WOENSDAG 14 DECEMBER 1921. 550 vermogen, zoo met elkander te vergelijken als de heer de Lange doet. Wanneer iemand kapitalist is, dat wil zeggen inkomsten trekt uit vermogen, dan is het normale geval dat hij ook nog inkomsten trekt uit arbeid. Doet hij dat niet, dan ge schiedt dat toch als regel vrijwillig. Het gaat niet aan om een vergelijking te maken tusschen een bron van inkomsten, die over het algemeen zoo vast is als het geval is met in komsten uit vermogen, en inkomsten uit arbeid. Dat zijn geheel verschillende zaken. Ik laat mij niet van de wijs brengen door tegenspraak, die ik nu hoor. Ik beweer beslist, dat iemand, die een vermogen heeft, veel zekerder positie heeft dan een ander, die eenzelfde bedrag aan inkomen door arbeid moet verdienen. Er mogen er zijn die zelfstandig zijn, in den regel is degeeri, die van zijn inkomsten uit arbeid moet leven, veel afhankelijker. Bovendien, die vermogensbron droogt niet op, zij blijft bestaan. Wanneer men wat voorzichtig en met beleid het vermogen beheert, dan komt de inkomst eruit telkens terug. De heer Huurman zegt: dan rnoet men Russen hebben! Dat komt wel voor, maar als regel kan een kapitalist veel zekerder van zijn inkomen leven dan iemand, die het uit arbeid moet verdienen. Het gaat niet aan om, zooals de heer Wilmer het voorstelt, van een kleinen kapitalist te zeggen: die heeft slechts zooveel. In den regel hebben die menschen er wat bij. Het is een groote uitzondering, dat die personen alleen moeten leven van een klein kapitaaltje: en komt het een enkelen keer voor, dan zal zoo iemand gesteund moeten worden. Maar algemeene regelingen, die door het algemeen belang voor geschreven worden, kan men niet nalaten omdat enkelen er door getroffen worden. Wat ons betreft komt er dit bij, wat de anderen niet zoo gevoelen: dat zij, die profiteeren van het kapitalistisch stelsel, dat zijn in het bijzonder degenen, die rente trekken uit ver vermogen, in de eerste plaats moeten betalen de belastingen, welke ten bate van de gemeente worden gevorderd. Het is dus een billijke belasting, die over het algemeen niet zwaar drukt. De eene gegoede zet mischien den anderen gegoede op; het is mogelijk dat, wanneer dit voorstel van mij wordt aangenomen, enkele menschen daardoor afgeschrikt zullen worden zich te Leiden te vestigen of daardoor zich genoopt zullen gevoelen Leiden te verlaten; in het algemeen geloof ik echter, dat deze belasting zoo weinig drukkend is dat wij het er wel op kunnen wagen. De Voorzitter. De heer van Eek onderschat werkelijk de slagen, die in 4e laatste jaren gevallen zijn op de kleine be zitters. Ik ben Burgemeester, een betrekking, waarin ik met zeer veel menschen in aanraking kom. Welnu, ik kan mededeelen, dat ik menschen ken, die vroeger een zaakje hadden en wat opgespaard hadden en het opgespaarde hadden belegd in Russen, Oostenrijkers en dergelijke effecten, en die menschen zijn nu geruïneerd. Ik ken bijvoorbeeld ook een heel knappen man, die werkelijk behoorlijk kon leven, die ƒ1500.inkomen had opgespaard maar nu absoluut aan armoede is overge leverd. Zoo zijn er zeer velen, terwijl daarvan vroeger geen sprake was. Verder wil ik er op wijzen, dat het geld uit arbeid, niet voor allen, maar toch voor velen secuurder is dan het geld uit vermogen. Ik neem bijvoorbeeld de groote categorie van ambtenaren en werklieden in openbaren dienst. Die menschen krijgen een vast traktement en hebben uitzicht op pensioen. Dat pensioen acht ik op dit oogenblik heel wat secuurder dan het vermogen van een massa menschen, die hun geld in effecten hebben belegd. Ik kan mij begrijpen, dat de heer van Eek zegt ik beaam dat ten voUe dat iemand, die ƒ60.in de week aan inkomen uit effecten heeft, natuurlijk beter af is dan iemand, die 60.— per week verdient met arbeid, omdat deze laatste iets moet afzonderen om te sparen. Dit is echter een geheel ander geval. Er is een enorm groote categorie van menschen, die zeker zijn van hun pensioen, en dat moet de heer van Eek in aanmerking nemen. Ik neem eens iemand, die ƒ10.000.— inkomen per jaar heeft, waarvan de eene helft uit arbeid in openbaren dienst en de andere helft uit effecten komt, dan geloof ik, dat de kant van het arbeidsinkomen op dit oogenblik secuurder is dan de helft, welke uit het vermogen komt. Ik meen, dat mijn inzicht in deze zaak beter is dan dat van den heer van Eek. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Eek wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Bisschop, Sanders, Oostdam, Mulder, Sijtsma, Huurman, Pera, Bots, de Lange, van der Lip, F. Eikerbout, Schoneveld, Meijnen, Splinter, Kuivenhoven, Wilmer, Wilbrink en Eerdmans. Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, van Eek, Heems kerk, A. Eikerbout, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Knuttel en Groeneveld. Volgnr 36 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnummer 37 wordt voorloopig aan gehouden. Volgnr 38 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen, Beraadslaging over Volgnr 39, luidendeBelasting op tooneel- vertooningen en andere openbare vermakelijkheden f50.000. De heer Knuttel. M. de V. Ik zal bij deze gelegenheid deze belasting niet ter sprake brengen. Ik meen daartoe minder aanleiding te hebb.en, omdat ik door mijn stem tegen de begrooting uit te brengen vanzelf mijn protest tegen al dergelijke dingen kan doen hooren. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr 39 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs 40 tot en met 55 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnr 56 wordt verhoogd met f 200. wegens teruggave van de kosten van herstelling van de oude rechterlijke archieven. Volgnr 56 en de volgnrs 57 tot en met 64 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr 65 wordt verhoogd met 4263. te weten 3063.wegens hoogere bijdrage van het Rijk in de kosten van de Districts-Arbeidsbeurs en 1200.wegens ten laste van de Districts-Arbeidsbeurs komendë jaarlijksche bijdrage in de kosten van oprichting van het nieuwe gebouw der Arbeidsbeurs aan de Garen markt. Volgnr 65 en de volgnrs 66 tot en met 73 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. Thans komen aan de orde de aangehouden volgnrs 261 en 37. Volgnr. 261 »Onvoorziene Uitgaven" wordt zonder beraad slaging en hoofdelijke stemming onveranderd aangenomen. De Voorzitter. Volgnr 37 «Hoofdelijke Omslag" wordt verhoogd met 61782.en alzoo gebracht op 2.348.729. Volgnr 37 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. De begrooting van Uitgaven en die van Inkomsten worden daarop zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter. Wenscht iemand hoofdelijke stemming over de begrooting in haar geheel? De heer Knuttel. M. d. V. Ik zal geen hoofdelijke stemming vragen, maar verzoek aanteekening in de notulen, dat ik geacht wil worden tegen te hebben gestemd. De Voorzitter. Daarvan zal aanteekening gedaan worden. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt ten slotte de geheele begrooting tot een bedrag van 9.766.588.in ontvang en uitgaaf vastgesteld. De Voorzitter. Het woord is thans aan den heer Eerdmans, die bet gevraagd heeft. De heer Eerdmans. Wij hebben hier eenigen tijd geleden een verordening behandeld, waarin de vacanties van de scholen werden geregeld en waarin wij in het algemeen den aanvang van de vacanties hebben gesteld op den Zaterdag te voren. Nu wil het geval, dat ditmaal Kerstmis valt op Zondag en volgens de pas vastgestelde verordening zal dus de Kerst- vacantie beginnen op Zaterdag 24 dezer na afloop van den schooltijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 27