MAANDAG 6 FEBRUARI 1922.
83
De heer Pera. M. d. V. Mijn antwoord kan zeer kort zijn.
Burgemeester en Wethouders moeten den Raad aanbe
velen om dit amendement niet aan te nemen. Het geeft een
verzwaring van lasten waarvan de grenzen op dit oogenblik
nog niet zoo gemakkelijk te bepalen zijn, en wij meenen, dat
het niet aangaat dergelijke verantwoordelijkheid voor de
gemeente op zich te nemen.
De heer van Stralen wil alles over één kam scheren. Wij
meenen, dat het toch verkieslijk is om rekening te houden
met den tijd, dien men in gemeentedienst heeft doorgebracht.
Dat zijn natuurlijk twee uiteenloopende beschouwingen, ten
aanzien waarvan het moeilijk zal zijn elkander te overtuigen.
Toch zou ik willen zeggen, dat het duidelijk is, dat zij, die
veel langer in dienst van de gemeente geweest zijn, een zekere
verdienste hebben wegens hetgeen zij in gemeentedienst
gepraesteerd hebben, waarvoor hun een tegemoetkoming
moet verleend worden.
Nog eens, het zijn twee beschouwingen, die tegenover
elkander staan en Burgemeester en Wethouders handhaven
hetgeen zij voorstellen omdat zij dat het meest verkieslijk en
aannemelijk achten.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik zou mijn stem willen geven
aan dat gedeelte van het amendement, waarbij wordt bepaald,
dat als diensttijd in aanmerking komt de diensttijd, die in
aanmerking komt voor pensioen.
De Voorzitter. Het systeem van de ontwerpverordening is,
dat bij de berekening van het wachtgeld alleen in aanmerking
komt diensttijd in de gemeente Leiden. Daarom meen ik, dat
in artikel 4, laatste lid, geschrapt moeten worden de woorden
«krachtens een vaste aanstelling"; dat wil dus zeggen, dat
ook de tijdelijke dienst in deze gemeente, wanneer deze gevolgd
wordt door een vaste aanstelling, zal medetellen, en daarvoor
gevoel ik alle billijkheid. Burgemeester en Wethouders stellen
dus voor in artikel 4, laatste lid te schrappen de woorden
«krachtens een vaste aanstelling", dus alleen zal niet mede
tellen diensttijd in een andere gemeente, bij het Rijk of de
Provincie. Het verschil met wat de heer van Stralen werischt
is ditde heer van Stralen wil ook doen medetellen diensttijd
in een andere gemeente of bij het Rijk enz. doorgebracht, en
Burgemeester en Wethouders willen medetellen tijdelijken en
vasten dienst 'in deze gemeente.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik geloof, dat er toch ook veel
voor te zeggen is om dienst in andere gemeenten doorgebracht
te doen medetellen. Wanneer iemand in een andere gemeente
een betrekking heeft en hij gaat naar Leiden om promotie
te maken, maar na een paar jaar wordt zijn ambt afgeschaft,
dan vind ik het redelijk dat de dienst in de vorige gemeente
ook medetelt. Ik zal dus aan dat gedeelte van het amendement
van den heer van Stralen mijn stem geven.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil den heer Wilmer
zeggen, dat ik het op prijs stel, dat hij een gedeelte van mijn
amendement wil steunen. Ik zou mét sprekende voorbeelden
kunnen aantoonen van hoeveel belang het is om ook den
dienst in andere gemeenten doorgebracht te doen medetellen.
Laat ik als voorbeeld nemen een adjunct-Directeur van Gemeente
werken, die op vrij hoogen leeftijd hier wordt aangesteld, en
dat dan spoedig daarna zijn betrekking wordt opgeheven, dan
zou hij maar voor een zeer korten tijd wachtgeld krijgen.
Daarom is het van belang dat ook de dienst in een andere
gemeente wordt medegeteld. Men heeft hier bij de Licht
fabrieken meermalen menschen aangesteld, die al geruimen
tijd werkzaam geweest waren in andere plaatsen, en in ver
band met hun capaciteiten naar hier waren gehaald, maar
dezen zouden eventueel maar voor korten tijd op wachtgeld
kunnen worden gesteld. Daarom meen ik, dat dit gedeelte
van het amendement moet worden aanvaard.
De heer Pera. M. d. V. Alleen een opmerking over het doen
medetellen van dienstjaren in andere gemeenten. De reden,
waarom Burgemeester en Wethouders meenen, dat dit niet
moet geschieden, is dat aangenomen kan worden, dat de over
gang van die andere gemeente naar Leiden een bevordering
geweest is en voordeel gebracht heeft aan den ambtenaar,
zoodat die overgang op zichzelf reeds als een belooning kan
worden beschouwd, waardoor zij ook een hooger wachtgeld
bekomen.
De Voorzitter. Ik doe den heer van Stralen opmerken, dat
het voorbeeld, hetwelk hij daar even noemde, niet geheel opgaat.
Iemand als hij bedoelt, krijgt bij opheffing van zijn betrek
king pensioen. Dan is hij pensioengerechtigd. Na 10 jaren
dienst heeft iemand recht op pensioen.
De heer van Stralen. Ik zou mijnerzijds willen opmerken,
dat het voorbeeld van den heer Pera niet opgaat.
De heer Pera wil betoogen, dat iemand, die van elders hier
in gemeentedienst is gekomen, een compensatie vindt in de
hoogere wedde waarop hij is aangesteld.
Dat zou alleen betrekking kunnen hebben op het bedrag
van het wachtgeld, maar het slaat niet op deze zaak. De
Wethouder is dus abuis.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het gewijzigd amendement van den heer van Stralen wordt
gesplitst in stemming gebracht.
Het eerste deel van het amendement van den heer van
Stralen, luidende: «De tijd, waarover wachtgeld wordt uit-
uitgekeerd, zal gelijk zijn aan den diensttijd, meteen minimum
van 3 jaren en een maximum van 10 jaren" wordt met 18
tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Wilmer, Mulder,
F. Eikerbout, Wilbrink, Pera, Bots, de Lange, van der Lip,
Oostdam, Kuivenhoven, Sanders, Eerdmans, Splinter, Stijnman,
Huurman, Meijnen en Bisschop.
Vóór stemmende heeren van Eek, Dubbeldeman, van
Stralen, Piekaar, de dames Dubbeldeman—Trago en van Itallie
van Embden, de heeren Sijtsma, A. Eikerbout, Groeneveld en
Knuttel.
Over het tweede gedeelte van het amendement van den heer
van Stralen, luidende: «Onder diensttijd, in het vorig lid
bedoeld, wordt verstaan de diensttijd, die in aanmerking komt
voor pensioen", staken de stemmen, aangezien 14 leden zich
daarvoor en 14 leden zich daartegen verklaren.
Vóór stemmende heeren van Eek, Dubbeldeman, van
Stralen, Piekaar, Heemskerk, Wilmer, de dames Dubbeldeman
Trago en van Itallievan Embden, de heeren F. Eikerbout,
Sijtsma, A. Eikerbout, Groeneveld, Knuttel en Bisschop.
Tegen stemmende heeren Mulder, Wilbrink, Pera, Bots,
de Lange, van der Lip, Oostdam, Kuivenhoven, Sanders,
Eerdmans, Splinter, Stijnman, Huurman en Meijnen.
De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken zal over dit
gedeelte van het amendement van den heer van Stralen in
de volgende vergadering een nieuwe stemming moeten plaats
hebben.
Ik zou nu nog het volgende in overweging willen geven.
Als dit gedeelte van het amendement den volgenden keer
verworpen mocht worden, dan is het afgedaan, maar mocht
het worden aangenomen, dan zou ik het beter vinden dat het
als laatste lid aan artikel 4 werd toegevoegd en het dan als
volgt te doen luiden«Onder diensttijd wordt verstaan de
diensttijd, die in aanmerking komt voor pensioen". Dat is
precies hetzelfde maar dan is het in den goeden vorm. De
heer van Stralen heeft daartegen geen bezwaar?
De heer van Stralen. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dit behoort tot die zaken ten opzichte
waarvan moeilijkheden bestaan om het formeele met het
materieele te doen rijmen. Hetgeen de heer van Stralen wil,
kan, als het wordt aangenomen, niet middenin komen te
zwemmen. De heer van Stralen kan ook niet met een nieuw
amendement komen, want de stemmen hebben gestaakt.
De heer van der Lip. Als de heer van Stralen punt 3 van
zijn amendement dan maar intrekt.
De Voorzitter. Die 3e alinea is al lang ingetrokken.
Dus als het tweede gedeelte van het amendement van den
heer van Stralen wordt aangenomen, dan komt als laatste lid
van artikel 4: «Onder diensttijd wordt verstaan de diensttijd,
die in aanmerking komt voor pensioen."
De verdere behandeling van artikel 4 en van het amendement
van den heer van Stralen wordt aangehouden tot de volgende
vergadering.
De artikelen 5 tot en met 10, dit laatste, zooals het nader
door Burgemeester en Wethouders is gewijzigd, worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De heer van Stralen. Ik zou aan Burgemeester en Wet
houders willen vragen ol zij er bezwaar tegen hebben om
artikel 11 te laten vervallen.
De Voorzitter. Dan stel ik voor de verdere behandeling
van de verordening aan te houden tot de volgende vergadering.
Daartoe wordt besloten.