30
MAANDAG 2 JANUARI 1922.
Er blijkt niets van. Overigens, is de Schoolcommissie nu wel
het eerst-aangewezen lichaam om deze zaak te beoordeelen?
Heeft zij de zaak behoorlijk onderzocht? Is het hier ook niet
gegaan zooals het in den Haag gegaan is? Daar hebben van
een aantal schoolhoofden 01 zich bepaald gunstig over de
schoolbioscoop uitgelaten en drie schoolhoofden hebben er
zich bepaald ongunstig over uitgelaten: maar gebleken is dat
van die drie er twee waren, die nog nooit in een school
bioscoop waren geweest. Kan het zoo ook niet zoo zijn met
de Schoolcommissie hier? Zijn de leden dier commissie wel
eens in de schoolbioscoop geweest? Ik weet het niet, maar
het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat er zelfs leden van de
Schoolcommissie zijn, die de schoolbioscoop nog nooit bezocht,
hebben. Dat is zeer wel mogelijk. Maar al hebben zij eens
een keer de schoolbioscoop bezocht, welke kennis hebben zij
daar dan opgedaan omtrent de bioscoop als leermiddel Zeker
slechts een oppervlakkige kennis.
Waarom zijn hier de onderwijzers niet geraadpleegd? De
onderwijzers toch, die de lessen naar aanleiding van de school
bioscoop geven en die ook ervaren, welke uitwerking de
bioscoop heeft op de leerlingen, kunnen toch zeker met meer
kennis van zaken over de schoolbioscoop oordeelen dan de
Schoolcommissie.
Niet dat ik de Schoolcommissie zou willen uitschakelenik
geef toe, dat die commissie niet voorbijgegaan mag worden
dat haar advies gevraagd moet worden; maar het lijkt mij,
dat in dit geval het advies van de schoolvergaderingen veel
gewichtiger en belangrijker zou zijn.
Waarom zijn de schoolvergaderingen niet geraadpleegd?
Waarom zijn de onderwijzersorganisaties niet gehoord? Een
vorige maal heeft de Wethouder van Onderwijs gezegd, dat
hij zich voornam om, wanneer hij dat noodig oordeelde, ook
de onderwijzersorganisaties te raadplegen in gewichtige gevallen.
Dit is zeker een gewichtig geval.
Natuurlijk kan de Wethouder zich altijd dekken, omdat
hij gesproken heeft van»zoo noodig". Maar wanneer het
ergens noodig was, dan was het hier.
Men zal begrijpen, dat ik de zaak niet grondig heb kunnen
bestudeeren; ik heb slechts drie dagen tijd daarvoor gehad.
De Wethouder heeft er maanden voor gehadde School
commissie heeft die zaak waarschijnlijk ook al lang in studie.
Het gaat niet op, dat op dergelijke wijze den Raadsleden
het mes op de keel gezet wordt en dat zij gedwongen worden
een zaak te behandelen, terwijl zij niet voldoende tijd gehad
hebben om haar te bestudeeren.
Ik zou willen medegaan met het advies van den leider van
de bioscoop om het nog eens een jaar aan te zien.
In den Haag heeft men de schoolbioscoop ook 2 jaren op
proef laten draaienen toen die tijd om was heeft de Haagsche
Raad, waar toch menschen van allerlei richtingen zitten, een
stemmig besloten het instituut definitief te maken.
Zijn de Haagsche kinderen andere kinderen dan de Leidsche
kinderen? Zijn de Haagsche autoriteiten anders dan de Leidsche?
Ik geloot het niet, en de omstandigheden voor de Haagsche
schoolkinderen zijn precies gelijk aan die voor de Leidsche.
Als de schoolbioscoop voor den Haag nuttig kan zijn, kan zij
dat voor Leiden ook wezen. Er is niets tegen, dat de zaak
nog eens een jaar wordt voortgezet
De Voorzitter. Gij kunt thans naar mijne meening gerust
eindigen. Het blijkt nu, dat.over dit onderwerp misschien
veel sprekers zullen komen, zoodat het mij als Voorzitter lijkt,
dat het te laat zou worden, indien wij het geheel afhandelden.
De heer Groeneveld. Ik heb tot drie uur den tijd.
De heer Mulder. Wees nu blij
De Voorzitter. Ik stel voor dit voorstel verder in de
volgende vergadering te behandelen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
XIX. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienstjaren 1918/19, 1919/20 en 1920/21.
(Zie Ingek. St. No. 419.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt
op diverse bezwaarschriften, belastingjaren 1918/19, 1919/20
en 1920/21 overeenkomstig het advies van de met het onder
zoek daarvan belaste Commissie.
De Voorzitter. Heelt een van de leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden te brengen?
De heer van Eck M. d. V. Ik zou willen vragen of er geen
mogelijkheid bestaat om bij het Burgerlijk Armbestuur een
wachtlokaal in te richten voor degenen, die bij slecht
weer eenigen tijd tevoren aanwezig zijn. Vele ouden van
dagen zijn er bij en daarom heeft men mij verzocht dit te
vragen. Wordt dit verzoek ingewilligd, dan zullen die oude
menschen althans niet meer bij slecht weer buiten behoeven
te vertoeven.
De heer Bots. M. d. V. Het is de schuld van de menschen
zeiven. Het kantoor gaat te 10 uur open en dan worden de
menschen in het voorlokaal toegelaten.
De heer van Stralen. M. d. V. De zaak staat zoo, dat de
genen, die in het voorlokaal kunnen staan, worden toegelaten,
maar dat er dan nog een groote file van menschen buiten
staat, die er niet in kunnen.
De heer Bots. M. d. V. De menschen hebben veelal de ge
woonte om geruimen tijd, voordat het kantoor open gaat, te
komen. Was de toeloop wat meer verdeeld, dan zou het be
zwaar van dat wachten worden vermeden. Als zij wat later
kwamen, waren zij vrij spoedig geholpen. Evenwel zullen wij
de zaak overwegen en trachten aan het bezwaar tegemoet te
komen.
De Voorzitter. De heer Bots zal de zaak onderzoeken.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.