1(32
MAANDAG 27
MAART 1922.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik kan mij met het ant
woord van den Wethouder niet vereenigen. De Wethouder
zegtden man is de huur opgezegd en nu moet hij maar
zien, dat hij een andere woning krijgt. Ja, zoo kon men
vroeger spreken, maar thans niet meer. Deze man kan geen
woning vinden, en gesteld al, dat hij tot driemaal toe door
de Huurcommissie in het gelijk werd gesteld en de kanton
rechter dat gelijk telkens bevestigde, dan gaat hij er waar
schijnlijk de vierde maal uit. Het zou ecbter een schande
zijn, als de gemeente hem op straat zette. Het is niet zoo
gemakkelijk een huis te vindener naar zoeken gaat wel,
maar vinden is iets anders. Daarom geloof ik, dat, waar de
gemeente Leiden bezig is geweest een groep huizen af te
breken zonder daarvoor andere in de plaats te zetten, het
zeker op haar' weg ligt te zorgen, dat er voor dien man een
huis komt. Kan de gemeente dat niet vinden, de man kan
het ook niet vinden, want er zijn geen huizen beschikbaar.
Het is mogelijk, dat het hieraan ligt, dat van buiten af zooveel
menschen hier komen wonen, maar daarmede hebben wij
ten slotte niets te maken.
Was het nog iemand, die van buiten af gekomen was naar
hier, dan was er misschien voor de opmerking van den heer
Bots iets te zeggen, maar zoo is het niet. Er is eenvoudig
geen huis te vinden.
Aangezien de zaak zoo staat, dat de gemeente die huizen
heeft afgebroken zonder er voor gezorgd te hebben dat andere
huizen daarvoor in de plaats kwamen, meen ik, dat het op
den weg der gemeente ligt om voor dien man een huis be
schikbaar te stellen.
Er wordt wel gezegd, dat de gemeente geen woningen
heeft; maar was het beschikbaar stellen van de benedenwoning
aan de Nieuwsteeg No. 10, waarop punt 6 der agenda be
trekking heeft, tijdelijk geen oplossing geweest? Ik weet wel,
die man kan niet 8.per week betalen, maar het was
misschien toch [wel mogelijk geweest deze woning b. v. voor
de helft van dat bedrag gedurende eenigen tijd aan dezen
persoon af te staan. Als dan straks een bouwvereeniging
weder een groep woningen zou opleveren, dan zou de man
in een van de woningen van die bouwvereeniging onderge
bracht kunnen worden.
Dat zou heel wat royaler geweest zijn dan het standpunt,
hetwelk nu door het college wordt ingenomen.
De heer Bots. De opmerking van den heer Dubbeldeman
omtrent de woning in de Nieuwsteeg gaat niet op. Het zou
eenigszins opgaan, als die woning ledig stond, maar dit is
niet het geval. Daar zijn ook nog bewoners en die moeten er
ook nog uit.
De heer Dubbeldeman zegt: de bewoners daarvan wonen
in Katwijk. Ja, maar er zijn ook nog onderhuurders. Daarom
stellen Burgemeester en Wethouders in Ingekomen Stuk
No. 90 ook voor die woning te verhuren aan Le Feber op een
nader vast te stellen datum.
Die zaak van de verhuring van de woning in de Nieuwsteeg
is ook al maanden hangende. Le Feber verkeert ook in
dergelijk geval als Swets: hij moet ook zijn huis uit.
De heer Dubbeldeman zegt zoeken gaat goed, maar het
vinden van een woning niet. Maar ik heb in allerlei qualiteiten,
onder andere als Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur,
meermalen het geval medegemaakt, dat menschen er aan
wanhoopten een andere woning te vinden, maar ten slotte na
eenigen tijd, doordat zij hun best deden iets te vinden, toch
iets gevonden hebben. Ik zeg niet, dat dit altijd zonder eenige
financieele hulp geschied is, maar zij zijn ten slotte toch ge
slaagd in het vinden van een woning. Daaronder waren ook
groote gezinnen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Dubbeldeman luidende
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat het gemeen
tebestuur aan den bewoner van het perceel Brandewijnsteeg,
den Heer Swets, onverwijld een woning beschikbaar stelt,
teneinde het mogelijk te maken, dat voortgang gemaakt kan
worden met het opruimen en in orde brengen van de Bran
dewijnsteeg",
wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 6 stemmen
verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Sanders, Pera, Bots,
van der Lip, de Lange, Sijtsma, mevrouw van Itallievan
Embden, de heeren Kuivenhoven, F. Eikerbout, Wilbrink,
Splinter, Stijnman, Bisschop, Oostdam, Schoneveld, Mulder
en Meijnen.
Vóór stemmen: de heer Groeneveld, mevrouw Dubbelde
manTrago, de heeren A. Eikerbout, Piekaar, van Eek en
Dubbeldeman.
Alsnu komt in behandeling:
VI. Voorstel tot verhuring van de benedenwoning aan de
Nieuwsteeg no. 10, aan P. A. Le Feber.
(Zie Ing. St. No. 90).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik heb in de stukken gezien,
dat Burgemeester en Wethouders zich met een kleinigheid van
deze zaak hebben afgemaakt. Er staat een tirade in, welke
min of meer onjuist is, namelijk deze, dat de huurder, die in
aanmerking moet komen voor deze woning, zijn tegenwoordige
woning moet verlaten. Ik heb de stukken in de Leeskamer
nagezien en daaruit is mij gebleken, dat dit niet juist is.
Nu wil ik er de opmerking aan vastknoopen, dat het met
de verhuring van dit perceel eenigszins vreemd is gegaan.
Ik heb uit de stukken gezien ik wist dat trouwens ook
uit anderen hoofde dat in aanmerking kwam om huurder
van deze woning te worden een zekere van Lis, een kapper
in de Zonneveldsteeg, die dezer dagen dakloos dreigt te worden.
Hem is eenigen tijd geleden door den huiseigenaar de huur
opgezegd; hij heeft van de Huurcommissie eenige malen uit
stel gekregen, maar nu heeft de Huurcommissie zijn huur niet
meer verlengd. Sedert dien zijn geen ernstige pogingen gedaan
om hem deze woning te doen betrekken. Nu blijkt, dat de
Commissie van Fabricage en de Dii-ecteur van Gemeentewerken
van oordeel waren, dat die woning aan den heer van Lis moest
worden verhuurd, maar uit de correspondentie, die gewisseld
is, heb ik gezien, dat Burgemeester en Wethouders daar geen
zin in hadden. De reden daarvan heb ik niet kunnen bemerken.
Met eenige verwondering heb ik gezien, dat Burgemeester en
Wethouders die zaak met de betrokken aldeeling hebben
afgedaan zonder correspondentie. In de Leeskamer vindt men
wel verschillende stukken van de Commissie van Fabricage
en ook wel brieven van den Directeur van Gemeentewerken,
maar geen enkel schrijven van Burgemeester en Wethouders,
waaruit blijkt, waarom zij deze woning niet aan den heer
van Lis, wel aan den heer Le Feber willen verhuren.
Ik zou van dit laatste gaarne de redenen vernemen.
De heer Bots. M. d. V. Zooals de heeren weten worden de
zaken van de verhuringen tweeledig behandeld. Wat het
technische gedeelte betreft, de waardeering, die behoort bij
Gemeentewerken, maar de financieele kant wordt door Burge
meester en Wethouders verzorgd, dat wil zeggen zij winnen
informaties in of de huurder geacht kan worden voor de
gemeente een coulant huurder te zullen zijn. Nu meende de
Commissie van Fabricage, dat, als de voorgestelde prijs voor dit
huis kon worden gemaakt, het voor dat bedrag kon worden
verhuurd, maar Burgemeester en Wethouders meenden, dat
het uit een financieel oogpunt beter was het perceel niet aan
dien man te verhuren. Een van de vragen, die onderzocht
worden, is of zulk een man zijn belasting geregeld heeft be
taald. Het antwoord op die vraag en andere factoren hebben
er toe geleid aan dien man de woning niet te verhuren. Het
is moeilijk al die redenen in het openbaar mede te deelen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal er niet veel meer
van zeggen, maar ik moet toch de opmerking maken, dat het
bij het lezen van de stukken in de Leeskamer moet opvallen,
dat de heer van Lis geen huurder van dit huis is geworden.
Het kan juist zijn, dat de financieele kant van dergelijke
zaken door Burgemeester en Wethouders wordt bekeken,
maar dan mag ik toch aannemen, dat daarmede door de
Commissie van Fabricage en den Directeur van Gemeente
werken ook in dit geval is rekening gehouden. Ik heb in een
brief van de Commissie van Fabricage aan Burgemeester en
Wethouders gelezen, dat de heer van Lis op allerlei gronden in
aanmerking kwam om huurder te worden van deze woning.
Waar in dien brief wordt gezegd, dat de man betrouwbaar
is en er voldoende waarborgen zijn, dat hij de huur op tijd
zal betalen, vraag ik om welke redenen hij niet als huurder
in aanmerking is gekomen.
Bovendien was er, moreel gesproken, zeer veel aanleiding
om dezen man te helpen. Ilij staat op het punt op straat
gezet te worden en er komt bij, dat hij een kapperszaak
drijft, zoodat hij slechts had over te stappen naar de Nieuw
steeg, omdat dat perceel ook altijd voor een kapperszaak is
gebruikt.
In elk geval, ik blijf mij ook na de toelichting van den heer
Bots er over verwondei'en, dat Burgemeester en Wethouders
niet op de eenstemmige adviezen van de Commissie van
Fabricage en den Directeur van Gemeentewerken zijn ingegaan
en de woning toch aan een ander willen verhuren.
De heer Mulder. M. d. V. De heer van Stralen beroept
zich op de Commissie van Fabricage. Naar den schijn is het
gelijk aan de zijde van den heer van Stralen, maar na de
verklaring van den heer Bots moest hij toch zoo vei-standig