'248 alhier, tegen een jaarlijkschen huurprijs van 600.—, met bepaling, dat de huur geacht wordt daarna telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden, waaronder deze, dat de gemeente te allen tijde bevoegd is, de huur ook tusschentijds op te zeggen, mits den huurder ten minste drie maanden te voren kennisgevende B. het perceel Nieuwe Rijn n°. 66 voor den tijd van twee jaren, ingaande op een nader door ons College te bepalen datum, te verhuren aan P. Gerth, alhier, tegen een jaarlijk schen huurprijs van 900.met bepaling, dat de huur geacht wordt daarna telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet 3 maanden te voren door een der partijen schriftelijk is opgezegd, en verder onder voor waarde 1°. dat het perceel wordt aanvaard in den toestand waarin het verkeert bij den aanvang der huur, komende voorts alle kosten van onderhoud, van welken aard ook, benevens de eventueele kosten van gebruik van gas, water en electriciteit geheel voor zijn rekening; 2°. dat geen veranderingen of verbouwingen in het perceel, van welken aard ook, mogen geschieden zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders, komende alle kosten dezer werken uitsluitend ten laste van den huurder; 3°. dat alle beschadiging aan het perceel tengevolge van de verhuring toegebracht, door den huurder wordt ver goed en dat bij opzegging of beëindiging der huurovereen komst het perceel behoorlijk schoongemaakt en desverlangd teruggebracht in den oorspronkelijken toestand, wordt opge leverd; 4°. dat de huurder, op straffe van schadevergoeding, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, in het bijzonder verplicht is de in het perceel aanwezige nader te omschrijven betimmeringen, enz. in goeden staat te onderhouden en nauw keurig zorg te dragen, dat deze niet worden beschadigd, zullende bij opzegging of beëindiging der huurovereenkomst deze betimmeringen moeten worden opgeleverd in den toestand waarin en op de plaats waar zij zich bevonden bij de aan vaarding van het perceel door den huurder; en 5°. onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden, waaronder deze dat de gemeente te allen tijde bevoegd is de huur ook tusschentijds op te zeggen, mits den huurder ten minste drie maanden te voren kennis gevende. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N#. 413. Leiden, 12 December 1921. Op 21 November j.l. werd door Uwe Vergadering aangehouden ons voorstel (Ingek. Stukken no. 366), om te besluiten mede werking te verleeuen aan de Eerste Leidsche School vereeni- ging tot het stichten van een schoolgebouw voor gewoon lager onderwijs op een terrein gelegen aan de Cronesteinkade en werd ons College uitgenoodigd alsnog nauwgezet te onder zoeken, of het niet mogelijk was aan het verzoek der Eerste Leidsche Schoolvereeniging te voldoen door beschikbaarstelling, overeenkomstig artikel 77, 2e lid, der Lager Onderwijswet 1920, van een bestaand schoolgebouw, en zoo dit mogelijk bleek, een in dien zin gewijzigd voorstel in te dienen. Gevolg gevende aan die uitnoodiging, hebben wij opnieuw getracht in de door Uwe Vergadering aangegeven richting eene oplossing te vinden. Ook na hernieuwde overweging moeten wij echter bij ons aanvankelijk oordeel blijven, dat overdracht van een bestaand schoolgebouw niet mogelijk is, omdat geen enkel gebouw kan worden gemist. Ter motiveering van deze onze meening zij het ons vergund het volgende mede te deelen. Op de 9 derde klasse scholen moesten na de laatste toe lating van leerlingen (1 October j.l.) en met inbegrip van de niet tot de hoogere klasse bevorderden, 339 kinderen in de eerste klasse worden opgenomen. Dit nu was bij het voor deze scholen geldende maximum-aantal leerlingen per klasse van 36, slechts mogelijk, door de vorming van eenige parallel klassen. Wel is waar tellen de hoogere klassen een geringer aantal leerlingen, maar toch zou werd een dezer scholen opgeheven een betrekkelijk groot aantal kinderen niet kunnen worden geplaatst. Dit is mede een gevolg van de omstandigheid, dat verschillende scholen lokalen bevatten, welke geen ruimte bieden voor het volle aantal van 36 leer lingen per klasse. Ook van de gemengde scholen der '2e klasse kan geen enkele worden gemist. Alle lokalen dier scholen zijn in beslag ge nomen, zelfs was het noodig op de bovenverdieping van de school aan den Maresingel door de plaatsing van een schei dingswand een extra lokaal in te richten en moest een klasse van de school aan de Oude Vest worden ondergebracht in het gebouw van de Gemeentelijke Kweekschool voor Onder wijzers en Onderwijzeressen. Het totaal aantal leerlingen aan deze scholen bedraagt voor het le leerjaar 210, het 2e '232, het 3e 218, het 4e 202, het 5e 214 en het 6e 208. Het ge middeld aantal leerlingen in de verschillende klassen is voor het le leerjaar 30, het tweede 29, het derde 27, het vierde 29, het vijfde 27 en het zesde 26. Houdt men hierbij in het oog, dat voor deze scholen net maximum aantal leerlingen voor de eerste drie leerjaren 30 en voor de hoogste 3 leer jaren 25 bedraagt, dan is het duidelijk, dat waar dus voor de 4e en hoogere leerjaren boven het gestelde maximum moest worden gegaan, van overtollige schoolruimte ook hier geen sprake is. De 2e klasse school voor Jongens aan de Pieterskerkstraat heeft alle lokalen in gebruik. De afdeeling voor u. 1. o. telt thans 12 klassen en breidt zich zoo sterk uit, dat ieder jaar twee klassen moeten worden gevormd. Om de u. 1. o. klassen te kunnen onderbrengen hebben wij èn in 1920 èn in dit jaar de leerlingen voor de eerste klasse der lagere afdeeling (voor gewoon lager onderwijs) over de overige 2e klasse scholen moeten verdeelen, zoodat de lagere afdeeling der school een eerste en tweede leerjaar mist. Blijft het aantal leerlingen der u. 1. o. afdeeling in dezelfde mate toenemen, en niets wijst op het tegendeel dan zal in de toekomst naar meerdere schoolruimte moeten worden omgezien. De sterkte der klassen bedraagt voor de lagere afdeeling gemid deld 26 en voor de hoogere afdeeling 19. Het schoolgebouw van de 2e klasse school voor Meisjes aan de Breestraat telt 4 lokalen minder dan er klassen zijn. Om die reden zijn drie klassen ondergebracht in het schoolgebouw aan de Aalmarkt en is één klasse gehuisvest in een daarvoor in gereedheid gebracht vertrek van het gebouw Breestraat 119. Het gemiddeld aantal leerlingen per klasse bedraagt voor de lagere afdeeling 29 en voor de u. 1. o. afdeeling 18. Het schoolgebouw van de 'le klasse school voor jongens aan de Aalmarkt telt 12 lokalen. De leerlingen der school zijn over 9 lokalen verdeeld, terwijl de overige 3 lokalen, gelijk gezegd, in gebruik zijn bij de Meisjeschool '2e klasse. De lokalen dezer jongensschool zijn klein. Slechts in enkele kunnen 30 leerlingen worden ondergebracht. In totaal bieden de 9 lokalen ruimte voor 227 leerlingen De school telt 185 leerlingen, zoodat het gemiddeld aantal per klasse 20 bedraagt. Dit lage gemiddelde is het gevolg van de vorming van parallelafdeelingen. Het aantal leerlingen over de 6 leer jaren bedraagt resp.28, 35, 32, 21, 24 en 45. Rekening houdende met het maximum aantal leerlingen per klasse, dat voor dë 2e klasse scholen geldt en in verband met de grootte der lokalen, kunnen in het gebouw der Meisjesschool le klasse aan de Boom markt 172 leerlingen worden geplaatst. Bovendien is alsnog een klein lokaal beschik baar, dat door den schoolarts wordt gebruikt en verder voor zangonderwijs dient. De school telt in totaal 150 leer lingen, verdeeld over 7 lokalen. Ook hier wordt het gemid delde per klasse van 21 gedrukt door de vorming van een parallelafdeeling, Over de 6 leerjaren verdeeld, bedraagt het aantal leerlingen resp.: 16, '22, 21, 26, 31 en 34. Op grond van het bovenstaande zijn wij van meening, dat, al zou ook bij een herverdeeling van de leerlingen over de verschillende scholen hier en daar een lokaal vrijgemaakt kunnen worden, afstand van een schoolgebouw toch niet mogelijk is, zoolang het aantal leerlingen nog op het boven- aangegeven peil staat. Onze toelichting zou niet volledig zijn, indien wij U niet in herinnering brachten, dat de 3e klasse school no. 2 aan de van der Werlïstraat en de 3e klasse school no. 3 aan de Mare al sinds geruimen tijd niet meer aan de gestelde eischen voldoen en dat geen van beide gebouwen door verbouwing in voldoende mate kan worden verbeterd. In verband daar mede werd door Uwe Vergadering op 30 Mei j.l. besloten een nieuw schoolgebouw te stichten op het Schuttersveld. Is dat gebouw voltooid, dan zal de bevolking van een van beide oude scholen naar het nieuwe gebouw overgaan en zal dan tevens moeten worden overwogen, of de leerlingen van de andere school over de overige bestaande scholen kunnen worden verdeeld, dan wel of moet worden overgegaan tot de stichting van nog een schoolgebouw. Tegenover de vermeerdering met één nieuw gebouw, zal dus staan het verlies van twee oude gebouwen. Werd derhalve thans een schoolgebouw afgestaan, dan zouden binnen afzienbareii tijd 2 gebouwen worden gemist. Bedenkt men tenslotte, dat de invoering van het verplichte 7e leerjaar het aantal leerlingen nog zal doen stijgen en dat,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 32