92
MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
maar nu hebben wij in het laatste rapport dienaangaande
kunnen lezendat, zooals de zaak thans geregeld is, het ver
keer niet meer in gevaar wordt gesteld.
Er wordt van alle kanten, zoowel van dien van de koop
lieden als van dien van het publiek, gevraagd de markt weer
terug te brengen naar de Vischmarkt. Aan het feit, dat het
straks genoemde adres door 3000 menschen is geteekend,
hecht ik niet zooveel waarde, maar het bewijst toch, dat daar
aan de Vischmarkt de menschen komen. Als men op de
Beestenmarkt had beproefd een adres door 3000 menschen
geteekend te krijgen, dan zou men er misschien een jaar
noodig hebben gehad, want daar komen haast geen menschen
op de Zaterdagsche markt. Wij moeten dan ook volgens
mijne meening de beslissing niet een jaar uitstellen maar
onmiddellijk een einde maken aan den toestand, die maakt
dat de markt op twee plaatsen wordt gehouden, hetgeen
zoowel voor de ambtenaren van den marktdienst als voor het
publiek, dat inkoopen wil doen, tijdverlies tengevolge heeft.
Er wordt aangevoerd, dat niet alle kramen op de Vischmarkt
een plaats kunnen vinden. Zeker, wij hebben een tijd gehad,
verleden jaar nog, dat kooplieden uit Amsterdam, meestal
werklooze diamantbewerkers, hier Zaterdags kwamen om cou
pons kleedingstoffen en andere zaken te koop aan te bieden,
en daardoor de Vischmaikt te klein was, maar, als dat een
enkelen keer mocht voorkomen, zou ik daarvoor een uitwijk
willen zoeken in de richting van de Koornbeurs, de Burcht-
steeg en de Nieuwstraat Die afstand is veel geringer dan van
de Vischmarkt naar de Beestenmarkt. Ik ben niet protectio
nistisch aangelegd, maar degenen, die het voor de Leidsche
winkeliers gewoon zijn op te nemen, zullen moeten zeggen,
dat zij er niet veel voor voelen om aan kooplieden, die van
elders komen om voor minder geld waren van minder kwali
teit hier aan den man te brengen, daartoe de gelegenheid te
geven; de menschen, zoo zullen ze redeneeren, kunnen wel
in de Leidsche winkels koopen. En van hun standpunt hebben
ze gelijk. De inwonende winkeliers worden benadeeld, en de
gemeente profiteert weinig omdat het marktgeld zoo gering is.
Daarom geloof ik, dat wij, zoowel met het oog op de belangen
van de marktkooplieden als met het oog op de belangen van
de markt, nu moeten ophouden met de proef en de markt
brengen daarheen waar zij voor dezen geweest is, waar zij
bloeide en ook na dezen zal blijven bloeien, dat is de Visch
markt met hare omgeving.
Ik geef dus den Raad in allen ernst in overweging om mijn
voorstel aan te nemen. Wij zullen daarmede ongetwijfeld
handelen in het belang der marktkooplieden en in het belang
van de gemeente.
De heer Mulder. M. d. V. Ik begrijp waarlijk niet, dat
over deze eenvoudige zaak zoo'n beweging op touw gezet
wordt, zelfs door een verstandig man als de heer Sijtsma. Ik
moet zeggen, dat ik er verbaasd over sta. Ik vind de zaak
zoo eenvoudig mogelijk.
Er staat op de Beestenmarkt anderhalve kraam. Welnu.,
laat die anderhalve kraam zich verplaatsen naar de andere
kramen, waar het dan zooveel beter is. Dan kunnen Burge
meester en Wethouders als de proeftijd van een jaar om is
zeggen: daar komen geen kramen meer, er zijn geen lief
hebbers voor dat terreinergo, wij stellen den Raad voor de
Beestenmarkt niet, meer daarvoor beschikbaar te stellen. Dan
is de zaak opgelost. Die menschen zullen hun belang zoeken
en zullen daar gaan staan met hun kramen waar zij meenen,
dat zij het meeste vertier hebben en de meeste clandisie
krijgen. Dan loopt het vanzelf. Ik begrijp dus niet, dat wij
eigenlijk weder met deze zaak zouden moeten gaan sollen.
Laten wij kalm doorgaan en dan zien wij ten slotte het resul
taat vanzelf. Die menschen weten zelf wel wat hun eigen
belang vereischt.
De heer Groeneveld. M. d. V. De Zaterdagsche markt is
eerst verplaatst, omreden van verkeersgevaar, naar de Beesten
markt. Daartegen zijn de Leidsche marktkooplieden opgekomen.
Zij hebben toen voorgesteld, dat de markt zou worden terug
gebracht, naar de Vischmarkt en Botermarkt in dier voege, dat
er slechts één rij kramen zou zijn, terwijl dan verder de Nieuwe
Rijn bij het marktterrein zou getrokken worden.
Zij hebben in dit opzicht precies hun zin gekregen. De
markt is verplaatst naar de Vischmarkt, met één rij kramen,
terwijl aan de markt toegevoegd zijn de Botermarkt en de
Nieuwe Rijn. Dus ik begrijp niet, wat zij nu nog willen.
Alleen bestaat deze aanvulling, dat de Beestenmarkt altijd
nog als reserve beschikbaar is. Dat is alles. Wat kan het den
Leidschen markt! ooplieden schelen, of er op de Beestenmarkt
ook nog eenige kooplieden staan? Zij staan nu op de plaats
waar ze wenschen te staan en ik begrijp dus van hunne
bezwaren niets.
Die reservemarkt moet er mijns inziens blijven, want het moge
in den winter daar slecht gaan, het staat voor mij vast, dat
er weder in den aanstaanden zomer op de Vischmarkt en
omliggende terreinen geen voldoende ruimte beschikbaar zal
zijn om alle marktkooplieden te bergen. Dus wanneer de
Beestenmarkt als marktterrein zou worden opgeheven, dan
zouden er kooplieden moeten weggestuurd worden.
De marktkooplieden hebben mij herhaaldelijk verzekerd,
dat het hun niet te doen is om vreemde concurrentie te weren
en ik moet het aannemen; maar wat dan hunne bedoeling
wel is, weet ik niet. Maar het gevolg zal ongetwijfeld zijn,
wanneer de Beestenmarkt als marktterrein verdwijnt, dat die
kooplieden van buiten de stad in den komenden zomer geweerd
zullen moeten worden en dat wil ik niet in de hand werken.
Immers, men vergete niet dat juist de kooplieden van elders
eigenlijk de echte marktkooplieden zijn. De Leidsche markt
kooplieden zijn niet wat wij verstaan onder echte marktkoop
lieden. Dat zijn Leidsche winkeliers, die des Zaterdags hun
gewone winkels naar de Vischmarkt verplaatsen en daar hun
gewone waren tegen de gewone winkelprijzen aan den man
trachten te bréngen. Ik gun hun dat van harte; ik gun ieder
zijn plaatsje onder 'de zon, maar onder een echten markt
koopman verstaan wij bij voorkeur een jood, die hier of daar
een partijtje goederen opkoopt, daarmede het land rondreist
en ze tegen een zacht prijsje aan den man tracht te brengen.
Zoo iemand is wat men verstaat onder het type van een
marktkoopman. De anderen zijn Leidsche winkeliers. Ik begrijp
niet welke bezwaren de Leidsche marktkooplieden kunnen
hebben, want zij staan waar zij wenschen te staan. Er is nog
een reserve-markt, welke in den aanstaanden zomer noodig
zal zijn. Voor mij staat het nog niet vast, dat in Leiden geen
plaats is voor twee markten. Het kan zijn, dat wij op dén
duur specificeering van de markt krijgen, bijvoorbeeld dat de
Beestenmarkt zich speciaal als stoffen markt zal ontwikkelen.
Laten wij de proef met de marktterreinen eens voortzetten
en afwachten hoe het Leidsche marktwezen zich zal ontwik
kelen; dan kunnen wij later beslissen of de Beestenmarkt als
marktterrein kan verdwijnen, maar ik geloof niet, dat iemand
kan aantoonen, dat dat thans reeds kan gebeuren.
De heer Wilbrink. M.d.V. Mijn medelid in de Markt-
commissie heeft reeds gesproken, maar waar ik een ander
geluid zal doen hooren, wil ook ik een enkel woord spreken,
want de Marktcommissie heeft in een anderen zin geadviseerd
dan in het voorstel van Burgemeester en Wethouders ujtkomt.
Ik was er voor om de Vischmarkt en omgeving voor de
markt als vast aan te wijzen en de Beestenmarkt als zoodanig
op te heffen, maar waar andere leden der commissie meenden,
dat ei' ook op de Beestenmarkt gelegenheid moest zijn tot
het houden van markt, zijn wij tot een soort compromis
gekomen en is er gezegd: de Vischmarkt en omgeving wordt
als vast marktterrein aangewezen, maar er zal ook gelegenheid
gegeven worden opi op de Beestenmarkt kramen op te zetten.
Ik heb mij daarmede vereenigd, maar nu staat in het praead-
vies van Burgemeester en Wethouders, dat de bestaande
toestand nog een jaar zal worden bestendigd. Ik acht dat
niet gewenscht. Ik wil aan de Leidsche kooplieden de zekerheid
geven, dat de Vischmarkt het marktterrein zal blijven. Ik
weet niet of het in het algemeen wel in het belang van de
markt is, dat wij twee marktterreinen hebben, want het is
niet zeker, dat, als wij de markt verdeelen, door die verdee
ling de toestand voor de markt beter zal worden gemaakt.
Als het weer minder gunstig is, dan zullen, als de markt
verdeeld is, noch de menschen op de Vischmarkt noch die
op de Beestenmarkt iets verdienen, maar indien alles op één
plaats is geconcentreerd, zoodat het publiek de geheele markt
kan overzien, zal er wellicht voor de kooplieden, die er met
hun kramen staan, een boterham zijn te verdienen.
De heer Groeneveld stelt het ten onrechte voor alsof de
Leidsche marktkooplieden alleen op de Vischmarkt hun stand
plaats hebben, want daar ter plaatse staan ook verschillende
kooplieden van buiten, zoodat dit vrijwel gelijk met elkander
staat, maar op de Vischmarkt is meer ruimte en aan dien
kant zou voor de kooplieden in stoffen wel plaats te vinden
zijn op de Nieuwstraat.
Ik zal nu mijn stem aan het voorstel van den heer Sijtsma
geven, wat ik niet zou hebben gedaan, indien Burgemeester
en Wethouders in hun praeadvies het advies van de Markt
commissie hadden gevolgd.
De heer van Eck. M. d. V. Het is niet mijne bedoeling
om uitvoerig over deze zaak te discussieerenzij lijkt mij
ook vrij eenvoudig. Ik wensch alleen een korte verklaring af
te leggen namens verschillende partijgenooten van mij, dat
wij zullen stemmen voor het voorstel van den heer Sijtsma
om de volgende reden.
Wij meenen, dat bij het inrichten van een markt op den
voorgrond moet staan dat die markt gezellig en druk is, eri
dan is een eerste vereischte dat zij zooveel mogelijk gecon
centreerd is.
Er wordt gezegd: op het oogenblik wordt van de Beesten
markt betrekkelijk weinig gebruik gemaakt; er zijn daar