school op te richten in het te verbouwen perceel koordeinde
ko. 1. Het perceel is door den Directeur van Gemeentewerken
voor het beoogde doel uitnemend geschikt bevonden, terwijl
de Inspecteur van het L. O. heeft verklaard dat, indien het
gebouw wordt ingericht volgens de eischen van het bouw
besluit, zijnerzijds daartegen geen bezwaren zullen worden
geopperd.
Wij zijn van meening, dat de door het schoolbestuur aan
gegeven oplossing voor de gemeente alleszins aannemelijk
en voordeelig is. De kosten van aankoop, verbouwing en
inrichting van het perceel toch worden in totaal geraamd
op 89000.of 43000.minder, dan die van de stichting
en inrichting van een geheel nieuw gebouw.
Wordt door Uwe Vergadering aan den wensch van het
schoolbestuur voldaan, dan is het mogelijk de school reeds
met ingang van 1 September a.s. te openen, hetgeen zeer
zeker niet het geval zoude zijn, indien een nieuw gebouw
moest worden gesticht. Voor beide partijen, gemeente en
schoolbestuur, schijnt ons de door het bestuur aangegeven
weg, de meest aangewezene, om uit deze impasse te geraken.
Bovendien is daaraan nog het voordeel verbonden, dat met
zekerheid kan worden gezegd op welk tijdstip de nieuwe
school zal worden geopend, zoodat het mogelijk zal zijn bij
de nieuwe organisatie van het openbaar onderwijs daarmede
rekening te houden.
Ten slotte vestigen wij er Uwe aandacht op, dat in ver
band met de grootte der lokalen per klasse ten hoogste 30
leerlingen zullen worden toegelaten. Aangezien in de tegen
woordige organisatie van het openbaar lager onderwijs het
voor de le en 2e klasse scholen geldend maximum per klasse
in de eerste drie leerjaren 30 en in de volgende leerjaren
25 bedraagt, doet zich het geval, bedoeld in art. 75 lid 4
der wet, o. i. niet voor.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Vergade
ring alsnu in overweging:
a. te besluiten medewerking te verleenen aan de Eerste
Leidsche Schoolvereeniging alhier tot oprichting van een
school voor gewoon lager onderwijs, in het daartoe te ver
bouwen perceel koordeinde no. 1 alhier;
b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge-
legden suppletoiren begrootingsstaat, groot 89000.ten
einde ons College in staat te stellen de volgens de voor-
loopige raming benoodigde gelden tezijnertijd ter beschikking
van het schoolbestuur te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
k°. 81. Leiden, 7 Maart 1922.
Tengevolge van het overlijden van den heer G. Mizee, is
een vacature ontstaan in het Burgerlijk Armbestuur.
Ter vervulling van die vacature hebben wij de eer, over
eenkomstig de artt. 7 en 8 van het Reglement voor het
Burgerlijk Armbestuur, dat Bestuur gehoord, hiernevens aan
Uwe Vergadering eene aanbeveling van twee personen te
overleggen
I». J. KARSTEkS,
2°. P. J. GIJSMAk.
Wij verzoeken U thans tot eene benoeming te willen
overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEk ZOOJï.