de zorg, dat menschen, die voorbeschikt zijn daarvoor, niet de tuberculose krijgen. Mij dunkt, dat is iets wat de overheid in de eerste plaats ter harte moet nemen. Dat is in haar eigen belang. Wanneer straks de tuberculose zich bij oudere menschen openbaart, dan moeten die geholpen worden en dan moet de overheid bijspringen. Wij weten bij ervaring dat dit geld kost ook aan de gemeente. Het is veel beter te voorkomen dan dat men later tracht te genezen. Die oude stelregel komt hier zeldzaam juist van pas. Ik ben er ook op uit om zuinig te zijn en ik heb mij wel eens verbaasd, dat hier zooveel geld uitgegeven wordt, maar het verwondert mij zeer, dat men voor een zaak als deze, dergelijke betrekkelijk geringe bijdrage niet wil geven. Wanneer wij het voorstel van de meerderheid van het college aannemen, dan vervalt het geheele plan; dan krijgt de vereeniging niet de villa met duingrond, dan krijgt zij ook geen subsidie van Rijk en provincie, en dan legt het geheele mooie plan weer in duigen. Daartoe zou ik niet gaarne mede werken. Als het boven onze krachten ging, dan zou het wat anders wezen; maar ik ben ervan overtuigd, dat wij bij de vele uit gaven, die wij al hebben te doen, deze niet eens zullen voelen. Ik zou dus ga.arne zien, dat de Raad het voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders verwierp en zich vereenigde met het denkbeeld van de minderheid om deze school te helpen in het leven roepen. De heer F. Elkerbout. M. d. V. Met volle sympathie heb ik kennis genomen van het denkbeeld van de minderheid van het College. Het betreft hier iets wat in het belang van de lijdende menschheid is en ik meen, dat er voor ons alles zins aanleiding is om deze subsidie toe te staan. De heer van Hamel zegt: het moet nu eens uit zijn met al die subsidies. Ik wil daartegenover stellen, dat, wanneer iets voor subsidie in aanmerking komt, het zeer zeker deze vereeniging zal zijn. Als de heer van Hamel zoo tegen sub- sidiën is, laat hij dan voorstellen om het muziekcorps te pensioneeren. Dan kunnen wij de vrijvallende subsidie ad 4000.voor deze vereeniging vast gebruiken. De heer Huurman vraagt: en het pensioen dan? Dat maakt niet veel uit. Het betreft hier een zaak van groote beteekenis. Het par ticulier initiatief is hier prachtig opgetreden; de vereeniging neemt als zoodanig drie vijfden van de totale kosten op zich uitsluitend voor degenen, die niet in staat zijn eenige ver goeding te geven, stelt zij zich voor bij de gemeente aan te kloppen orn een extra-bijdrage, en voor degenen, die nog eenigermate in staat zijn om eenige vergoeding te geven, zal zij, zoo die vergoeding ontoereikend jis, een bijdrage vragen van het particulier initiatief. Daarom geloof ik zeker, dat er voor de gemeente niet zoo heel veel meer kosten aan ver bonden zullen zijn dan op dit oogenblik gevraagd worden. Ik zal dus vóór het voorstel van de minderheid stemmen. De heer Pera. M. d. V. Het is bij de meerderheid van het College niet zoo, dat er geen waardeering is voor het werk, dat men zich ten doel stelt, maar er is voor oogen gehouden, dat men te doen heeft met twee soorten van lijders aan tuberculose: eenerzijds de kinderen en aan den anderen kant de kas van de gemeente. Er kan gerust gezegd worden, dat de gemeentekas in Leiden lijdt aan tuberculose. Van dien toestand is het slachtoffer de geheele burgerij. Men spreekt menig keer de leden van het Collëge van Burgemeester en Wethouders aan: zorg toch, dat de belas- ringen minder worden, en met reden, zoodat. het College zich wel tot taak moet stellen om alle middelen aan te wenden, die er eenigszins toe kunnen leiden, dat de belasting niet verder in de hoogte wordt gedreven. Nu staat men in dit geval eigenlijk voor de vraag: wil men het tot stand komen van deze inrichting, om een ernstige ziekte te bestrijden, steunen, en er verder het noodige aan ten koste leggen. Dat deze ziekte bestaat, valt niet te ontkennen, maar dan valt evenmin tegen te spreken, dat de gemeentekas van het ver- leenen van dien steun het slachtoffer wordt. Nu meent de meerderheid van ons College, dat het op onzen weg ligt in de eerste plaats het oog te vestigen op de kas van de ge meente. Wie er anders over denkt, moet het zelf weten en neemt het voor zijn verantwoording dat spreekt van zelf maar de meerderheid van Burgemeester en Wethouders meent, dat wij ons in de uitgaven moeten beperken en ook deze gelegenheid daarvoor te baat moet worden genomen. De heer de Lange. M. d.Y. Ik zal mij houden buiten beschouwingen over de nuttigheid van het inrichten van een buitenschool. Ik wil wel aannemen, dat in het algemeen zulk een school met een daaraan verbonden sanatorium een nuttige instelling zal zijn. Ik behoor echter ook tot de meerderheid van Burgemeester en Wethouders, die van oordeel is, dat niet alle nuttige instellingen, en ook niet deze in de eerste en voornaamste plaats, bijna geheel moeten drijven op de gemeentekas. Wat de bestrijding van de kosten betreft, met eenigen pathos is gezegd, dat de vereeniging 3/5 van de kosten voor haar rekening neemt, maar wie dat zegt heeft de stukken, die in de Leeskamer ter visie hebben gelegen, heel slecht gelezen, want in de begrooting van 19000.is slechts uitgetrokken aan jaarlijksche bijdragen van particulieren een bedrag, gelijk staande, rii^t met 3/5 van de kosten, doch met 1/19 van de kosten. Dat het Rijk aan deze zaak ook iets wil doen, kan geap precieerd worden en dat de provincie er «waarschijnlijk" ook iets aan wil doen, mag eveneens gewaardeerd worden. Er staat echter in het voorstel feitelijk een kleine onjuistheid; men kan er namelijk in lezen, dat de provincie een bijdrage heeft toegezegd, maar de zaak staat zoo, dat de provincie slechts de mogelijkheid heeft geopend, dat de vereeniging tot bestrij ding van de tuberculose te Leiden van haar voor deze zaak- een bijdrage zal kunnen krijgen. Er is gezegd, dat op zulk een nuttige zaak niet mag worden bezuinigd, maar er is van bezuinigen geen sprake. Er is sprake van uitzetting der uitgaven. Dit is geheel iets anders dan bezuiniging. Bezuiniging beteekent in goed Hol- landsch: inperking van de uitgaven. Degenen, die nu gesproken hebben vóór de toekenning der subsidie, pleiten voor uitzet ting van de uitgaven. Dat is vermeerdering van de lasten. Degenen, die zich verklaren tegen de uitzetting van de uitgaven, verklaren zich nog niet eens voor bezuiniging; was het maar waar; maar die willen ten minste de uitgaven niet vermeerderen met deze nieuwe uitgaaf. Als wij nu aan het eind van de vermeerdering onzer uit gaven waren, dan zouden wij met meer vrucht erover kunnen delibereeren of wij het geld, voor deze stichting noodig, ook nog op den rug van de burgerij zouden kunnen leggenmaai de Raad zal van mij wel willen gelooven, dat wij volstrekt nog niet zijn aan het eind van de uitzetting der uitgaven voor noodzakelijke dingen. Ik herhaal: er is tweeërlei soort van uitgaven. Er zijn noodzakelijke uitgaven, waaraan de gemeente zich niet kan onttrekken, o.a. de door den heer Knuttel zoo verfoeide uitgaven voor het bijzonder onderwijs; en verder zijn er nuttige uitgaven, waaronder ik een subsidie als deze rang-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 20