H. H. de Wolff,
Gemeente-apotheker.
7
als Directeur der Stedelijke Werkinrichting wordt uitge
reikt, ingaande 1 Mei 1908.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
alsnog te besluiten:
a. mejuffrouw H. H. de Wolff, met ingang van 15 Juni
1911, te benoemen tot gemeente-apotheker in vasten dienst
b. den beer P. W. Hasselbach, met ingang van 1 Mei
1908, te benoemen tot Directeur der Stedelijke Werkin
richting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 29 December 1921.
Ondergeteekende, H. H. de Wolff, beeft Edelachtbare Hee-
ren, de eer U beleefd te verzoeken, haar een vaste aanstelling
als gemeente-apotheker te willen verleenen met terugwerkende
kracht tot 15 Juni 1911.
Hopende, dat aan haar verzoek zal worden voldaan, heeft
zij met de meeste hoogachting de eer te zijn Edelachtbare
Heeren,
Uwe Dw. desse
Aan Edelachtbare Heeren, Voorzitter en Leden
van den Gemeenteraad te Leiden.
Is0. 21. Leiden, 12 Januari 1922.
Bij Uw besluit van 21 Maart 1921 (Ingek. Stukken hl0. 89)
werden aan de woningbouwvereeniging „Eensgezindheid" voor
den tijd van één jaar, ingaande 1 April 1921, tegen een huurprijs
van 300.per H.A. verhuurd de perceelen teelland achter
den Zijlsingel, Sectie K nis 707, 3433 en 722, groot 7767 M2,
zoodat deze huur den 31en Maart a.s. eindigt.
Noch bij de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf,
noch bij ons College bestaat er bezwaar tegen, dat, ingevolge
den door de vereeniging te kennen gegeven wensch, de
huurovereenkomst voor den tijd van één jaar tegen den
zelfden huurprijs en onder de bestaande voorwaarden wordt
verlengd. i
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
perceelen teelland achter den Zijlsingel, Sectie K nis 707,
3433 en 722, groot 7767 M2 weder voor den tijd van één
jaar, ingaande 1 April 1922, te verhuren aan de Woning
bouwvereeniging „Eensgezindheid", alhier, tegen een huur
prijs van 300.per H.A. en verder onder de bestaande
en bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 22. Leiden, 12 Januari 1922.
Op 30 April a. s. eindigt de pacht van het recht van tol
heffing van schepen, voertuigen en voetgangers aan de Lei-
derdorpsche brug te Leiderdorp, waaraan verbonden is de
huur van het koffiehuis met woning, stalling, wagenschuur
en verder getimmerte, gelegen in de Kerkbuurt aan het
Schouwpad bij genoemde brug, laatstelijk krachtens raads
besluit van 26 April 1917 (Ingek. Stukken No. 90) voor
den tijd van vijf jaren verhuurd aan P. J. Eamaker, voor
de som van f 1850.per jaar.
Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat
het aanbeveling verdient de pacht, overeenkomstig den door
den pachter te kennen gegeven wensch, wederom voor den
tijd van vijf jaren tegen denzelfden pachtprijs te verlengen.
De voorwaarden kunnen eveneens gelijk zijn aan de be
staande, behoudens enkele wijzigingen van ondergeschikt
belang, waarmede de pachter heeft verklaard accoord te
gaan. In de eerste plaats komt het ons gewenscht voor,
dat een bepaling worde opgenomen volgens welke bij even-
tueele tussclientijdsche opheffing van den tol de pachtover
eenkomst eindigt met den dag van die opheffing, zonder
dat de gemeente tot eenige schadevergoeding verplicht zal
zijn. De categorie van personen, welke van de betaling van
tolrecht zijn vrijgesteld, ware voorts uit te breiden met het
technisch personeel van de Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit, terwijl ten slotte dient te worden bepaald,
dat de pachter geen recht op vermindering van pachtsom
of op schadevergoeding zal hebben, indien ten gevolge van
aan de brug aan te brengen herstellingen of veranderingen
of ten gevolge van eenigen anderen maatregel, in de be-
diening van de brug als anderszins, wijziging noodzakelijk
mocht zijn.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het
recht van tolheffing van schepen, voertuigen en voetgangers
aan de Leiderdorpsche brug, overeenkomstig het bij Kon.
Besluit van 17 Mei 1855 No. 51 goedgekeurd tarief, alsmede
het koffiehuis met woning, stalling, wagenschuur en verder
getimmerte gelegen in de Kerkbuurt aan het Schouwpad bij
bovengenoemde brug, onder de gemeente Leiderdorp, met
ingang van 1 Mei a. s. wederom voor den tijd van 5 jaren
te verpachten aan P. J. Eamaker aldaar, voor eene jaar-
lijksche pachtsom van 1850.en overigens onder de be
staande, doch in bovenbedoelden geest aangevulde voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 23. Leiden, 12 Januari 1922.
Eveneens eindigt op 30 April a.s. de pacht van het recht
tot heffing van den weg- en watertol tegenover den Bijns-
burgschen Vliet, bij het z.g. „Leidsche hek", welk recht
laatstelijk ingevolge Uw besluit van 29 Maart 1917 (Ingek.
Stukken No. 68) voor den tijd van vijf jaren werd verpacht
aan de Wed. G. J. Ciggaar, geboren van Egmond, voor de
som van 950.per jaar.
De pachtster heeft den wensch te kennen gegeven, dat de
overeenkomst wederom voor den tijd van vijf jaren wordt
verlengd en is, blijkens haar in de Leeskamer ter visie liggend
schrijven, bereid den huurprijs met 200.te verhoogen,
waardoor deze dus wordt gebracht op 1150.per jaar.
De voorwaarden der verpachting kunnen gelijkluidend aan
de bestaande zijn, behoudens deze aanvulling, dat ook hier
de categorie van personen, welke van de betaling van het
recht is vrijgesteld, wordt uitgebreid met het technisch per
soneel van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit.
Met het oog op de omstandigheid, dat het vijfjarig tijdvak
der laatstelijk bij Koninklijk besluit van 16 April 1917, no.
47, verleende concessie mede op 30 April a. s. afloopt, dient
de verpachting voorts te geschieden onder het voorbehoud,
dat de concessie weder wordt verlengd.
Aangezien ons. met de Commissie van Fabricage, de ge
boden pachtprijs voldoende voorkomt en overigens tegen de
bestendiging der pacht geen bezwaren bestaan, geven wij
Uwe Vergadering in overweging het recht tot heffing van
den weg- en watertol tegenover den Bijnsburgschen Vliet
bij het „Leidsche hek", waaronder begrepen is de huur der
huizing, staande op het trekpad aan dien vliet, alsmede
de huur van den tuingrond, gelegen bij- en van het perceel
grond, gelegen achter de woning, onder gemeld voorbehoud
wederom voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1922, te
verpachten aan de Wed. G. J. Ciggaar, geboren van Egmond,
voor eene jaarlijksche pachtsom van 1150.en overigens
onder de bestaande, doch in bovenbedoelden geest aange
vulde, voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 24. Leiden, 12 Januari 1922.
In Uwe Vergadering van 7 Februari 1921 werd overeen
komstig ons voorstel (zie Ingek. Stukken no. 12 van 1921)
in beginsel besloten tot invoering eener belasting van bouw
terreinen, gelegen binnen de grens der gemeente, gelijk die
was vóór 1 Januari 1920, indien daartegen bij Gedeputeerde
Staten geen bezwaar bestond.
Gedeputeerde Staten maakten geen bezwaar; ons College
is echter bij nadere overweging van deze aangelegenheid
gebleken, dat de bouwgronden gelegen binnen de oude ge
meentegrens een belasting object vormen van te weinig
beteekenis, om daarvoor deze nieuwe belasting, waarvan de
beschrijvingskosten niet gering zullen zijn, in te voeren, ter
wijl het bij nader inzien naar ons oordeel ook minder ge
wenscht is, dat voor hetzelfde object in het eene gedeelte der
gemeente wél, in het andere gedeelte der gemeente geen
belasting verschuldigd zou zijn.
Al deze overwegingen nopen ons U mede te deelen, dat
wij met nadere voorstellen in zake deze belasting zullen
wachten, totdat het nieuwe uitbreidingsplan tot het ont
werpen waarvan aan den Directeur van Gemeentewerken
opdracht is verstrekt zal zijn tot stand gekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.