563 WOENSDAG 14 DECEMBER 1921. Nu is het duidelijk wij weten het uit ervaring dat het reizen des Zaterdagsmiddags voor zulk een feestdag hoogst bezwaarlijk is. De treinen zijn overvol. In het bijzonder voor hen, die nog jong zijn, is het reizen dan moeilijk; als de reis wat ver is, kau het niet zonder geleide geschieden. Er zijn zeer groote vertragingen. Zij, die onderwijs geven, kunnen natuurlijk ook niet vóór dien dag vertrekkenzij zullen dus ook op Zaterdag moeten reizen. Nu vind ik dat inderdaad een groot bezwaar. Wij hebben bij het vaststellen der verordening niet gedacht aan omstandig heden, die zich door het wisselen van die feesten voordoen. Ik wil nu vragen of er veel bezwaar tegen zou zijn dat voor dit geval van de verordening werd afgeweken door de autoriteiten, die de macht hebben ervan af te wijken en dat die ochtend schooltijd op 24 dezer bij de vacantie werd gerekend. Ik geloof, dat men daardoor de moeilijkheid van het reizen op Zaterdag in die zeer drukke treinen zou voorkomen en dat men ook niet in de verzoeking zou komen om op Zondag te reizen. De heer van der Lip. M. d. V. De directeur van de Hoogere Burgerschool heeft mij ook al op diezelfde zaak opmerkzaam gemaakt en gevraagd of er bij mij bezwaar tegen zou bestaan dat op dien Zaterdag vrij gegeven werd. De directeur kan dat volgens de verordening wel zelf doenhij mag één dag vacantie geven; maar hij wilde het in dit geval niet doen zonder mijne instemming. Ik heb gemeend te moeten antwoorden, dat ik bezwaar moest maken om mede te werken tot een verandering in een vacantieregeling, welke pas door den Gemeenteraad was vastgesteld, hoewel ik deelde de bezwaren, die de directeur aanvoerde en die nu ook door den heer Eerdmans zijn genoemd. Ik wil er evenwel bijvoegen, dat, als hetgeen de heer Eerdmans zegt, bij den Raad instemming vindt en ik niet de kans loop daarvoor aan mijn jasje getrokken te worden, ik er gaarne toe wil medewerken om dien dag vacantie te geven. Er zijn toch zonder twijfel voor de betrokkenen bezwaren aan verbonden, als de vacantie begint op den Zaterdag, die vlak vóór de feestdagen valt. Eïet volgende jaar zal hetzelfde geval zich voordoen, want dan vallen de Kerstdagen op Maandag en. Dinsdag. Ik herhaal dus, dat ik bereid ben, voorzoover ik ermede té maken heb, om te bevorderen dat dezen Zaterdag vrijaf wordt gegeven, als de Raad instemming betuigt met den wensch van den heer Eerdmans. De heer Meijnen. M. d. V. Ik vind dat er alles vóór is om dien Zaterdag vrij te geven en het zou bij mij nooit opkomen om den Wethouder daarvan eenig verwijt te maken. Ik vind het volkomen billijk. De Voorzitter. Men kan het billijk vinden, maar wij gaan den verkeerden weg op. Ten slotte zullen wij er nog toe komen om ook den Vrijdag vóór dien Zaterdag vrij te geven. Ik zou de vraag willen stellenzouden wij niet een verordening maken, niet om te bepalen wanneer het vacantie is, maar wanneer men school heeft? Dat zou veel eenvoudiger wezen, liet gaat naar mijn meening de spuigaten uitloopen. Ik heb er ten 'slotte niets tegen voor dit jaar, maar het volgend jaar is het weer zoo; dan hebben wij met Kerstmis drie feestdagen: Zondag, Maandag en Dinsdag. Van de zeven keer zal dit geval zich drie keer voordoen. Laten wij er dan een algemeenen regel van maken. Ik wil, nu de Raad er instemming mede betuigd heeft, vragen of het niet wenschelijk is de verordening te herzien en dien dag op een andere vacantie terug te vinden. Laten wij dien Zaterdag voor vacantie vrij maken, dan zijn wij van dat gezanik, dat wij er telkens over hebben, af, maar het wordt een beetje al te erg. Ik herinner mij uit mijn jeugd, dat wij een groote vacantie van veertien dagen hadden, en toen leerden de kinderen heusch niet minder dan tegenwoordig. Van vermoeidheid en dergelijke hoorde men niet; men leerde zeer goed. Ik begrijp niet, hoe de heeren er toe zijn gekomen dit verzoek te doen. De heer' Oostdam. M. d. V. Ik wil mij niet scharen bij degenen, die instemming hebben betuigd met den wensch van den heer Eerdmans. Ik ben het volkomen met u eens. De heeren bij 't onderwijs hebben zooveel vacantie, dat zij dien kleinen last wel eens mogen dragen. Ik vind het niet zoo erg, dat dien Zaterdagmiddag de vacantie pas begint. Laten wij ons stipt aan de verordening houden. Men moet zich leeren aanpassen aan bestaande voorschriften; als men er van gaat afknabbelen, gaat er steeds een grooter stuk af. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik geloof, dat de heeren, die er tegen zijn, de zaak wel een beetje overdreven zien. Het komt tenj slotte neer op één schooltijd, welke, wat de leer kracht betreft, niet met een gewonen schooltijd is te verge lijken, namelijk op den laatsten Zaterdagmorgen. De Vrijdag blijft geheel intact. De heer Oostdam. Dit jaar, het volgende, jaar niet! De heer Eerdmans. Als het een gewone Zaterdag is, is het geen bezwaar dien Zaterdagmorgen er hij les te doen geven. Ik weet niet of de heeren wel eens op reis zijn geweest op den dag onmiddellijk vóór Kerstmis, maar als dat het geval is, zullen zij weten, dat het een groot ongerief is, als men dan over eenigen afstand moet reizen met volle treinen en met allerlei vertragingen. Ik kan mij dan ook voorstellen, dat ouders, die kinderen op reis willen sturen, dat dien dag niet doen en het uitstellen tot Zondag. Dat moet vermeden worden. Er is veel voor, dat de familie op Kerstmis bijeen is en ook uit een oogpunt van wijding is het niet aanbevelens waardig, dat men gedwongen is op dien feestdag te reizen. Het onderwijs wordt door het vrij geven van dien Zaterdag morgen niet geschaad en nu kan men wel spreken van af knabbelen, maar dat is een weinig te veel gechargeerd. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wil vragen, of niet de mogelijkheid bestaat dat de kinderen, die zich buiten de stad willen begeven, alleen voor dien dag vrij krijgen? Natuurlijk alleen de kinderen, die erom vragen. De Voorzitter. Misschien zou het het verstandigste zijn, dat op Zaterdag vrij gegeven werd en dat men trachtte dien dag weder terug te winnen bij een andere gelegenheid. De heer van der Lip. Wij hebben pas in October deze verordening vastgesteld. De Voorzitter. Ik meende opgemerkt te hebben, dat er algemeen sympathie voor bestaat. De heer Wilbrink. M. d. V. Op een halven dag komt het niet aan. Ik meen, dat de vacanties eigenlijk ruim voldoende zijn en dus zou op een andere wijze die halve dag ingehaald kunnen worden. De heer Huurman. Laten wij er over stemmen. De heer van der Lip. M. d. V. De heer Huurman zegt: laten wij er over stemmen; maar de Raad kan hierin niet beslissen. Ik heb dit willen zeggen: ik zou mij kunnen begrijpen, dat de Raad het kwalijk zou nemen als hij vernam, dat buiten de regeling om, die pas vastgesteld is, nog een dag extra vacantie gegeven was; daarom heb ik dit standpunt inge nomen: ik geef daartoe geen toestemming; wij moeten ons houden aan de eenmaal vastgestelde verordening. Nu komt de heer Eerdmans met een vraag en ik heb naar aanleiding daarvan gezegd: persoonlijk gevoel ik voor die bezwaren, die halve dag geeft toch niet veel, ik weet ook hoe bezwaarlijk het reizen op de Kerstdagen is, maar ik wensch mij te houden aan de verordening; doch wanneer ik in den Raad algemeen stemmen hoor: ge kunt het voor dezen keer gerust doen, dan zou ik geen bezwaar maken. De heer Huurman. M. d. V. Mij is de zaak nog niet duidelijk. De heer Eerdmans is hierover begonnen. Is dit van hem een mededeeling of een voorstel? Als het een voorstel is, dan moet er over gestemd worden. De heer Eerdmans. Ik kan het niet voorstellen: dat spreekt van zelf. Maar ik vind dit een van die dingen, welke door de omstandigheden in het licht komen te staan, waarin zij niet stonden toen de verordening werd vastgesteld. Daarbij zijn niet dergelijke gevallen in het oog gevat. De heer Huurman. Dan heeft men zich aan de verordening te houden. Het is zonde van het kwartier, dat er aan zoek gebracht is. De heer van Eck. M. d. V. In de vorige vergadering heb ik U gevraagd of het mogelijk zou zijn de plaatsing van de verkeersagenten te beperken tot overdag, zoolang het licht is, en tot weekdagen. Voor een groot deel is aan mijn verzoek voldaan. Des Zondags doen die verkeersagenten niet als zoodanig dienst en wanneer het koud is worden zij om het half uur afgelost. Ik wil echter vragen, of niet gevolgd kan worden het voor beeld van den Haag, waar alleen zoolang het licht is verkeers agenten worden geplaatst. Bij donker heeft het veel minder zin. De Voorzitter. Ik heb den Commissaris van Politie erover geraadpleegd. Die heeft blijkbaar van het bestuur der Af-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 28