51
belast met bet toezicht op de gebouwen, terreinen, materialen
en alles wat tot den inventaris van het Openbaar Slachthuis en
van den keuringsdienst behoort, voor zoover de zorg van
met name genoemde onderdeelen niet bij verordening of
instructie aan anderen is opgedragen.
Art. 14.
Neemt hij toestanden waar, die verbetering behoeven,
dan geeft hij daarvan zoo spoedig mogelijk kennis aan den
Directeur.
Hij houdt toezicht op de herstellingen en vernieuwingen,
welke worden uitgevoerd, voor zoover dit niet tot de taak
van den chef-machinist behoort.
Art. 15.
Meer in het bijzonder is hij belast met het toezicht op
het onderhoud van het laboratorium en de bibliotheek en
op alles wat daartoe behoort.
Hij houdt geregeld aanteekening van den inventaris van
alle goederen en materialen, welke aan zijn zorg zijn toe
vertrouwd en levert daarvan verslag in op de tijdstippen
en de wijze door den Directeur te bepalen.
Art. 16.
Hij regelt onder goedkeuring van den Directeur in overleg
met de keurmeesters-opzichters de werkzaamheden van de
werklieden, voor zoover dit niet aan anderen is opgedragen.
Indien dit in het belang van den dienst noodig is, doet
hij den Directeur voorstellen tot regeling van den dienst
van de keurmeesters-opzichters en van den portier.
Hij ziet toe, dat te allen tijde behoorlijk in den dienst
voorzien is.
De bepalingen vervat in de artt. 17, 18, 20,21, 23, 24, 25,
26 en 28 zijn op den keurmeester-hoofdopzichter van toe
passing.
B. Voor de Keurmeesters-Opzichters.
Art. 17.
De keurmeesters-opzichters zijn meer in het bijzonder
belast met liet. verrichten van keuringen, met het toezicht
op de werkzaamheden in de slachthallen en andere ge
bouwen van het Openbaar Slachthuis, met de zorg voor
orde en reinheid aldaar, met den contröle-dienst in de stad,
en met het toezicht op de werklieden, alles naar de voor
schriften van den Directeur.
Bij het verrichten van keuringen nemen zij in het bijzon
der in acht hetgeen in en krachtens de Vleeschkeuringswet,
(Stbl. 1919 No. 524), omtrent hunne wettelijke bevoegd
heid is bepaald.
Art. 18.
Zij geven van elke afwijking, waargenomen bij de keuring
vóór het slachten, kennis aan den Directeur of aan den
Adjunct-directeur.
Overigens volgen zij bij de keuringen nauwkeurig de voor
schriften door den Directeur of den Adjunct-directeur ge
geven of te geven.
Doen zich bij de keuring twijfelachtige gevallen voor,
dan geven zij onmiddellijk kennis aan den Directeur of den
Adjunct-directeur.
Zij zorgen, dat het afgekeurde vleesch op de voorge
schreven wijze zoo spoedig mogelijk van afkeuringsmerken
voorzien wordt en tot op het oogenblik van vernietiging
op veilige plaats bewaard wordt.
Art. 19.
Een der keurmeesters-opzichters, door den Directeur aan
te wijzen, is meer in het bijzonder belast met het trichinen-
onderzoek. Hij volgt daarbij de aanwijzingen van den Di
recteur.
Art. 20.
Zij zijn den keuringsveearts, tevens Adjunct-directeur, be
hulpzaam bij het onderzoek van en het toezicht op het
marktvee.
Hunne desbetreffende werkzaamheden en de tijden waarop
zij op de markt aanwezig moeten zijn, worden door den
Directeur in overleg met den Adjunct-directeur geregeld.
Art. 21.
Zij waken tegen overtreding van de bepalingen bij en
krachtens de Vleeschkeuringswet (Stbl. 1919 No. 524)
gegeven, zoomede van de verordeningen en de bepalingen op
het Openbaar Slachthuis betrekking hebbende. Zij zien toe,
dat diefstal van het op het Openbaar Slachthuis aanwezige
vleesch en van eigendommen van de gemeente zooveel mogelijk
worde voorkomen.
Van elke door lien geconstateerde overtreding, hetzij daar
van al dan niet proces-verbaal behoort te worden opgemaakt,
geven zij onmiddellijk kennis aan den Directeur.
Mocht proces-verbaal worden opgemaakt, dan wordt dit
onmiddellijk aan den Directeur gezonden.
Art. 22.
Zij houden nauwlettend toezicht op den toestand der be-
drijfslokalen waarin zij werkzaam zijn, zoomede op de zich
daarin bevindende werktuigen, gereedschappen, water-, stoom-
en electrische leidingen en riolen.
Nemen zij ergens gebreken waar, dan geven zij zoo spoedig
mogelijk kennis aan den keurmeester-hoofdopzichter.
Art. 23.
Zij verrichten de voor hun dienst noodige administratieve
bezigheden en zijn, voor zoover dit door den Directeur wordt
noodig geoordeeld, behulpzaam bij de invordering van sommige
belastingen.
Indien de dienst dit noodig maakt, verrichten zij ook
bureau-werkzaamheden.
Art. 24.
Zij zorgen, dat het slachten op de door hen aan te geven
plaatsen met de noodige orde en netheid en verder volgens
de daaromtrent vastgestelde bepalingen geschiedt.
Zij dragen zorg, dat geen vee geslacht en geen keuring
verricht wordt, zonder dat het bewijs is afgegeven, dat de
daarvoor verschuldigde rechten zijn voldaan.
Zij houden toezicht op de reiniging, de ventilatie, de ver
lichting, het waterverbruik in de verschillende voor de ge
bruikers van het Openbaar Slachthuis toegankelijke lokalen
en doen om beurten, na het sluitingsuur, een rondgang om
zich van de goede orde te overtuigen.
Zij houden toezicht op den dienst in de stallen en op de
daarin aanwezige dieren en op de verzorging daarvan.
Art. 25
Zij houden aanteekening van de door hen verrichte werk
zaamheden en leveren verslag in aan den Directeur op de
wijze en op de tijdstippen door dezen te bepalen.
Art. 26.
Zij zijn verantwoordelijk voor de onder hunne berusting
zijnde stempels, instrumenten, gereedschappen en andere
bescheiden tot hun dienst behoorend.
Art. 27.
Zij verrichten de hun door den Directeur aan te wijzen
hulpdiensten op het laboratorium.
Zoo noodig kunnen zij worden belast met de waarneming
van den dienst der hulpkeurmeesters.
Art. 28.
Bij plichtsverzuim van de werklieden brengen zij dadelijk
rapport uit bij den Directeur.
Art. 29.
Indien door meer of minder drukte op het Openbaar
Slachthuis of door andere onvoorziene omstandigheden hun
dienst wijziging behoeft, plegen zij omtrent de verdeeling
van den arbeid overleg met den keurmeester-hoofdopzichter,
tenzij de Directeur anders bepaalt.
O. Voor de hulplceurmeesters.
Art. 30.
De hulpkeurmeesters staan meer in het bijzonder onder
de bevelen van den keuringsveearts, die onder goedkeuring
van den Directeur hun werkzaamheden en hun diensttijden
regelt.
Art. 31.
Zij zijn in het bijzonder belast met het verrichten van
keuringen en den contróle-dienst in de hun door den Direc
teur aan te wijzen gemeenten, zoomede met alle werkzaam
heden, welke hun in verband met den dienst door den
Directeur of den keuringsveearts worden opgedragen, en wier
aanwijzingen zij nauwkeurig volgen.
Yoor zooveel de werkzaamheden betrekking hebben op de
keuring, dienen zij in het bijzonder in acht te nemen het
geen in en krachtens de Vleeschkeuringswet (Stbl. 1919
No. 524), omtrent hunne wettelijke bevoegdheid is bepaald.