544
WOENSDAG 14 DECEMBER 1921.
Laat men toch hoogst voorzichtig zijn om de kinderen derge-
lijken last meer in het leven mede te geven.
De heer Sijtsma. De heer Oostdam brengt het bezwaar te
berde, dat men in het latere leven den menschen er op zou
aanzien dat zij op de school voor verwaarloosde kinderen
geweest zijn. Ik zou zeggen: dat gaat niet op. Is onze op
vatting juist, dan zal er een overgang zijn van de school
voor verwaarloosden naar de normale school, maar op de
school voor verwaarloosden zullen de kinderen veel beter op
gevoed worden dan wanneer wij ze in het gewone milieu
laten. Dat zal juist in het belang van de kinderen zijn als
zij straks een betrekking zoeken.
Ik meen, dat wij te Leiden niet een volledige school zouden
behoeven op te richten: mijns inziens zouden wij kunnen
volstaan met 1 of 2 lokalen van een bestaande school.
Het groote voordeel ligt hierin, dat men de kinderen, die
niet behooren bij de normale kinderen, afzondert totdat zij
daartoe weder wel behooren. Dat is in het belang van de
beide categorieën van leerlingen.
Wat de schoolreisjes betreft, ik acht het nut daarvan ook
zeer groot en ik zou er ook wel toe willen medewerken dat
de gemeente daarvoor ook iets doet, maar ik meen, dat een
bedrag van ƒ1000.voor het openbaar en het bijzonder
onderwijs zeer weinig beteekent. Een bedrag van 10000.
vind ik echter weder veel te hoog. Bij wijze van proef zou
men echter, ter ondersteuning van het particulier initiatief,
kunnen beginnen met een bedrag van ƒ1000.toe te staan
en ik zal dan ook voor het amendement van den heer Groene-
veld stemmen.
De heer Pera. M. d. V. De heer Knuttel heeft naar aan
leiding der schoolreisjes de gelegenheid gehad om ons weder
te verplaatsen in het Paradijs Rusland.
Nu is het maken van schoolreisjes ook alweder geheel en
al een quaestie van geld. Het kan echter onze aandacht niet
ontgaan, dat de vraag te stellen is of het financieel beleid
in Rusland niet alles te wenschen overlaat, in aanmerking
genomen dat op dit oogenblik als het ware de geheele wereld
uitgenoodigd wordt om steun te verleenen aan het arme
Rusland.
Wat aangaat de vraag, welk bedrag toegestaan jzou moeten
worden, wat zullen wij toch met een bedrag van ƒ1000.
op dit terrein beginnen Zelfs een bedrag van 10000.zou
al zeer weinig beteekenis hebben.
Het is dus voor de gemeente Leiden eenvoudig een on
mogelijkheid om zich ook op dit terrein te begeven.
De heer Dubbeldeman. Ik vraag het woord, Mijnheer de
Voorzitter.
De Voorzitter. Waarom spreekt u niet in eersten termijn
Dan kan de Wethouder alle spiekers tegelijk antwoorden.
Hoe moet dat nu gaan, als alle sprekers weer op het door
anderen gesprokene ingaan?
De heer Dubbeldeman. Ik zal aan uw verzoek voldoen,
Mijnheer de Voorzitter, maar ik wil er toch even op wijzen, dat
u alleen maar aanmerking maakt op mij en niet op anderen
die hetzelfde doen. De heer Sijtsma had ook in eerste'ronde
niet gesproken, en die heelt zooeven wel het woord mogen
voeren.
De Voorzitter. U hebt gelijk en ik heb daarin ongelijk
gehad. U mag dan ook spreken, maar we schieten op die
manier natuurlijk niet op.
De heer Dubbeldeman. Neen, Mijnheer de Voorzitter, ik
zie van het woord af.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik heb zooeven mijn opinie
al gezegd. Het gaat bij die schoolreisjes om de principieele
kwestie of de gemeente die moet bekostigen, en ik hoop dat
de meerderheid daar principieel tegenover zal staan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Knuttel wordt in stemming
gebracht en met 18 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Sanders, Oostdam,
Mulder, Mevr. van Itallie—van Embden, de heeren Sijtsma,
Pera, Bots. de Lange, van der Lip, Schoneveld, Meijnen,
Splinter, Kuivenhoveri, Wilmer, Stijnman, Wilbrink en
Eerdmans.
Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, van Eek, A. Elker-
bout, Mevr. Dubbeldeman—Trago, de heeren Piekaar, Knuttel
en Groeneveld.
(De heeren Huurman en van Stralen hadden de vergade
ring inmiddels tijdelijk verlaten, terwijl de heer Knuttel
inmiddels ter vergadering was gekomen).
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt vervolgens in
stemming gebracht en met 17 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Sanders, Oostdam,
Mulder, Huurman, Pera, Bots, de Lange, van der Lip,
Schoneveld, Meijnen, Splinter, Kuivenhoven, Wilmer, Stijnman,
Wilbrink en Eerdmans.
Vóór stemmende heeren Dubbeldeman, van Eek, Mevr. van
Itallie van Embden, de heeren Sijtsma, A. Eikerbout, Mevr.
DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Knuttel en Groeneveld.
(De heer Huurman was inmiddels weder in de vergadering
teruggekeerd).
Volgnr 159 wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs '160 tot en met 166, dit laatste verhoogd met
ƒ282.voor de aanschaffing van eenige gymnastiektoestellen
voor de school aan de Medusastraat en volgnr 167 worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Bij volgnummer 168 komt tevens in behande
ling de begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie. Ik moet
hierbij tevens voorstellen de vergoeding voor den Secretaris
der Schoolcommissie met ingang van 1 Januari 1922 te
bepalen op ƒ250.— per jaar. Dit voorstel heeft geen invloed
op de begrooting.
De begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie wordt
zonder beraadslaging of. hoofdelijke stemming goedgekeurd
en eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten de vergoeding voor den Secretaris der Plaatselijke
Schoolcommissie met ingang van 1 Januari 1922 te bepalen
op ƒ250.per jaar.
(De heer Meijnen wordt geacht zich van medestemmen te
hebben onthouden).
Volgnr 168 wordt vervolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 169, luidende: Kosten van de
oudercommissiën500.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik heb in de sectie gevraagd
ƒ100.ter beschikking te stellen van de centrale oudercom
missie. Uit het antwoord blijkt, dat die commissie er riiet
om heeft gevraagd, en dat Burgemeester en Wethouders er
daarom niet op in willen gaan. Ik kan me daarmee wel ver
eenigen, maar ik wil er toch op wijzen, dat een toelage aan
de centrale oudercommissie tot bezuiniging kan leiden, daar
het de kosten van de andere oudercommissies zou kunnen
verminderen. Daarom meen ik, dat er toch alle aanleiding is,
om tot de ter-beschikking-steliing van dat bedrag te komen.
De heer van der Lip. Zou de heer Groeneveld misschien
wat duidelijker willen zeggen, wat hij bedoelt. Hoe kan een
subsidieering van de centrale oudercommissie aanleiding geven
tot bezuiniging op de kosten van de oudercommissies?
De heer Groeneveld. Als alle oudercommissies, die wel
gesubsidieerd worden, op hun eigen houtje werken, dan wordt
het duurder dan wanneer ze gezamenlijk werken in een cen
trale commissie.
De heer van der Lip. Ik geloof dat de heer Groeneveld
de plank misslaat, want de oudercornmissies blijven in ieder
geval werken. Er is alleen een centrale commissie, die uit de
andere gevormd wordt voor de gemeenschappelijke belangen,
maar de commissies zelf blijven ook alle werken. Hoe kan er
dan bezuinigd worden?
De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik kan als argument wel
aanvoeren, dat er in verband met het onderwijs van ver
schillende commissies adressen naar den Raad komen, bij
voorbeeld betreffende strafbepalingen tegen het rooken. Als
er nu een adres kwam van de centrale commissie, dan was
er maar één adres noodig, en nu meerdere. Het zal in de
toekomst ook noodzakelijk kunnen zijn dat de centrale ouder
commissie met voorstellen komt namens alle commissies. Als
die het apart moeten doen worden de kosten toch hooger,