64
MAANDAG 6 FEBRUARI 1922.
zou ik gaarne een geheime vergadering willen aanvragen, in
dien ik daarin steun mocht krijgen.
De Voorzitter. Bij mij komt het verzoek in van mevrouw
van Itallie—van Embden om de candidaten te mogen bespre
ken, die hebben gedongen naar de betrekking van Adjunct-
Directeur van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit.
Daar hierbij verschillende persoonlijke kwesties kunnen wor
den besproken, lijkt het mij goed te beginnen met de deuren
te sluiten.
De Voorzitter doet vervolgens de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat.
Wordt benoemd met 16 stemmen de heer P. G. F. T. Fehmers;
de heer F. Stokhuyzen verkreeg 10 stemmen, terwijl 1 biljet
in blanco was.
(De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen,
terwijl de heer Wilmer inmiddels in de vergadering was
teruggekeerd).
De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau
bedanken voor de genomen moeite?
II. Praeadvies op het verzoek van C. P. Nieuwenweg om
eervol ontslag als onderwijzer in de lichamelijke oefening bij
het Lager Onderwijs.
(Zie Ing. St. No. 42).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen-
komstighet praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
III. Praeadvies op het verzoek van Regenten van het
Sint Jacobshofje aan de Doezastraat, om vergunning tot ver
grooting van dat hofje door bijtrekking van 6 huisjes in de
Ruime Conscientiestraat.
(Zie Ing. St. No. 38.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig hetpraead vies van Burgemeester en Wethoudersbesloten.
IV. Voorstel tot aanvaarding van de voorwaarden, waar
onder door Gedeputeerde Staten vergunning is verleend tot
den aanleg en de exploitatie van een hoogspanningslijn onder
de gemeente Rijnsaterwoude.
(Zie Ing. St. No. 39.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
V. Voorstel tot handhaving:
a. van de verordening van 18 Juli 1907 (Gem.blad No. 24),
op den handel in- en den verkoop van melk
b. van de verordening van 29 November 1920 (Gem.blad
No. 53), op het gewicht van brood.
(Zie Ing. St. No. 40.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel sub a en b van Burgemeester en
Wethouders besloten.
VI. Voorstel tot intrekking:
a. van de verordening van 14 Februari 1918, regelende den
invoer, het vervoer, de keuring van- en den handel in
visch in de gemeente Leiden (Gem.blad No. 5);
b. van de verordening van den 2en Augustus 1920, regelende
de heffing van een keurloon van visch te Leiden (Gem.blad
No. 39);
c. van de verordening van den 19en April 1900, regelende
de invordering van het keurloon van visch (Gem.blad No.6).
(Zie Ing. St. No. 41).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel sub a, b en c van Burgemeester en
Wethouders besloten.
VII. Voorstel:
a. tot instelling van de betrekking van verpleegster bij den
Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst;
b. c. q. in zake de benoeming van twee verpleegsters als
onder a bedoeld;
c. tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 9.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans. M. d. V. Dit voorstel heeft tot hoofd
strekking om twee school verpleegsters aan te stellen, die aan
de opmerkingen, door de schoolartsen gemaakt, en aan de
maatregelen, door dezen genomen, kracht zullen kunnen
bijzetten bij de verzorging van degenen, die thuis lijdende
zijn. Ik kan mij voorstellen, dat, wanneer de toestand van de
gemeente een zeer bloeiende was, men zou vragen of het niet
zeer gewenscht was een dergelijken weg op te gaan, maar
dit voorstel is weer een bewijs te meer, te midden van de vele,
dat het college van Burgemeester en Wethouders er volstrekt
nog niet van doordrongen is, dat de toestand van de gemeente-
financiën van dien aard is, dat dergelijke voorstellen, die vaste
lasten met zich meebrengen, van zeer bedenkelijken aard zijn.
Het spreekt toch vanzelf, dat de kosten, welke hier worden
gemaakt, zich niet tot dit jaar zullen bepalen en ook niet
degene zulien blijven, welke wij thans aannemen, maar ook
weer om zich heen zullen grijpen.
De heer Knuttel. Het is te hopen.
De heer Eerdmans. Of het te hopen is betwijfel ik, want ik
geloof, dat het goed is om van gemeentewege aan te wakkeren
de persoonlijke verantwoordelijkheid en het besef, dat de ver
zorging van de kinderen door de ouders het normale blijft in
de maatschappij, waarin wij leven. Hoe meer men nu van
gemeentewege die zorg van de ouders afneemt en instellingen
schept, die de ouders in den waan brengen, dat dat niet in de
allereerste plaats hun taak is en daarvoor wel van andere
zijde wordt gezorgd, hoe meer men ontwricht hetgeen altijd de
normale verhouding in onze samenleving zal blijven. Het is
gelukkig, dat het instituut van de schoolartsen in dit opzicht
op het bestaan van ziekten en dingen, die moeten worden
verbeterd, de aandacht vestigt, maar bet gaat toch te ver om
te meenen, dat wij pas in de goede richting zouden komen,
indien door de gemeente ook op zich werd genomen de zorg
in de huizen, namelijk om daar ten uitvoer te brengen wat
door de ouders niet zou worden gedaan. Het is voor mij de
vraag of in menig huisgezin, waar men bij de ouders dat
verantwoordelijkheidsgevoel nog wel vindt, de zorg van die
verpleegsters, welke komen zien of er wel gebeurt wat er
gebeuren moet, wel met dankbaarheid zal worden aanvaard.
In de toekomstmaatschappij, welke anderen zich denken, zal
het wellicht het hoogtepunt zijn, dat dat voor ons geschiedt,
maar in de maatschappij, zooais ik die zie, is het geboden, dat
wij het gevoel van verantwoordelijkheid zooveel mogelijk
levendig houden daar, waar dat ten allen tijde zal moeten
blijven bestaan.
Ik heb mij ook om een andere reden verwonderd over dit
vooi'stel van Burgemeester en Wethouders, want het college
doet alsof er geen vuiltje aan de lucht is ten opzichte van de
gemeentefinanciën. Daaraan raak ik nu wel gewend. Ia ben
overtuigd, dat er heel andere dingen zullen moeten gebeuren,
voordat dit college begrijpt, dat op andere wijze moet worden
gehandeld dan geschiedt in menig voorstel, dat ons thans
bereikt. In October van het vorige jaar hebben wij hier een
voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen om de
subsidie aan Wijkvereenigingen te verhoogen. En in Ingekomen
Stuk nummer 325, dat op 6 October 1921 bij ons is ingediend,
deelen Burgemeester en Wethouders ons mede, dat zij een
aanvulling hadden op die verbooging van de subsidie aan de
vereenigingen voor wijkverpleging, namelijk dat zij daaraan
wenschen te verbinden de voorwaarde dat de vereenigingen
zich belasten met het reinigen van personen, die van gemeente
wege voor dat doel naar haar zouden worden verwezen; en
zij besloten het stuk met de mededeeling: »Wij kunnen
hieraan toevoegen, dat de besturen der Wijkvereenigingen
zich bereid hebben verklaard deze voorwaarden te aanvaarden."
Het komt mij dus voor, dat wij in October 1921 een weg
hebben aangewezen waardoor tegemoet gekomen wordt aan
het bezwaar, dat gerezen is bij den geneeskundigen dienst,
die met veel ijver denkt over hetgeen tot zijn taak zal kunnen
behooren. En eerst wanneer mocht blijkeD, dat de weg, dien
wij toen ingeslagen hebben, onvoldoende is, zou de vraag
'weder aan de orde kunnen komen, of wij daarvoor vaste
beambten moeten benoemen. Dat is tot dusver nog niet
kunnen blijken; de tijd is daarvoor te kort geweest, en
daarom gevoel ik bezwaar om met het praeadvies van Burge
meester en Wethouders mede te gaan. Het is dus niet alleen
om den geldelijken toestand van de gemeente en omdat het
zal leiden tot het wegnemen van het verantwoordelijkheids
gevoel bij de ouders, maar ook omdat de weg, dien wij pas
hebben ingeslagen, nog niet bewezen heeft niet te kunnen
voldoen, als er een leemte rnocht bestaan in de toekomst.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb werkelijk niet gedacht,
toen wij indertijd een directeur van den geneeskundigen
dienst aanstelden, dat dit instituut zoo nuttig zou werken,
want ik vind dit werkelijk een uitstekend voorstel, iets
waaraan reeds lang behoefte bestond, tot de formuleeririg
waarvan een leek waarschijnlijk niet zoo spoedig gekomen
zou zijn. Ik geloof, dat door dit voorstel voorzien wordt in
een van de dingen, die het meest dringend noodig zijn en
dat juist hierdoor alleen het instituut van de schoolartsen,
dat totnogtoe zeer onbevredigend gewerkt heeft, eenigszins
tot zijn recht zal kunnen komen.
Natuurlijk zal het aantal van 2 verpleegsters te gering zijn