MAANDAG 42 DECEMBER 1921. 489 bemerk ik ook niet, dat men gevoelt dat daarmede de sociaal democratie te gronde gaat. Dit bewijst derhalve, dat wij in de praktijk, wanneer de omstandigheden er toe leiden, veel dichter bij elkander kunnen staan dan uit de woorden van den heer van Eek zou zijn op te maken. Aangezien ik mij er zeer over verheug als lid van den Vrijheidsbond, dat personen zooveel mogelijk zich bij mijn gedachtenkring aansluiten, constateer ik met genoegen dat ik den heer van Eek en de zijnen ook in mijne vereeniging met genoegen welkom zou kunnen heeten, behoudens dan de kanonschoten op het kapitalisme, die eens in het jaar gelost worden; maar als het daarbij blijft dan zullen wij dat mis schien zeer gaarne als een vaste gewoonte kunnen aanvaarden en, omdat het toch maar woorden waren, ons over die dingen niet verder druk maken. De praktische toepassing van de socialistische beginselen, voorzoover die onder het kapitalis tische stelsel mogelijk is hebben wij achter den rug, maar voor een deel zijn de in dien tijd genomen maatregelen weer afgeschaft, omdat de tijdsomstandigheden veranderd waren. Voor mij zou er echter niet het minste bezwaar bestaan om, wanneer belangengemeenschappen de prijzen mochten hoog houden en daardoor het leven mochten duur maken, zoodat feitelijk de eene groep zich ten bate van de andere zou trachten te verrijken, weer precies te doen wat wij vroeger hebben gedaan. Tegen prijsregelend optreden daar, waar belangengroepen misbruik maken van de macht, die zij hebben, om het publiek te exploiteeren, bestaat bij mij geen bezwaar. In het verleden hebben wij daaraan zoowel in deze gemeente als in het landsbestuur medegewerkt. Altijd vind ik het een genoegen te kunnen constateeren, dat er op dit gebied meer eenheid van gedachten ligt dan men oogenschijnlijk zou meenen, en wanneer nu nog onze wenschen op het gebied van de bezuiniging ook door het gemeentebestuur van Leiden mochten worden ingewilligd, dan zou ik de woorden van den heer Sijtsma van den vorigen keer kunnen herhalen: dit is voor mij een goede middag. Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Ik wensch te beginnen met er als eindrapportrice van hetgeen in de secties over de begrooting is gezegd op te wijzen, dat het financieel nadeel voor de gemeente gelukkig niet zoo groot zal zijn, indien het Verslag omtrent het sectie-onderzoek niet geheel in orde is als de leden meenen, omdat het samen stellen van dat Verslag een van de dingen is, welke de leden uit liefde voor de gemeente doen, en waaruit geen financieel voordeel kan worden behaald. Verder vestig ik er de aandacht op, dat ik afhankelijk was van de verslagen, welke ik van de rapporteurs uit de verschillende secties kreeg; als er dus fouten zijn gemaakt, dan is dat niet alleen op de eindrappor trice van toepassing. De heer Huurman. Die klacht hebben wij elk jaar gehoord. Mevrouw van Itallievan Embden. Er komt bij, dat ik een nieuw lid ben en dus uit den aard der zaak nog niet geheel op de hoogte ben van de verschillende zaken. Thans een woord over hetgeen door anderen reeds gesproken is. De heer van Eek heeft gezegd, dat de heer Marchant tegen het kapitalisme is, en hij heeft ten bewijze daarvan een citaat uit een rede van den heer Marchant voorgelezen. Ik moet er echter op wijzen, dat die rede heeft gestaan in een groot dagblad en dat zij reeds gecorrigeerd is. De heer Marchant is tegen de uitwassen van het kapitalisme, niet tegen het kapitalisme zelf. Ik ben het volkomen eens met den heer Knuttel, dat binnen het kapitalisme zeer groote hervormingen kunnen plaats hebben, en ik geloof wel, dat de Vrijzinnig Democraten die groote hervormingen tot het einde toe willen toelaten. Het woord «klassenstrijd", zetten wij liever om in het woord «belangenstrijd", want wij weten dat er in de maat schappij belangenstrijd is, maar die loopt naar onze meening dwars door alle klassen heen, omdat de klassen niet afgesloten geheelen zijn, als zij er al ooit geweest zijn, maar alle soorten van menschen bevatten. Er zijn geen afgesloten klassen meer van heeren en knechts, van producenten en consumenten, van kapitalisten en werkers. Ik zit hier als afgevaardigde van de Vrijzinnig Democraten, maar ik zou het een zeer groote beknelling vinden, als ik hier niet zat als afgevaardigde van een grooteren kring der burgerij en alleen als vertegenwoordigster van de Vrijzinnig Democraten. Ik hoop waardig te zijn de vertegenwoordigster te heeten van de vrouwen van Leiden, en dat ik voor haar nuttig kan wezen, en misschien ook wel vertegenwoordigster van alle burgers van Leiden. Ik meen dat het ook de oor spronkelijke taak van den Gemeenteraad is geweest om de burgerij als zoodanig te vertegenwoordigen en niet in afgesloten kringetjes, in afgesloten klassetjes en in afgesloten partijtjes. Hiermede komen ook zoo uitstekend overeen onze Vrijzinnig- Democratische beginselen, die zich niet in een bepaald dogma hebben vastgelegd, die niet het leven willen kanaliseeren doch die aan den stroom des levens staan, zien hoe het leven zelf loopt en daarop de uitwerking van hunne ideeën richten. Wij maken de ideeën niet voor het leven, maar het leven ziende volgen wij dat. Hieraan is het dan ook te wijten, dat ik in den korten tijd dat ik deel van den Raad uitmaak wel eens het verwijt heb moeten hooren dat ik in een of andere richting stemde. Dat komt omdat onze Vrijzinnig-Democra tische beginselen soepel zijn en zich laten aanpassen aan datgene wat wij meenen dat het leven noodig heeft en dat wij het richtsnoer daarvoor alleen vinden in ons geweten, een richtsnoer dat ons den weg wijst in dit moeilijk en gecom pliceerd leven. Ik meen hiermede eenigszins mijn standpunt als Vrijzinnig- Democraat, als vrouw en als burgeres te hebben aangegeven. De Voorzitter. Het woord is thans aan den heer Dubbeldeman. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Is het niet beter dat wij eerst gaan middagmalen en dat ik van avond mijn rede houd? Wij moeten hier toch 3 dagen bijeen zijn. De Voorzitter. De aankondiging op den oproepingsbrief, dat de vergadering van hedenmiddag zoo noodig ook voort gezet zal worden morgen en overmorgen, heeft alleen ten doel gehad tot de leden te zeggenrekent er op, dat het eventueel drie dagen zal kunnen duren, maar de bedoeling heeft niet voorgezeten, dat er nu ook inderdaad drie dagen vergaderd zal worden. Ik wil overigens vragen, of men nu werkelijk gelooft, dat het belang van de ingezetenen zoozeer bevorderd wordt door voor alles, wat men b.v. in 5 minuten zou kunnen zeggen, een uur te nemen? Er staat nergens, dat er per se 3 dagen gesproken moet wordenik zie niet in, waarom de zitting niet vroeger zou kunnen afloopen. Dat zou zeker ook in het belang van de gemeentefinanciën zijn. Ik wil geen aanmerkingen maken, maar als men zoo de redevoeringen hoort, dan komt onwillekeurig de vraag op: zitten wij hier in de Tweede Kamer of in den Raad? In den Raad, zegt de heer Eerdmans. Ja, misschien komt het doordat ik een jaar afwezig geweest ben en er een beetje uit geraakt ben. Laat ik zeggen, dat de Raad niemand er een genoegen mede zpu doen, noch den Raad zelf, noch het College, noch den ingezetenen, door opzettelijk deze drie dagen vol te praten. Wil de heer Dubbeldeman nu alvast zijn rede beginnen? De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik ben het natuurlijk met u eens, dat niet, onnoodig, drie dagen vol gepraat moeten worden. Overigens, ik mag veronderstellen dat, als het van u afhing, de geheele begrooting in één dag zou afgehandeld zijn. Ik wil hiermede niets onaangenaams aan uw adres zeggen. Ik kan het mij van uw standpunt volkomen begrijpen, dat u meent dat over deze begrooting niet zooveel geboomd behoeft te worden; maar er zijn leden in den Raad, die er anders over denken en alles moet ten slotte zijn recht hebben. Ik wil er ten slotte toch ook op wijzen, dat wij vandaag een half uur vroeger zijn begonnen dan gewoonlijk en de meeste leden hebben ook nog wel wat anders te doen, tusschen twee zittingen in. De Voorzitter. Ik doe den heer Dubbeldeman opmerken, dat wij ditmaal een half uur later dan gewoonlijk begonnen zijn. De vergadering, waarin de begrooting behandeld wordt, is vroeger altijd om 1 uur begonnen. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik had met mijn opmerking over het aanvangsuur meer het oog op de gewone vergade ringen van den Raad. De Voorzitter schorst alsnu de vergadering tot des avonds 8f uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8^ uur. Thans zijn afwezig: de heeren van Hamel, Rotteveel en Groeneveld. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over dc begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1922. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Het zal wel geen verwon dering wekken, als ik namens de sociaal-democratische Raads fractie verklaar, dat wij ook in zake het woningtekort, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 17