408 MAANDAG 12 DECEMBER 1921. zoo, dat men den werkgevers een dienst, zou bewijzen door een staking te proclarneeren. Als er een hoogconjunctuur is en het er om gaat otn betere voorwaarden te strijden, dan is te overwegen om te trachten de geheele arbeider sbeweging daarvoor mobiel te maken, maar in dezen tijd, waarin de arbeiders hebben moeten aanvaarden een opgedrongen strijd om loonsverlaging tegen te gaan, zullen de vakvereenigingen wijs handelen door niet in te gaan op de raadgevingen van den heer Knuttel. [Jij wil in troebel water visschen en, als de chaos komt, dan kan hij bereiken, dat de door hem gehate gele organisatie, welke de macht nog heeft, voor de eerste tien jaren wordt ontredderd. Daaraan zullen wij zeker niet meedoen. Dit was een kleine uitweiding. Ik wil nog iets zeggen over bet antwoord van Burgemeester en Wethouders op het sectieverslag. Er wordt, door Burgemeester en Wethouders gezegd, dat bij hen geen onwil voorzit, maar wij kunnen vooralsnog niet tot een andere meening komen. Wat is gedaan voor verschaffing van productieven arbeid? In vele andere gemeenten is door de gemeentebesturen productief werk verschaft. Natuurlijk is het niet altijd precies geweest zooals het moest; er waren vrijwel altijd klachten over het betalen van te lage loonen; maar in elk geval hebben die gemeentebesturen toch geprobeerd de werkloozen vast aan het werk te helpen. Hier echter is er geen spoor van te bekennen. Het is nu voor het eerst bij dit antwoord, dat Burgemeester en Wethouders zeggen dat zij voorstellen zullen doen binnen kort om tot werkverschaffing over te gaan. In het sectieverslag is gesproken over de amoveering van de Brandewijnsteeg. Onzerzijds hebben wij daaromtrent opge merkt, dat dit een werk was, dat zeer zeker in aanmerking zou zijn gekomen om door de gemeente te worden uitgevoerd, en wel door de werkloozen. Er waren daarvoor zeer vele geschikte personen beschikbaar en als de gemeente daarvoor een oproeping had gedaan, dan zou zij rijk voorzien zijn van daarvoor in aanmerking komende werkkrachten. Natuurlijk zeggen Burgemeester en Wethouders, zooals zij altijd bezwaren hebben en zooals tegen alles wel bezwaren zijn aan te voeren, dat juist dit werk niet in aanmerking komt en niet geschikt is om door werkloozen uitgevoerd te worden. Ja, als men een zaak niet wil, dan zijn er wel altijd motieven te noemen, die moeten aantoonen dat er bezwaren tegen zijn, maar op die wijze kan het toch niet. Werkverschaffing kost nu eenmaal geld; dat zal ook het geval zijn met de plannen waarmede Burgemeester en Wethouders voornemens zijn te komen; en mij dunkt dat Burgemeester en Wethouders zeker een begin hadden kunnen maken met de afbraak van de Brande wij n steeg. In aansluiting aan de opmerkingen, welke gemaakt zijn in zake de onjuistheid van het sectieverslag, wil ik nog zeggen, dat ook omtrent het door mij gesprokene een onjuistheid in het verslag staat. Er wordt gezegd, dat Burgemeester en Wethouders geweigerd zouden hebben een conferentie te houden met de vakorgani saties in zake werkverschaffing. Dat is geheel onjuist; dat hebben wij niet beweerd en dat kunnen wij ook nooit beweren, want wij zijn degenen geweest op wier instigatie die confe rentie plaats gehad heeft. Dus hoe zouden wij dan kunnen beweren, dat de conferentie door Burgemeester en Wethouders zou geweigerd zijn. Wat wel gebeurd is en daarop grondt zich ons verwijt aan Burgemeester en Wethouders is dat zij hun taak hebben willen overdragen op de vakvereenigingen. Door de verschillende vakcentralen is een verzoek gedaan aan Burgemeester en Wethoufers om zoo spoedig mogelijk over te gaan tot werkverschaffing en aan de vakvereenigingen- centrale daarover een onderhoud toe te staan. In plaats nu dat. Burgemeester en Wethouders onmiddellijk daarop ingaan, overtuigd als zij moesten zijn, dat die zaak zooveel mogelijk bespoedigd moest worden, zonden zij een schrijven aan de organisaties, of dezen nu maar zoo goed wilden zijn om daar omtrent eerst voorstellen bij Burgemeester err Wethouders in te dienen. Nu lijkt ons dat de zaak op haar kop zetten. Hoe kunnen de organisaties, die toch vrijwel staan buiten het beheer van gemeentewerken, die daarvan dus niets positiefs weten, voor stellen doen en daar bij overwegen dat er ook kans bestaat dat die voorstellen uitvoerbaar zijn? Dat ligt geheel op den weg van Burgemeester en Wethouders, die terzake overleg moeten plegen met gemeentewerken, zooals zij nu voornemens zijn te doen. Ik kan er op wijzen, dat te Amsterdam en Utrecht blijk baar het gemeentebestuur op betere, krachtiger wijze wenschen mede te werken aan het verschaffen van productief werk aan wer kloozen. Te Amster dam is daarvoor een commissie benoemd, die Burgemeester en Wethouders zal bijstaan in het ontwerpen van plannen voor de werkverschaffing. Te Utiecht hebben Burgemeester en Wethouders zelfs een beroep gedaan op de organisaties om, als zij het een of ander idee hebben in zake werkverschaffing, daarvan aan Burgemeester en Wethouders opgaat te willen doen. De heer Bots. Datzelfde hebben wij gedaan. De heer van Stralen. Van Burgemeester en Wethouders hier kunnen wij nog steeds niet den indruk krijgen, dat zij op ernstige wijze werk willen verschaffen aan de arbeiders. Wij krijgen deze mededeeling in de stukken, maar hoe lang zal het nog duren eer een begin van uitvoering daaraan gegeven zal worden? Waarom hebben zij zich bijvoorbeeld in net midden van den zomer niet met die zaak bezig gehouden? Dan maak ik mij toch sterk, dat thans reeds had kunnen worden begonnen aan enkele werken, die als werkverschaffing voor de werkloozen hadden kunnen dienen, maar Burgemeester en Wethouders komen er eerst nu mede. Burgemeester en Wethouders hebben ook nog geen gevolg gegeven aan het in de secties gedaan verzoek om althans uit deze begrooting te doen blijken, dat zij den ernstigen wil bezitten om tot werkverschaffing over te gaan. Wij hebben in de secties de opmerking gemaakt, dat op de begrooting geen post voor kwam in zake werkverschaffing, ja, dat er zelfs geen memorie- post te dier zake opgebracht was. Dit was toch het minste, dat men had mogen verwachten; daaruit zou althans zijn gebleken, dat ernstige plannen en voornemens dienaangaande bestonden. Nu hebben wij pas uit het antwoord van Burge meester en Wethouders kunnen vernemen, dat Burgemeester en Wethouders misschien spoedig wij zullen het hopen met een of ander plan zullen komen, maar ik zou willen vragen: als dat plan tot uitvoering mocht komerr, uit welken post zouden dan die uitgaven moeten worden bestreden? Men zal zeggen: uit den post «Onvoorziene Uitgaven". Daartegen hebben wij echter bezwaar. Wij hebben er be denking tegen, dat, waar wij vaststellen, dat werkverschaffing zeer noodzakelijk is, de gelden, daarvoor te besteden, zouden moeten worden geput uit den post «Onvoorziene Uitgaven". Wij hadden gaarne gezien, dat uit de begrooting was gebleken, dat Burgemeester en Wethouders werkelijk ernstige plannen voor werkverschaffing hadden. Ik heb zooeven medegedeeld, dat te Amsterdam door Burge meester en Wethouders is geaccepteerd een bijzondere Raads commissie om hen bij te staan bij het ontwerpen van plannen tot werkverschaffing. Ik heb daarom de eer een tweetal voorstellen in te dienen, luidende: I. »De Raad, van oordeel, dat productieve werkverschaffing onmiddellijk dient te worden ter hand genomen, besluit, gezien de onmogelijkheid daarvoor thans een Vasten uitgavenpost uit te trekken, op de begrooting voor 1922 daarvoor een memorie- post te plaatsen" en II. »De Raad besluit tot instelling van een bijzondere Raads commissie teneinde Burgemeester en Wethouders bij te staan bij het ontwerpen van plannen in zake productieve werk verschaffing." De Voorzitter. Ik zou den heer van Stralen een vraag willen doen. Ik begrijp niet welke lijst hij van de Arbeids beurs heeft; ik heb ook een lijst en, als ik de getallen nauw keurig optel, kom ik tot 484 werkloozen, waaronder 7 vrouwen zijn. Hoe komt de heer van Stralen tot 637-f-150? Ik begrijp daar niets van. Misschien heeft de heer van Stralen een andere lijst dan ik. De heer van Stralen. Ik heb de lijst van 12 December, dus van vandaag. De Voorzitter. De mijne is van 9 December en als ik de getallen optel kom ik tot een totaal van 484 werkloozen. Ik heb van den heer van Stralen de volgende voorstellen ontvangen I. »De Raad, van oordeel, dat productieve werkverschaffing on middellijk dient te worden ter hand genomen, besluit, gezien de onmogelijkheid daarvoor thans een vasten uitgavenpost uit te trekken, op de begrooting voor 1922 daarvoor een memorie- post te plaatsen," en II. »I)e Raad besluit tot instelling van een bijzondere Raadscommissie teneinde Burgemeester en Wethouders bij te staan bij het ontwerpen van plannen in zake productieve werkverschaffing." De voorstellen van den heer van Stralen worden voldoende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De Voorzitter. Overmorgen verschijnt er een voorstel van Burgemeester en Wethouders om zeker werk door werkloozen te laten uivoeren en dat komt aan de orde in de Raadsver gadering, die aanstaanden Maandag plaats zal hebben. Het beste zou nu zijn dat de voorstellen van den heer van Stralen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 26