550
WOENSDAG 14 DECEMBER 1921.
De Voorzitter. Ik zou Mevrouw van Itallie toch willen
opmerken, dat dit thans eigenlijk niet meer noodig is. Wij
ontvangen voortaan de opbrengst van de plaatselijke directe
belasting van het Rijkgedurende '10 maanden van het belas
tingjaar ontvangen wij iedere maand een tiende. Ik herinner
mij, dat de heeren F. Eikerbout en Oostdam vroeger al over
die zaak gesproken hebben, maar de tijd daarvoor is nu
voorbij. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat Zwolle en Dordrecht
hare plaatselijke inkomstenbelasting nog niet door het Rijk
doen invorderen, want men mag ook zijn plaatselijke belasting
zelf blijven innen. De heer de Lange zou het in ieder geval
nog eens kunnen onderzoeken.
De heer de Lange. De heer Knuttel heeft gemeend geen
gevolg te moeten geven aan mijn wenk, welken ik hem gaf
omdat hij het zoo wenschelijk acht om te komen tot instelling
van een bouwfonds.
Nu is een bouwfonds misschien een zeer nuttig ding, maar
ik meen, dat dan het voorstel van den heer Knuttel toch
wat vollediger had moeten zijn.
Volgnummer 1 van deze begrooting zal moeten blijven
zooals het is.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij nedergelegd bij uwe
leiding, dat, het voorstel van den heer Knuttel behandeld
moest worden bij volgnummer 4, maar het heeft met volg
nummer 1 slechts dit gemeen, dat het toevallig hetzelfde
bedrag inhoudt.
Volgnummer 1 moet blijven zooals het is; daarvan gaat
niets af. Onder de Ontvangsten moet dat bedrag van ruim
63000.— blijven staan: dat kan de heer Knuttel er niet
van af krijgen en de Raad ook niet.
De bedoeling van den heer Knuttel moet dus deze wezen:
ik wil een nieuwen post van uitgaaf creëerenmaar aange
zien wij nu de Uitgaven reeds behandeld hebben, komt de
heer Knuttel feitelijk te laat. En dat hij te laat komt, zal
het gevolg daarvan zijn, Mijnheer de. Voorzitter, dat hij zich
geschikt heeft naar uw wensch en niet geluisterd heeft
naar mijn wenk.
De heer Knuttel wil creëeren een nieuwen post van uitgaaf
onder den naam van bouwfonds en die moet dan natuurlijk
op de begrooting voorkomen ergens tusschen volgnummer 75
en den post Onvoorziene uitgaven, dus onder de Uitgaven.
Dit is intusschen een formeele quaestie en als de Raad er
toe besluit het voorstel van den heer Knuttel aan te nemen,
dan kan die formeele quaestie wel opgelost worden: maar
ik geloof toch, dat de heer Knuttel onvruchtbaar werk doet.
Ik kan mij niet voorstellen, dat wij, waar wij op het oogenblik
al een anderhalf millioen gulden in voorschot zijn voor eene
nieuwe leening, ten behoeve van werken, die gedeeltelijk al
uitgevoerd zijn, terwijl we al elf millioen geleend hebben,
het raadzaam zou kunnen zijn om nu nog eens daarnevens
in het leven te roepen een bouwfonds, dat gevormd zal
moeten worden door de gewone ontvangsten.
Er mankeert namelijk nog meer aan het voorstel van den
heer Knuttel, namelijk een dekkingspost.
De heer Knuttel kan als dekkingspost niet gebruiken de
ontvangsten van het vorig dienstjaar; die moeten daar blijven
staan; de heer Knuttel moeteen anderen dekkingspost aanwijzen.
Nu wil ik den heer Knuttel tegemoet komen. Ik ben hem
gisteren reeds tegemoet gekomen. Ik heb namelijk gezegd:
in uw gedachtengang zal waarschijnlijk de dekkingspost
moeten zijn: verhooging van den post hoofdelijke omslag.
Nu wensch ik niet veel woorden te gebruiken om aan te
toonen, dat het niet aangaat dat wij, terwijl wij al zoo belast
zijn, nu geheel overbodig en geheel zonder eenig recht-
streeksch motief zouden gaan vormen een nieuwen uitgaaf
post van 63000.die alleen mogelijk wordt als wij den
post hoofdelijke omslag met hetzelfde bedrag verhoogen.
De zaak is zoo eenvoudig en klaar, dat het niet noodig zal
zijn nog meer woorden te gebruiken om den Raad ervan te
overtuigen, dat het oogenblik zeer slecht gekozen is om nu
gelden te voteeren voor een bouwfonds.
De heer Eerdmans. M. d. Y. Ik ben het met het laatste
dat de heer de Lange gezegd heeft eens, de financieele omstan
digheden zijn op het oogenblik moeilijk. Maar het denkbeeld
van den heer Knuttel vind ik op zichzelf zeer gezond, ik wil
niet zeggen met het oog op alle mogelijke doeleinden, maar
we zullen toch mettertijd wat de gemeentehuisvesting betreft
voor de opgave komen te staan, een gebouw te stichten. Het
is geloof ik wel gewenscht daarvoor een reservefonds in te
stellen, dat ook zou kunnen dienen voor vernieuwing van het
Raadhuis, voor nieuwe politiebureaux enz. In het algemeen
ben ik ook wel voor het aanleggen van een reserve.
De Voorzitter. Ik weet niet of de heeren hebben gelezen,
dat in Amsterdam het vorige dienstjaar kolossaal is mee
gevallen door de groote inkomsten; maar hier is het een
overschotje van weinig belang.
De heer Knuttel. Maar volgend jaar is het waarschijnlijk
veel grooter!
De Voorzitter. Dan geeft het nog niets, want zooals u
weet, schiet dat eerst over ten behoeve van 1923. In ieder
geval was het te Amsterdam zoo onvoorzien, dat men, als
men het geweten had, minder belasting zou hebben geheven.
Als men zooveel geld cadeau krijgt, is het natuurlijk goede
politiek het bedrag te reserveeren, dat ben ik met u eens,
maar met zulke sommetjes als hier in Leiden komt men er
niet. Alleen in de groote steden heeft men groote meevallers
gehad; andere plaatsen zijn er niet vatbaar voor. Als het
echter ook hier komt, dan ben ik het geheel met u eens.
De heer Knuttel. M. d. V. Men kan deze zaak beschouwen
an tweeërlei standpunt. Men kan vragenwat is op het
oogenblik een daad van practische politiek om de financiën
van de gemeente te sparen of niet te sparen, maar men kan
de zaak ook bezien uit een ander oogpunt. Ik moet bezwaar
maken tegen het voortdurend aangaan van leeningen tegen
hooge rente, waardoor de gemeente cijnsplichtig wordt gemaakt
aan het kapitaal. Als de leening gesloten wordt en men zegt
danik ben tegen die leening, terwijl men weet, dat het niet
kan tegen voordeeliger voorwaarden, dan is dat maar een
zwak protest, en daarom wensch ik een weg te wijzen om
het in andere richting te doen, namelijk doordat wij een fonds
stichten voor den bouw van groote werken, waardoor het
sluiten van leeningen wordt voorkomen. Ik geef toe, voor het
oogenblik is dit nog veel drukkender dan het sluiien van
een leening zelf, ik beschouw het ook niet als een onmiddel
lijke verlichting; maar op den duur geeft het natuurlijk wèl
verlichting. Dat ik voor de vorming van dat fonds om te
beginnen die f 63000.heb gekozen, wat inderdaad een
gering bedrag is, is vrij willekeurig. Ik had net zoo goed 2
of 3 ton kunnen voorstellen, dat ben ik met u eens. Maar
als men een eersten stap wil doen, kiest men toch een
gematigden stap. En dit bedrag is toch ook niet iets, dat in
den loop van het jaar door de gemeentenaren moet worden
opgebracht. Het komt uit een vorig jaar, en daarom heb ik
dit bedrag uitgekozen voor dien eersten stap. Ik heb het
voor dit doel willen bestemmen om daardoor als het ware
een mijlpaaltje te zetten.
Zoo heb ik de zaak beschouwd, maar ik geef toe dat wat
de heer de Lange zegt werkelijk niet zoo eenvoudig is. Ik zou
nu in overweging willen geven ik stel dit hier ongeveer
als een principieele beslissing om het zoo eenvoudig
mogelijk te doen. Ik maak mij ten opzichte van de stemming
absoluut geen illusie; dus hoe minder wij daarbij overhoop
halen, hoe beter het is.
De Voorzitter. Dus de heer Knuttel beschouwt zijn voor
stel meer als een soort motie, waarbij de wenschelijkheid
van de instelling van een bouwfonds wordt uilgesproken.
De heer de Lange. Ik wil herhalen, dat het werkelijk de
ongeschiktste tijd is om potjes te gaan maken. Wij betalen
op het oogenblik al aan rente van gevestigde èchuld een
bedrag van 5 ton en aan aflossing 3 ton per jaar. Moeten
wij nu nog daarnevens potjes gaan maken? Het is geen tijd
om potjes te maken als men tot over de ooren in de schuld
zit. Wij hebben nog 11 millioen af te lossen van gewoon
aangegane leeningenonze hoofdelijke omslag bedraagt op het
oogenblik ongeveer ƒ2350000.en er komt zeker nog een ton bij.
Is het nu tijd om nieuwe posten van uitgaaf te creëeren, die
alleen beteekenen kapitaalvorming Men kan het op geen
ongelegener tijd voorstellen dan nu.
De Voorzitter. Ik wil nog op één zaak wijzen.
Tegenwoordig wisselt de bévolking van een gemeente zeer
af. Heden is men hier, morgen gaat men ergens anders naar
toe. Als men nu dergelijk potje gaat maken, dan zou het
ten slotte komen ten voordeele van menschen, die uit andere
gemeenten hierheen gekomen zouden zijn.
Het zou iets anders zijn, als de toestand nog was zooals
oudtijds, toen men de oude poorterij had, toen de bevolking
veel meer stabiel was, dan zou ik er veel meer voor gevoelen.
De zaak zou er ook geheel anders voor staan, als wij een
medevaller hadden als men" te Amsterdam gehad heeft; als
wij bijv. een batig saldo gehad hadden van 563000.Dan
zou men kunnen zeggen: dat gebruiken wij gedeellelijk voor
belasting-vermindering en gedeeltelijk gaan wij het oppotten.
Zooals ik zeide, het bezwaar is dat in de toekomst geheel
andere menschen van zoo'n potje zouden profiteeren dan
degenen, die het gevormd hebben.
De heer van Eck. Ik wil verklaren, dat ik in het algemeen
principieel sta aan de zijde van den heer Knuttel doch dat
ik er in de gegeven omstandigheden weinig voor gevoel om
met zijn voorstel mede te gaan.