70
MAANDAG 6 FEBRUARI 1922.
voor den Directeur, de Vereeniging tot instandhouding van
het Leidsch Muziekcorps eenige avonden in de week daarin
blijven blazen? Moeten wij nu kosten gaan maken en de
Waag boven ten deele gaan vertimmeren alleen om die ver
eeniging in staat te stellen daar eenige avonden te repe-
teeren? Ik kan mij niet voorstellen, dat deze vereeniging, aan
welke wij toch een jaarlijksch subsidie van 4000.geven, niet
ergens anders een zaal zou kunnen vinden. Er zijn nog zoovele
andere muziekgezelschappen, Toonkunst en dergelijke, die er
toch ook in slagen repetitielokalen te vinden. Waarom dan
dusdanige faciliteit voor deze vereeniging, wat ons eenige
duizenden guldens zal kosten? Dit bedrag zouden wij kunnen
uitsparen als wij haar zeiden: zoek een ander lokaal voor
uwe repetities.
Ik kan om die redenen mijn stem niet aan het voorstel geven.
De heer Knuttel. Ik lees in de toelichting tot dit voorstel:
»De verbouwing vordert eenige afbraak en inwendige ver
timmering van het Waaggebouw, doch daar geen enkel onder
deel wordt gewijzigd of opgeruimd, dat uit een historisch of
bouwkundig oogpunt belangrijk is, bestaan er tegen de
verbouwing uit dien hoofde geen bezwaren".
Ik wil wel zeggen, dat ik, gezien wat wij hier in het
Raadhuis aanschouwd hebben bij gelegenheid van de ver
bouwing aan het kantoor van den Ontvanger, gezien het
vandalisme, dat daarbij heeft plaats gehad, weinig vertrouwen
kan stallen in een dergelijke verklaring van den Directeur
van Gemeentewerken en dat ik uit dien hoofde bezwaar moet
maken om voor dit voorstel te stemmen. Te meer, omdat ik
van meening ben dat voor de repetities van deze vereeniging
wij hebben hier ter stede zoovele muziekvereenigingen,
die in allerlei lokalen moeten repeteeren best een ander
lokaal te vinden zal zijn.
De heer Bots. Naar aanleiding van wat de heer Knuttel
gezegd heeft kan ik verklaren, dat de Directeur van Gemeente
werken in het bijzonder zijne aandacht er aan gewijd heeft
dat aan het Waaggebouw als zoodanig niets geschonden zal
worden. Het betreft slechts een eenvoudige, kleine verbouwing.
Er is zeer veel moeite gedaan om een ander lokaal te vinden
voor deze vereeniging, dat niet alleen geschikt is voor repeteeren
maar vooral ook voor het bewaren van instrumenten, muziek,
enz. maar wij zijn daarin niet kunnen slagen. Al ruim een
jaar geleden is er omstandig over gesproken; van den kant
van den Marktmeester en van de vereeniging is alle moeite
•gedaan om een andere gelegenheid voor de vereeniging te
vinden, maar zooals nu wordt voorgesteld was verreweg de
beste oplossing. Het verdrijven van het Muziekcorps van de
Waag, zou vrijwel gelijk staan met een vernietiging van het
corps. De menschen zouden niets anders kunnen vinden,
want het valt niet mee om een gelegenheid te vinden, waar
een kast is voor de instrumenten, de trommel enz..
De heer Dubbeldeman. De andere vereenigingen dan!
De heer Bots. Ik geloof niet, dat die de instrumenten en
het archief bezitten, welke dit corps heeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht.
Vóór stemmen: de heeren van Eek, Mulder, F. Eikerbout,
Wilbrink, Pera, Bots, de Lange, van der Lip, Kuivenhoven,
Sanders, Splinter, Stijnman en Groeneveld.
Tegen stemmende heeren Dubbeldeman, van Stralen,
Piekaar, Heemskerk, Wilmer, de dames DubbeldemanTrago
en van Itallie-van Embden, de heeren Oostdam, Eerdmans,
Sijtsma, Huurman, Knuttel en Bisschop.
(De heer A. Eikerbout had de vergadering inmiddels ver
laten.)
De Voorzitter. Aangezien 13 stemmen zijn uitgebracht
voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders en 13 stem
men daartegen, zal in de volgende vergadering daarover
opnieuw worden gestemd.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8a uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des
avonds te 8} uur.
Thans zijn afwezig: de heeren van Hamel, Rotteveel en
Schoneveld.
Punt 13 van de agenda wordt voorloopig aangehouden.
Aan de orde is nu:
XIV. Voorstel:
a. tot wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.blad
n°. 20), op de heffing eener plaatselijke belasting naar
het inkomen te Leiden;
b. tot wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.blad
n°. 20), op de invordering der plaatselijke belasting naar
het inkomen;
c. tot opnieuw vaststelling der aldus gewijzigde verorde
ningen.
(Zie Ing. St. Nis. 34 en 35.)
De Voorzitter. Er doet zich bij deze verordeningen een
eigenaardigheid voor wat betreft den datum van inwerking
treding.
Wanneer men de veroi'deningen opnieuw vaststelt en de
bepaling opneemt: »Deze verordening treedt in werking op
1 Mei 1922", dan raakt men de overgangsbepaling kwijt; en
laat men de overgangsbepaling staan, dan kan er niet tevens
een artikel opgenomen worden, luidende:
»Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1922".
Ik kan deze moeilijkheid thans niet oplossen. Het is intusschen
niet van veel gewicht; het is een formeele zaak.
Ik heb vernomen, dat ook een lid van de Commissie van
Financiën deze moeilijkheid heeft gevoeld.
Burgemeester en Wethouders nemen derhalve sub c van
hun voorstel terug.
Ik stel thans aan de orde:
Voorstel:
a. tot wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.blad
n°. 20), op de heffing eener plaatselijke belasting naar het
inkomen te Leiden.
(Zie Ing. St. Nis. 34 en 35.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel III, luidende:
»De artikelen 5, 0 en 7 worden vervangen door een nieuw
artikel 5, luidende:
1. De grondslag dezer belasting is het zuiver jaarlijksch
inkomen van den belastingplichtige, berekend volgens de
bepalingen van Hoofdstuk II der Wet op de Inkomsten
belasting 1914.
2. Ter berekening van de belasting wordt het tot op een
veelvoud van 50.naar beneden afgerond en daarna ver
minderd met:
a. 500.— indien de belastingplichtige ongehuwd is;
b. f 700.— indien de belastingplichtige gehuwd is;
c. bovendien met 100.voor ieder eigen of aangehuwd
kind van den belastingplichtige:
1°. dat den leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt
en dat niet zelf in deze belasting wordt aangeslagen
2°. van 16 jaar of ouder, doch beneden den leeftijd
van 21 jaar, dat wegens voortdurende lichaams- of
zielsgebreken niet in eigen onderhoud kan voorzien,
en dat geheel of gedeeltelijk ten laste van den
belastingplichtige is.
3. Het na deze vermindering overblijvend bedrag heet
belastbaar inkomen.
4. Voor de toepassing van dit artikel worden weduwnaars
en weduwen en zij, ten aanzien van wie een vonnis tot echt
scheiding is uitgesproken, met gehuwden gelijk gesteld, indien
zij een eigen huishouding voeren, hetgeen naar omstandigheden
wordt beoordeeld, of kinderen beneden 16 jaar ten hunnen
laste hebbenouderlooze kinderen, bij bloed- of aanverwanten
inwonend, en kinderen, anders dan tegen vergoeding, levend
in een gezin, waarvan de kostwinner niet is een der ouders,
worden met eigen kinderen gelijk gesteld",
waarop door den heer van Eek is voorgesteld een amendement
om in 2 sub a 500.te veranderen in 700.en in 2
sub b f 700.te veranderen in ƒ900.
Het amendement van den heer van Eek wordt voldoende
ondersteund en maakt «mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van Eck. M. d. V. Dit voorstel is eenigszins van
denzelfden aard als het voorstel, dat ik gedaan heb in het
begin der vergadering. Ik heb toen een opmerking, die de
heer Sijtsma naar aanleiding daarvan heeft gemaakt, niet
gehoord, maar ik heb die in de courant gelezen, en aangezien
de voorstellen van denzelfden aard zijn wil ik er nu even op
antwoorden. Dit voorstel houdt allerminst in de belichaming
van de denkbeelden van de sociaal-democraten op het gebied
van de gemeentelijke belastingpolitiek. Ik sta op het standpunt,
dat de gemeentebelasting, die moet dienen om de gemeentelijke