540 WOENSDAG 14 DECEMBER 4921. Beraadslaging over volgnr. 159, luidende: Jaarwedden der onderwijzers749318. De heer Meijnen. M. d. V. In het algemeen geloof ik niet, dat de onderscheiden punten der begrooting, welke voor ons ligt, erg veel aanleiding tot aanzienlijke bezuiniging zullen kunnen geven, maar volgnr. 159 schijnt mij toe, daarop een uitzondering te kunnen maken. Ik meen, dat wij hier een volgnr. voor ons hebben, waarop aanmerkelijke bezuiniging mogelijk is. De salarissen der onderwijzers van de openbare en ook van de bijzondere lagere school worden tegenwoordig door het Rijk betaald, maar daarnaast is er nu nog voor salarissen van overtallige onderwijzers hier te Leiden voor de openbare school noodig een bedrag van f 159000. Men zou hier kunnen toepassen de manier, die de heer Eerdmans gisteren heeft aanbevolen ten opzichte van andere takken van dienst. Ik geloof, dat van die overtallige onder wijzers een groot deel kan gemist worden. Dat zou een aan merkelijke besparing geven, want men kan toch zeker zeggen, dat iedere onderwijzer, die gemist zou kunnen worden, op het oogenblik een salaris van ten minste ƒ2500.a ƒ3000.heeft. Mijnheer de Voorzitter. Zou ik in verband hiermede ook even volgnr. 170 mogen behandelen? Dit volgnr. heelt betrek king op de surnumerairs bij het bijzonder onderwijs. De Voorzitter. Wanneer de vergadering er geen bezwaar tegen maakt, dan kan de heer Meijnen in dit verband tevens volgnr 176 ter sprake brengen. Dat kan misschien de zaken bespoedigen. De heer Meijnen. M. d. V. Men heeft wat betreft het bijzonder onderwijs met hetzelfde te maken als ik zoo even ten aanzien van het openbaar onderwijs aangaf, wel niet in zoo hooge mate, maar het is toch altijd nog een post van 24000. voor surnumerairs bij het bijzonder onderwijs. Betrekkelijk is die post gering, als wij aannemen dat het getal leerlingen van de openbare school zich verhoudt tot dat van de bijzondere school als 5 tot 4. Naar diezelfde verhouding zou het bedrag voor surnumerairs bij het bijzonder onderwijs niet 24000.-. moeten wezen maar ƒ120000.—. Dus betrek kelijk is deze post laag, maar 24000.is toch nog altijd een aanzienlijk bedrag. Nu is de grond voor het aanvragen van surnumerairs ten koste van de gemeente, bij het bijzonder onderwijs ontleend aan het feit, dat ze er zijn bij het openbaar onderwijs. Als dus bij het openbaar inkrimping plaats heeft op dit gebied, zal er ook bij het bijzonder onderwijs geleidelijk inkrimping moeten komen. Dat wat de overtollige onderwijzers betreft, waarvan het aantal naar mijn meening belangrijke beperking toelaat, al was het alleen maar, doordat men kleine klassen op de open bare scholen combineert tot klassen met een niet overmatig, maar toch wat hooger aantal leerlingen, stel b.v. 36, wat toch zeker niet bovenmatig is. Alleen daardoor zouden eenige van die personen successievelijk, niet in eens natuurlijk, kunnen worden gemist. Het derde gedeelte van nr. 159 betreft een andere categorie van personen, die onderwijs geven aan de openbare scholen, namelijk de vakonderwijzeressen en -onderwijzers in teekenen, gymnastiek en handwerken. Op de derde-klas-scholen is het handwerkonderwijs tegenwoordig in handen van aparte dames, waardoor wij 36 extra-onderwijzeressen hebben, op iedere school 4. Als het handwerkonderwijs ondergebracht werd onder de schooluren en werd toevertrouwd aan de onder wijzeressen, die in het bezit zijn van de acte voor nuttige handwerken, dan zou dat geleidelijk een aanzienlijke besparing kunnen geven. Ik meen ook, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aandringt op het brengen van het handwerkonderwijs naar de gewone schooluren; ook hier hebben wij dus een gelegenheid tot bezuiniging. Geplaatst voor de vraag, of ik aan dit denkbeeld een voorstel zou ver binden tot beperking van die bedragen, heb ik die vraag voor mijzelf ontkennend beantwoord. Ik zal geen voorstel doen tot beperking van die bedragen, in de eerste plaats niet, omdat het incidenteel niet gemakkelijk is om aan dit instituut een eind te maken, err in de tweede plaats niet, omdat Burge meester en Wethouders in paragraaf 4 van hun antwoord op het sectieverslag hebben toegezegd, dat ze zoo spoedig mogelijk bij den Raad zullen indienen hun plan tot reorganisatie. Bij de behandeling van die plannen zijn, dunkt me, beperkingen van deze uitgaven beter op haar plaats. In de verwachting dat de gedachten, die ik hier heb uitgesproken, in die plannen tot reorganisatie zullen worden belichaamd, dus dat daarin zullen worden opgenomen de beide denkbeelden van inkrimping van het aantal surnumeraire onderwijzers en het toevertrouwen van het "handwerkonderwijs aan de gewone onderwijzeressen met acte, onthoud ik mij dus van het doen van voorstellen, en wacht ik af wat die plannen zullen opleveren. Ik zal natuurlijk niet zoo onbescheiden zijn om aan Burgemeester en Wethouders te vragen of het misschien nu al mogelijk is daarover mededeelingen te doendaaraan waag ik mij niet. Mochten echter Burgemeester en Wethouders, ook zonder dat uit den Raad een verzoek komt, daartoe besluiten, dan kan ik hun wel verzekeren dat voor die mededeelingen een bodem van belangstelling aanwezig is. Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. In de sectie is gevraagd de mogelijkheid te onderzoeken van een school voor verwaarloosde kinderen; en daar is op geantwoord,.... dat er geen behoefte bestaat aan een strenge school. Dat antwoord valt niet samen met de vraag, want onder een strenge school, zooals die bijvoorbeeld in Amsterdam bestaat, verstaat men een school voor kinderen, die zich op de school zelf zóó gedragen, dat ze niet in het gewone schoolverband behooren ten gevolge van hun karaktereigenschappen. Maar onder een school voor verwaarloosde kinderen verstaat men iets anders. Vooral met een reorganisatie in zicht, is die hier zoo noodig, waar nu kinderen van alle klassen der geheele bevolking, ook die der goede normale arbeidersbevolking, dooreenkomen met kinderen, die voor een school voor ver waarloosde kinderen in aanmerking zouden komen. Dit geldt niet alleen voor de kinderen van de school door mevrouw van Kampen bedoeld maar ook voor de kinderen van de arbeiders, uit wier eigen mond ik vernomen heb, dat zij allerminst begeeren, dat hun kinderen samenzijn met die ver waarloosde kinderen, met Piet den Smeerpoets, met kinderen, die hygiënisch en moreel door hun ouders niet goed verzorgd worden; aangezien de kinderen nog sterker dan de volwassen menschen de eigenschap hebben van over te nemen hetgeen naar de laagte trekt in plaats dat die lager staande kinderen opgeheven worden. Ik bedoel natuurlijk afgescheiden van financiëele overwegingen. Er zijn nog wel andere hooge en lage eigenschappen dan die, welke met de financiën samen hangen. Ik noemde de school door mevrouw van Kampen bedoeld. Het komt mij voor, dat die school, welke zoo veel zal kosten aan de gemeente, minder kans zou hebben om tot stand te komen, wanneer de ouders ervan overtuigd zouden zijn, dat een zekere categorie van kinderen, die men zou kunnen aan duiden met den verzamelnaamPiet de Smeerpoets ook in moreel opzicht kinderen, die in eiken stand kunnen voorkomen, van de school geweerd zouden kunnen worden. Ik meen, dat het noodzakelijk is, dat de bevolking in het algemeen en de arbeidersbevolking, die hier het grootste contingent levert voor de schoolbevolking, in het bijzonder de waarborgen heeft bij de reorganisatie van het onderwijs, dat de verwaarloosde kinderen, die een hygiënisch en moreel gevaar opleveren voor de groote bevolking van kinderen, niet op de school behoeven te worden toegelaten. Er is hier geen sprake van standenscholenmaar de gansche bevolking heeft er recht op. Dergelijke maatregel zou ook zijn in het belang van de verwaarloosde kinderen zelf. Zij hebben een andere soort van opvoeding noodig dan de gewone school kan geven. Zij moeten juist op de school voor verwaarloosde kinderen die men een anderen naam kan geven, want dit is een zeer onaan gename naam op een andere wijze behandeld worden. Doordat sterker paedagogisch ingegrepen wordt moeten zij voor het gewone leven voorbereid worden. Mijn wensch zou zijn dat, zooals in Amerika enkele systemen bestaan, die kinderen door eigen opvoeding, geholpen daarin door hunne ouders, door hun eergevoel geprikkeld, ten slotte zouden kunnen overgaan weder naar de gewone school, onder goedkeuring van de hoofden van scholen en een paedagogische commissie. Dit is een soort van opvoeding, welke in Amerika buitengewoon gunstig werkt. Het zou dus zijn in het belang van alle klassen der be volking, zoowel in het belang van de moreel en hygiënisch gezonden als in het belang van de moreel en hygiënisch niet gezonden, wanneer laatstgenoemden konden gaan, niet op een strenge school, maar op een soort van overgangschool, vanwaar zij ten slotte weder als gevolg van hunne opvoeding op die school, op de normale school zouden kunnen terugkomen. De heer Knuttel. Ik zal niet den weg volgen van den heer Meijnen en niet uiteenzetten waarom ik natuurlijk van zijn bezuiniging niet gediend ben, want ik lees in het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat de voorstellen tot reorganisatie van het lager onderwijs spoedig den Raad zullen bereiken. Het kost wel moeite het te gelooven, wanneer ik bedenk dat het nu voor de derde maal is, dat ik de beschouwingen over het onderwijs moet uitstellen om de in de naaste toekomst in uitzicht gestelde reorganisatie van het lager onderwijs. Bij de behandeling van de begrooting voor 1920 was de wet op het Lager Onderwijs nog niet tot stand gekomen en toen heette het: die wet zou eerstdaags in behandeling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 8