3 en 2 lokalen elk voor 24 leerlingen, derhalve in totaal voor 304 leerlingen, zal de school na de verbouwing tellen 4 lokalen elk voor 30, 6 lokalen elk voor 36, 1 lokaal voor 40 en 1 reservelokaal voor 24 leerlingen, zoodat de school dan ruimte zal bieden voor 400 leerlingen. De kosten welke met een en ander gemoeid zijn worden geraamd op 100.000. Aangezien het bestuur de wettelijke voorschriften in acht heeft genomen en bovendien uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat de verbouwing op de eenvoudigste, doel matigste en minst kostbare wijze zal worden uitgevoerd en dat zij aan het doel zal beantwoorden, geven wij u in overweging a. te besluiten medewerking te verleenen aan de Veree- niging tot oprichting en instandhouding van scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs op gereformeerden grondslag, gevestigd te Leiden, tot de uitbreiding van haar schoolgebouw aan de Hooglandsche Kerkgracht en veran dering van de inrichting van dat gebouw; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge- legden suppletoiren begrootingsstaat groot 100.000.ten einde ons College in staat te stellen de voor de uitbreiding van het schoolgebouw en verandering van de inrichting van dat gebouw benoodigde gelden te zijner tijd ter beschik king van het schoolbestuur te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. A°. 8. Leiden, 5 Januari 1922. Het bestuur der afdeeling Leiden en omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, alsmede een aantal kaasproducenten uit de omgeving van Leiden, hebben zich blijkens hunne hierachter afgedrukte adressen tot Uwen Baad gewend met het verzoek de bestaande weeggelegenheid aan de Waag uit te breiden. De grief van adressanten is, dat zij naar hun zin te lang moeten wachten bij het wegen van kaas en dat het hun dientengevolge dikwijls niet mogelijk is denzelfden dag de veemarkt te bezoeken, om ook daar nog zaken te doen. Wij hebben nagegaan, of er inderdaad aanleiding bestaat, het aantal schalen in de Waag met één te vermeerderen, doch zijn met de Commissie voor het Marktwezen, wier advies wij in deze hebben ingewonnen, van meening, dat dit vooralsnog niet noodig is. Bij de drukste kaasmarkten toch is het wegen, dat dan met drie schalen geschiedt, in ten hoogste twee a drie uren afgeloopen en, duurt het al eens langer, dan vindt zulks niet zelden zijn oorzaak in den tragen handel aan de kaasmarkt. Trouwens, uit de omstan digheid, dat de bezoekers van die markt zoo vlug mogelijk op de veemarkt willen zijn, om ook daar nog zaken te kunnen doen, mag niet de gevolgtrekking worden gemaakt, dat het wegen op zich zelf te langzaam gaat, of dat er te weinig weeggelegenheid bestaat. Uitbreiding van het aantal schalen zou eerst dan noodig zijn, wanneer het aantal ter weging aangeboden kazen belangrijk zou zijn toegenomen. Dit is echter geenszins het geval, want, zooals uit het bij de stukken gevoegde staatje kan blijken, is de aanvoer van kaas in 1921 geringer geweest, dan bijv. in de jaren 1912, 1913, 1915 en 1916, en ongeveer gelijk aan, of althans niet aanzienlijk grooter dan den aanvoer in de jaren 1910,1914, 1917 en 1920. Aan het verzoek van adressanten zou wellicht eenigszins tegemoet gekomen kunnen worden, door den aanvang van de kaasmarkt een uur te vervroegen, doch juist op verzoek èn van de boeren èn van de kooplieden is bij Uw besluit van 7 Juni 1920 (Ingek. Stukken No. 180) besloten den aanvang te verlaten en de markt het geheele jaar door om 8 uur te doen beginnen, in plaats van om 7 uur, gelijk voordien van 1 Mei tot 1 October het geval was. Uit de adressen blijkt bovendien, dat dan ook niet zoozeer ver vroeging van het aanvangsuur, als wel vermeerdering van het aantal schalen gewenscht wordt, iets, waartoe zooals gezegd, geen voldoende aanleiding bestaat. Op grond van het bovenstaande geven wij U, overeen komstig het gevoelen van de Commissie voor het Marktwezen, in overweging afwijzend op de adressen te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiderdorp, 22 October 1921. Edelachtbare Heeren. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, onderge- teekenden, vertegenwoordigende het Bestuur der afdeeling Leiden e. o. van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, dat des Vrijdags tijdens de wekelijksche kaasmarkt te Leiden, vooral op de Breestraat een groote opstopping plaats heeft van wagens met partijen kaas, die aan de Stadswaag moeten gewogen worden, dat het hun gebleken is, dat deze opstopping onvermijde lijk is, doordien met het aantal op heden in gebruik zijnde schalen onmogelijk vlugger kan gewogen worden, dat bovenomschreven toestand tot gevolg heèft, dat een groot deel der betrokken veehouders eerst veel 'te laat op de veemarkt kan komen, waardoor zij schade en ongemak in hun bedrijf ondervinden, redenen waarom ondergeteekenden eerbiedig de vrijheid nemen UEA. beleefd te verzoeken te willen bevorderen, dat, hetzij aan de Stadswaag, hetzij op een geschikte plaats elders in de stad, met nog minstens één schaal meer kan worden gewogen. 'tWelk doende enz. C. Bakker, voorzitter,; H. van Oosterhout, secretaris. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden, alle kaasproducenten uit de omgeving van Leiden, die gewoon zijn hunne producten aldaar aan de markt te brengen en te doen wegen Overwegende, dat aan de stads- of gemeente-waag te weinig gelegenheid bestaat om met den vereischten spoed bediend te kunnen worden, zelfs wel in die mate, dat menigeen uren moet wachten eer zijn partij kaas kan worden gewogen, Mede overwegende, dat door dit oponthoud voor hen de gelegenheid niet meer bestaat de Veemarkt tijdig te bezoeken en aldaar met vrucht zaken te doen, Verzoeken met verschuldigden eerbied het daarheen te willen leiden, dat er maatregelen worden getroffen, om aan dit euvel afdoend een einde te maken. Hetwelk doende te Leiden den achtsten September, 1900 een en twintig: J. van Leeuwen. Volgen de namen van nog 211 adressanten. N°. 9. Leiden, 5 Januari 1922. Bij zijn in de Leeskamer liggend schrijven van 29 Juni jl. diende de Directeur van den Gemeentelijken Geneeskun digen- Dienst een voorstel in tot aanstelling van twee ver pleegsters bij dien dienst, welke verpleegsters hoofdzakelijk, doch niet uitsluitend zullen moeten worden belast met de werkzaamheden van 'schoolverpleegster. In de toelichting, die het voorstel vergezelt, deelt de Directeur mede dat een door hem ingesteld onderzoek naar de werking van het geneeskundig schooltoezicht, heeft aan getoond, dat aan het instituut „Schoolartsen" op enkele pun ten gebreken kleven. Zoo is er weinig contact tusschen de schoolartsen, de Hoofden van scholen en den Geneeskundigen Dienst, geen onderling verband of overleg tusschen de schoolartsen zelf en ten slotte ontbreekt een schakel tusschen het schooltoe zicht en de ouders der leerlingen. Dé beide eerstgenoemde gebreken kunnen echter op ge-' makkelijke wijze worden verholpen. De Directeur van den Geneeskundigen Dienst heeft reeds maatregelen genomen ter verkrijging van meerder contact tusschen zijn dienst en de schoolartsen en eveneens tusschen de schoolartsen onderling. Onzerzijds zal aan de Hoofden van scholen en aan de schoolartsen worden opgedragen nauwkeurige opgaven te verstrekken van al hetgeen voor den Geneeskundigen Dienst van belang is. Maar daarmede wordt nog niet bereikt wat van het aller grootste belang is, n.l. het contact tusschen school en huis. Immers, bij gebreke van dit contact, kan het geheele school toezicht nutteloos zijn. Want het geneeskundig schooltoezicht is er niet alleen om de school te zuiveren van elementen, die gevaarlijk of schadelijk kunnen zijn voor andere leerlingenzijn doel moet tevens zijn die elementen zelf te zuiveren van wat schadelijk of gevaarlijk is. Zoodra dus een kind van de school wordt weggezonden, moet het ook geneeskundig behandeld worden, opdat het worde behoed voor onnoodig langdurig school verzuim, met al de nadeelige gevolgen, die daaruit voort vloeien. Zonder deze behandeling heeft het schooltoezicht weinig nut. Gaat men nu na, hoe de gang van zaken thans in de practijk is, dan bemerkt men dat het Hoofd der school, op advies van den schoolarts, aan de ouders kennis geeft, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 33