MAANDAG 2 JANUARI 1922.
20
behoeve van de leerlingen der openbare en bijzondere scholen
niet voort te zetten.
(Zie Ing. St. No. 431.)
Hierbij komt tevens in behandeling het verzoek van de
afdeeling Leiden van den Bond van Nèderlandsche Onder
wijzers.
De Voorzitter. Ik heb een voorstel ontvangen van den
heer Groeneveld om dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De beraadslaging over het voorstel van den heer Groeneveld
wordt geopend.
De heer Groeneveld. Ik meen in de eerste plaats, dat het
reeds te laat is om aan de behandeling van dit agendanummer
te beginnen.
Afgescheiden daarvan echter wil ik zeggen, dat dit voorstel
te laat bij de Raadsleden is ingekomen dan dat het behoorlijk
door hen is kunnen worden overwogen.
Bij de behandeling van de begrooting heb ik er reeds op
gewezen, dat het wenschelijk is dat belangrijke voorstellen
een behoorlijken tijd vooraf ter kennis van de Raadsleden
gebracht -worden opdat zij in de gelegenheid zijn zetebestu-
deeren. Dit is zeer zeker een belangrijk voorstel en het gaat
niet op, dat de Raadsleden slechts 3 of 4 dagen krijgen om
dergelijk voorstel te bestudeeren.
De heer Wilmer. Ik ben er ook voor, dat de behandeling
van dit voorstel aangehouden wordt, maar ik spreek de
verwachting uit, dat, 'wanneer tot uitstel besloten wordt, in
de volgende vergadering weder geen voorstel gedaan zal wor
den om de zaak weder uit te stellen om te vernemen hoe
de Bond van Onderwijzers over deze zaak denkt. Er is namelijk
een adres ingekomen van dien Bond, waarin verzocht wordt
om eerst de schoolvergaderingen over het voorstel van Burge
meester en Wethouders te hooren. De schoolvergaderingen
zullen zich in de volgende 14 dagen daarover kunnen uitspreken.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik kan dergelijke belofte
natuurlijk niet aan den heer Wilmer doen.
Ik wensch het voorstel heden niet. behandeld te zien en ik
doe nu alleen het voorstel de behandeling ervan aan te houden.
Wanneer het over het voorstel zelf ging zou ik er meer van
moeten zeggen.
De Voorzitter. Ik wil het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, als het kan, liever heden behandeld zien, maar
ik zal het voorstel van den heer Groeneveld in stemming
brengen.
Het voorstel van den h'eer Groeneveld wordt in stemming
gebracht en met 16 tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Meijnen, Eerdmans,
Pera, Bots, de Lange, Bisschop, Kuivenhoven, Oostdam, Wil
mer, Stijnman, Huurman, Schoneveld, Heemskerk, Mulder en
Wilbrink.
Vóór stemmen: de dames DubbeldemanTrago, en van
Itallievan Embden, de heeren van der Lip, Sijtsma, A.
Eikerbout, Groeneveld, van Eek, Dubbeldeman, Piekaar en
van Stralen.
De Voorzitter. Verlangt de heer Groeneveld het woord
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders?
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik moet toch bezwaar maken
De Voorzitter. De Raad heeft zoo pas met 16 tegen 10
stemmen besloten het voorstel nu te behandelen.
Het is toch wel gewenscht, dat het voorstel heden afgedaan
wordt; het betreft een zaak, die Burgemeester en Wethouders
voorstellen met ultimo December jongstleden te doen eindigen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Hoe laat moet het dan
wel niet worden? Het betreft hier een zeer belangrijk voorstel;
dat weet u zelf ook wel.
De heer Heemskerk. De stemming heeft uitgemaakt, dat
het voorstel heden behandeld moet worden.
De heer Dubbeldeman. Dat is plagerij. Als ik in de plaats
van den heer Groeneveld was, dan zaten de heeren hier om
één uur nog.
Wij zijn er voor om op een redelijken tijd naar huis te
gaan. Wij hebben morgen ook onze bezigheden en wij moeten
dan weder bijtijds beginnen. Ik begrijp niet, hoe die andere
heeren, die toch ook morgen hunne bezigheden hebben, zich
verzetten tegen uitstel van behandeling van dit punt.
De heer Groeneveld. Dan stel ik voor de vergadering een
voudig te sluiten en naar huis te gaan. Het is meer dan tijd.
De heer Huurman. Dat is toch in flagranten strijd met de
beslissing, die zooeven door den Raad genomen is.
Besloten is om dit punt te behandelen. Hoe kan men nu
gaan voorstellen om de vergadering te sluiten? Men zou dan
het zooeven genomen besluit moeten herroepen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Er is een voorstel om de
behandeling van dit voorstel aan te houden, teneinde de
menschen in de gelegenheid te stellen de zaak nader te bekijken.
Wordt dat voorstel aangenomen, dan gaan wij naar huis.
De Voorzitter. Verlangt iemand over dit voorstel het woord?
De heer Groeneveld. Mag ik niet het voorstel doen om
thans naar huis te gaan, afgescheiden van het zooeven genomen
besluit? Wij krijgen de rondvraag ook nog.
De Voorzitter. Ik vraag of iemand over dit voorstel het
woord verlangt.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik moet in de eerste plaats
protesteeren tegen de houding van den Raad. Het is 11 uur
en als regel gaan wij op dit uur naar huis. Afgescheiden van
de vraag of dit voorstel al dan niet op dit oogenblik kan
worden behandeld in verband met de omstandigheid, dat de
leden slechts enkele dagen hebben gehad om de stukken te
bestudeeren, is het nu tijd om naar huis te gaan. Het is van
den Raad niet anders dan dwarsdrijverij om, terwijl anders
om dezen tijd de vergadering altijd gesloten wordt, nu van
die goede gewoonte af te wijken en te besluiten, dit voorstel,
waarvan de behandeling langen tijd zal eischen, alsnog af
te doen.
De Voorzitter. Ik geef u in overweging vast te beginnen.
De heer Groeneveld. Als het er op aankomt, heb ik tot
morgenochtend den tijd. Ik houd vol, dat het dwarsdrijverij is.
De Voorzitter. De Raad heeft nu eenmaal besloten het
voorstel alsnog te behandelen.
De heer Groeneveld. Ik ben dan genoodzaakt over dit
voorstel te spreken, maar laat ik er bijvoegen, dat ik absoluut
niet in staat ben om dat te doen, omdat ik geen gelegenheid
heb gehad mij behoorlijk voor te bereiden.
Het vraagstuk van de schoolbioscoop is een belangrijk
vraagstuk, waarover reeds veel is geschreven en gewreven.
Het is ook niet zoo eenvoudig. Toen ik de stukken
Woensdagavond kreeg, heb ik mij gehaast om te trachten
inlichtingen in te winnen in een andere plaats. Ik heb het
geluk gehad hedenmiddag antwoord te krijgen op mijn
schrijven het is vrij vlug gegaan maar ik heb nog
niet den tijd gehad om hetgeen ik er over heb ontvangen
eenigszins te bestudeeren. Toen ik bij de begrooting dezelfde
opmerking heb gemaakt, hebt gij, Mijnheer de Voorzitter, mij
toegegeven, dat, als men in een andere plaats inlichtingen
moest inwinnen, de tijd tusschen de ontvangst der stukken
en de Raadsvergadering te kort Was.
Het is moeilijk dit voorstel hier te behandelen, te meer
waar wij van de Schoolcommissie een nietszeggend rapport
hebben gekregen, want het staat wel vol beweringen, maar
het is leeg aan argumenten. Er wordt in gezegd, dat aan de
Schoolcommissie van enthousiasme voor het instituut niets is
gebleken. Wat is dat voor een bewering en waarop steunt
die? Als ik volsta met de bewering, dat wel van enthousiasme
is gebleken, dan is mijn ja even goed als het neen van de
Schoolcommissie. Het is eenvoudig een preek, die wij van de
commissie krijgen, maar argumenten komen in het rapport
niet voor. »De verkregen indrukken zijn te vluchtig." Wanneer
ik beweer, dat de vertoonirigen in de schoolbioscoop wel indruk
maken op de leerlingen, dan is dat even goed een bewering,
welke evenveel waarde heeft als die van de Schoolcommissie,
Als de Schoolcommississie niet tracht bewijzen bij te brengen,
dan is het een praatje zonder meer.
In de derde plaats worden allerlei gebreken van de school
bioscoop aangevoerd, welke door mij goeddeels worden
onderschreven, maar wat beteekent dat? Zijn die gebreken
niet te verhelpen? Kan dan geen verbetering aangebracht
worden? Is door de Schoolcommissie een enkele poging aan
gewend om verbetering aan te brengen in de schoolbioscoop?