24
MAANDAG 2 JANUARI 1922.
bestuur trekt, 5.— verdient, dan ƒ4.50 van zijn uitkeering
wordt afgenomen.
Ik onderschrijf evenwel niet de woorden van den heer
Heemskerk, dat zoo'n arbeider er feestelijk voor moet bedanken
om voor die 2 kwartjes te gaan werken; want die man gaat
werken voor 5.dus hij zal dat nooit van zich mogen
werpen.
Mijne beschouwing is deze, dat het Burgerlijk Armbestuur
de taak heeft om de helpende hand toe te steken, opdat de
menschen niet geheel verarmen en ten onder gaan. Mede
volgens de beschouwingen, welke de heer Heemskerk gegeven
heeft, zullen ook zijn menschen wel zoo zachtjes aan de over
tuiging worden toegedaan, dat het de plicht en de roeping is
van de gemeenschap om de menschen te onderhouden en ten
minste te zorgen, dat zij, zooals de heer van Stralen het noemt,
een behoorlijk bestaan hebben.
Nu geloof ik niet, dat het in de eerste plaats de taak is
van de overheid of van het Burgerlijk Armbestuur, om te
zorgen dat de menschen een behoorlijk bestaan hebben. Ik
meen, dat het de taak van het Burgerlijk Armbestuur is om
de helpende hand toe te steken waar dat noodig mocht zijn.
Aan den anderen kant meen ik, dat, als men spreekt van
een behoorlijk bestaan, de grens zeer moeilijk te trekken is.
Als men als norm neemt 15.dan kan men aanstonds
komen met 20.— of met ƒ25.—. Daarmede kan ik mij dan
ook niet vereenigen.
Waar wij hier toch ook te waken hebben voor de gelden,
die door de gemeentenaren moeten worden opgebracht, meen
ik, dat het niet aangaat om maar in het wilde weg te gaan
redeneeren: de menschen hebben recht op zooveel dat zij
werkelijk een behoorlijk bestaan hebben, want dat is de ge
meenschap hun verschuldigd.
Er komt nog wel een motief bij op dit oogenblik dat het
ons haast onmogelijk maakt om te stemmen voor voorstellen,
die uit den sociaal-democratischen hoek komen.
Als de heeren werkelijk meenen, dat wij onze stem zouden
bepalen op grond dat men de menschen op straat brengt en
dat men de Raadsleden thuis brengt en demonstraties houdt,
dan hebben zij het geheel mis. Ook als ik er maar eenigszins
aan gedacht zou hebben om voor dit voorstel te stemmen,
dan zou ik het toch niet doen, gezien het optreden van de
sociaal-democraten tegenover één van onze medeleden in den
Raad. Daartegen is hier een krachtig woord van protest op
zijn plaats. Wij halen geen cent uit de handen van den
werkman. Als iemand hier krachtens zijn overtuiging zijn
stem uitbrengt, dan mag geen ander Raadslid er toe mede
werken dat zoo iemand daarom gemolesteerd zou worden.
De heer Bots. M. d. "V. In de eerste plaats wensch ik te
antwoorden op hetgeen is opgemerkt over de korting, welke
het Burgerlijk Armbestuur toepast, als er een dag gewerkt
wordt. De heer van Stralen meent, dat dat naar willekeur
gaat, terwijl andere heeren hebben beweerd, dat de Armmeester
dat maar naar eigen inzicht behandelt. Neen, er is over ge
delibereerd en ten slotte is bepaald, dat een dag werken ander
hal ven dag korting geeft op den onderstand. Wat betreft het
geval, door den heer van Stralen genoepid, ik zou den naam
van den man kunnen zeggen, want het geval is in het Burgerlijk
Armbestuur behandeld. Het was het volgende geval: iemand,
die bij het Burgerlijk Armbestuur onderstand genoot, kon werk
krijgen; dat was vernomen en de man zeide, dat hij van
dien patroon slechts 77 cent per uur kon krijgen, terwijl zijn
organisatie de organisatie, waaraan de heer Baart is; het
was een metaalbewerker voorschreef, dat het 85 cent
moest wezen. Aangezien die kwestie aanhangig was, heeft het
Burgerlijk Armbestuur, ofschoon de Armenwet voorschrijft, dat
iemand, die zelf in staat is in zijn onderhoud te voorzien,
niet bedeeld mag worden, aldus geredeneerd: als die man
zich geweld zou moeten aandoen, dan mogen wij dat niet
van hem eischen. Er kwam daarna een andere werklooze, die
van het Burgerlijk Armbestuur 18.ontvangt, bij dien
patroon werken en toen konden wij niet anders onderstellen,
dan dat die persoon ook 0.85 per uur verdiende, daar hij
tot dezelfde organisatie behoorde; hij verdiende dus 8 X f 0.85
6.80 waartegenover hem f 4.50 werd ingehouden. De man
zou dus, als hij één dag gewerkt had, 2.30 hebben geprofiteerd.
Bij alle normen komt het voor, dat iemand, die een lagen
onderstand heeft, in zulk een geval gunstiger uit is. Die man
zoude met een uitkeering van f 14.in beter conditie zijn
geweest, maar zoo zwart als de heer van Stralen het voorstelt,
is het absoluut niet.
Verder wil ik nog het volgende opmerken. Ik heb voor
mij liggen een uitknipsel uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant,
betrekking hebbende op de gemeente Gouda, waarin ik het vol
gende lees:
»Naar aanleiding van de door het Burgerlijk Armbestuur
in overleg met Burgemeester en Wethouders vastgestelde
nadere steunregeling voor zoogenaamde uitgetrokken en niet-
georganiseerde werkloozen, welke regeling verband houdt met
de door den minister van arbeid vastgestelde regeling voor
1 Januari, heeft de sociaal-democratische raadsfractie een
voorstel ingediend, waarbij de uitkeeringen 2.— hooger
werden gesteld 12.in plaats van 10.
Dat voorstel is in den Gemeenteraad verworpen en de norm
is 10.gebleven.
Het voorstel van 12.waarmede Burgemeester en Wet
houders van Leiden komen, is gelijk aan dat, hetwelk te
Gouda van de S. D. A. P. uitging, terwijl daarbij niet van een
kindertoeslag werd gesproken.
Ik wil nog opmerken, dat ƒ12.(-ƒ1.50 per kind werkelijk
niet zooveel verschilt van hetgeen het Burgerlijk Armbestuur
tot dusverre gaf. Wij gaven 2.per kind. Wij deden dat
vooral ook op grond van dit motief, dat man en vrouw te
zamen, die in de kracht van hun leven zijn, in het algemeen
genomen zeer gemakkelijk er iets bij kunnen verdienen en
bovendien, wat de woning betreft, er voordeeliger voorstaan.
Er wordt hier altijd beweerd, dat men aan huishuur al spoedig
4.— per week kwijt is, maar, voordat ik heden naar den
Raad ging, heb ik aan mejuffrouw de Vries gevraagd eens
een 40 tal rapporten te nemen, waarop de huishuren vermeld
stonden, en toen bleek, dat op slechts een van die rapporten
werd gesproken van een huishuur van 4.05, dat was een
zeer groot gezin en de overigen allen veel lager. Maar zelfs
al heeft een gezin, bestaande uit man en vrouw, een hooge
huur te betalen, dan kan het allicht profiteeren van onder
verhuring en in hun huis kunnen zij er gemakkelijker wat
bij verdienen dan menschen met een groot gezin.
Toen men die norm van ƒ10.en 2.vaststelde, is de
zaak van alle kanten goed bekeken.
Als men nu bijvoorbeeld met ƒ12.begint, dan is men
bij een aantal kinderen spoedig ook aan de uitkeering, welke
de werkloozenkassen gaven. Als men met 15.begint en
men neemt aan dat 18,de norm was van de werkloozen
kassen, dan is men al heel spoedig aan dit bedrag. Volgens
onze regel is er meer speling.
Bij oudere menschen kwam er in den regel bij, dat vrouw
of man of beiden ouderdomsrente kregen. De toestand was
dus in den regel iets beter.
Den heer Dubbeldeman kan ik nog antwoorden, dat het
betrekkelijk lang geduurd heeft, ongeveer een jaar, dat de
uitkeeringen geschiedden vanwege de werkloozenkassen. Toen
is daarover in den Raad absoluut niet geklaagd, ook niet
van de zijde van de fractie van den heer van Stralen; en
de norm voor die uitkeeringen was 10 minder, dan die
van de werkloozenkassen. Op het werkloozenbureau was er
bijna niemand, die de norm bereikte welke wij nu voorstellen.
Burgemeester en Wethouders moeten dan ook volharden
bij hun voorstel om het bedrag van den steun te stellen op
ƒ12.per gehuwd paar benevens f1.50 voor elk niet ver
dienend gezinslid.
De heer van Stralen. M. d. V. De Wethouder heeft moeten
toegeven de juistheid van het door mij medegedeeld geval,
dat van de uitkeering ten bedrage van ƒ18.van iemand,
die een dag had gewerkt, is ingehouden anderhalf maal het
steunbedrag van een dag, dus ƒ4.50.
Verder heeft de Wethouder iets gezegd wat mij aanleiding
geeft een opmerking te maken, welke ik anders niet gemaakt
zou hebben.
Een van de nadeelen, die aan het optreden van het Bur
gerlijk Armbestuur vastzitten is en als ik niet geheel en
al juist ben zal de Wethouder het wel tegenspreken dat
het loondruk in de hand werkt.
Mij is een geval bekend van iemand, die, toen hij nog werk
had bij zijn patroon, 22.verdiende. Dien man werd door
zijn patroon gevraagd om terug te komen en dan zou hij
10.— bij hem kunnen verdienen. Die arbeider heeft dat
geweigerd. Maar later heeft die werkgever een brief geschreven
aan het Burgerlijk Armbestuur over die zaak en naar aan
leiding daarvan heeft het Burgerlijk Armbestuur dien man
daarover aangesproken en gezegd: ge kunt wel aan het werk
gaan, uw patroon wil u terug hebben, hij wil ƒ10.geven;
later was het ƒ15.Die werkgever wilde in het uiterste
geval gaan tot ƒ15.terwijl de man vroeger ƒ22.had
verdiend. Die man heeft dat geweigerd en het is niet uitge
sloten, dat het Burgerlijk Armbestuur op die wijze invloed
gaat uitoefenen om dezen man of anderen tegen verlaagd
loon weer naar de fabriek te drijven. Het heeft een ernstig
punt van discussie in het Burgerlijk Armbestuur uitgemaakt,
terwijl er een strooming bestond, die zulk een man wilde
pressen om tegen 15.te gaan werken. Ik moet waarschuwen
tegen dit gevaar, dat het Burgerlijk Armbestuur zich er toe
gaat leenen handlanger te worden van de werkgevers, die
de werklieden tegen verlaagd loon willen te werk stellen.
De Wethouder heeft een voorbeeld van Gouda genoemd,
waar de sociaal-democraten een norm van 12.zouden
hebben voorgesteld, terwijl die ƒ10.was gebleven. Dit
voorbeeld zegt niets voor Leiden.