450 MAANDAG 28 NOVEMBER 1921. levensonderhoud en den kinderaftrek. Wij hebben hier inderdaad een bijzonder lage schoolgeldregeling ontworpen. Wat zal het practisch resultaat zijn, als het amendement wordt aangenomen? Natuurlijk moet dan de schaal worden veranderd, zooals de heer Wilmer zelf in de toelichting heeft erkend, want, gebeurde dat niet, dan zouden wij een veel te laag schoolgeld krijgen, wij zouden dan het geval kunnen krijgen, dat b.v. iemand met een inkomen van 2200.nog geen cent schoolgeld betaalde. En wat zal het gevolg van een nieuwe schaal zijn? Dat het nagenoeg op hetzelfde neerkomt! Wat verschil maakt het bij slot van rekening, of iemand met een zuiver inkomen van bijvoorbeeld ƒ3000.betaalt ƒ5.— schoolgeld, dan wel bij een belastbaar inkomen van ƒ1500.hetzelfde bedrag? Ik mag inderdaad toch wel eens vragen, of wij hier niet te maken hebben met zekere Prinzipienreiterei. Wordt het amendement aargenomen, dan zal de schaal anders moeten wordendan zal ook de verhouding met de regeling voor de Hoogere Burgerschool absoluut verbroken worden dit aan het adres van den heer Meijnen. Bij de Hoogere Burgerschool heeft men het zuiver inkomen als basis; neemt men bij de lagere scholen het belastbaar inkomen, dan zullen de schoolgelden bij de Hoogere Burgerschool over de geheele lijn lager worden dan bij de uitgebreid lager onderwijs- scholen. Dat zal het gevolg zijn van de begeerte om nu een maal rekening te houden met het aantal kinderen waaruit het gezin bestaat. Ik mag gerust zeggen, dat wij voorgesteld hebben een regeling, die aan den lagen kant is. Van verschillende menschen heb ik gehoord: wij gaan er op vooruit. Die stemmen komen vooral uit de kringen van het bijzonder onderwijs, waar men over het algemeen met deze regeling tevreden is. De menschen gaan veel minder betalen dan tot dusver. Ik heb eens geïnformeerd, of werkelijk ook op die bijzondere scholen een dergelijke regeling werd toegepast als de heer Wilmer bepleit; maar ik heb vernomen, dat men er daar niet aan gedacht heeft, dat men daar zelfs niet eens een progressieve regeling van eenige beteekenis heeft. Niet alleen dus hield men daar geen rekening met de sterkte van het gezin, maar ook zelfs niet met het inkomen van de ouders. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het in hooge mate zou betreuren wanneer het amendement werd aangenomen. Het gevolg ervan zal zijn, dat wij nu met de behandeling van dit voorstel zullen moeten uitscheiden; dat wij de zaak zullen moeten aanhouden tot een volgende vergadering om in dien tijd een nieuwe schaal te ontwerpen, terwijl het practische resultaat naar mijne meening öf precies gelijk zal zijn of voor de meeste ouders nadeeliger. Want aan een lagere totaal opbrengst mag niet gedacht worden. Ik heb met cijfers duidelijk aangetoond, hoe billijk ons voorstel is. Wij zijn zelfs lager dan in die plaatsen waar men te werk gaat op de wijze als de heer Wilmer voorstelt. De heer Knuttel. M. d. V. Ik maak mij niet buitengewoon warm voor het amendement van de heeren Wilmer en Heems kerk, maar ik kan niet nalaten te zeggen, dat ik het argument ter motiveering van het afwijzend standpunt tegenover het amendement, dat het hier voorgesteld tarief lager is dan elders, allerzonderlingst acht. Er is slechts één argument, dat iets beteekent, namelijk het argument ontleend aan de een heid met de regeling voor de Hoogere Burgerschoolmaar wij hebben er hoegenaamd niets mede te maken, dat Leiden, vergeleken met sommige andore plaatsen, aan den lagen kant is. Het tarief kan toch betrekkelijk even hoog of laag blijven, bezien van het standpunt van het zuiver belastbaar inkomen. Men zal dus alleen het totaal van het schoolgeld, dat men denkt binnen te krijgen, op eenigszins andere wijze verdeelen. Ik begrijp dus heelemaal niet wat dat argument er toe doet. Ik moet verklaren dat ik, ofschoon ik het niet zoo'n belang rijke zaak acht, de regeling volgens het amendement eenigs zins billijker vind dan de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde en dat ik, afgezien van de quaestie öf bij een nieuwe regeling één of meer klassen zullen vervallen, met het amendement kan medegaan. De heer van der Lip. Het practisch resultaat is nihil. Wat heeft men er aan? Het is zonde van den tijd! De heer Mulder. M. d. V. Ik wil niet breed op deze zaak ingaan; zij is mijns inziens door de heeren Wilmer en Meijnen voldoende verdedigdmaar ik wil even terugkomen op het geen ik straks heb vernomen van den Wethouder, namelijk dat, als hier ingevoerd wordt een tabel naar het belastbaar inkomen, dan het I itgebreid Lager Onderwijs in het gedrang moet komen met betrekking tot het Middelbaar Onderwijs, omdat dan de tabel veranderd moet worden. Ik geloof, dat wij daarmede geen rekening moeten houden, aangezien de Wethouder straks heeft gezegd, dat de schoolgeldregeling van de Hoogere Burgerschool moet herzien worden; dan kan daarmede rekening worden gehouden. De heer Wilbrink. M. d. V. Al behoor ik nu niet tot degenen, die met den kinderaftrek opstaan en tiaar bed gaan, den meesten tijd denk ik daaraan bij die gelegenheden niet toch kan ik mij zeer goed vereenigen met het voorstel van den heer Wilmer. Mijns inziens heeft de Wethouder overtuigend gesproken, maar toch zijn zijne argumenten tegen het voorstel van den heer Wilmer niet bijzonder sterk geweest, Hij heeft alleen aangetoond, dat wij hier een schoolgeldregeling krijgen, die aan den lagen kant is, maar hij heeft niet aangetoond, dat die regeling zooveel billijker is met betrekking tot de draagkracht van hen, die schoolgeld moeten betalen. De heer van der Lip. Ik heb de cijfers opgenoemd voor gezinnen met een bepaald aantal kinderen. De heer Wilbrink. Dat doet er niets toe. Er wordt hier een schoolgeldregeling voor Leiden gemaakt, niet voor Haarlem, den Haag, Rotterdam of Bussum. Als wij een schoolgeldregeling voor Leiden maken, willen wij dat die zoo zal zijn, dat de menschen werkelijk naar draagkracht betalen, niet naar alge meen zuiver inkomen, en of nu te Haarlem de schoolgeld regeling voor gezinnen met hetzelfde aantal kinderen hooger komt dan die te Leiden, dat doet er niets aan af. Men had even goed een hoogere regeling kunnen ontwerpen met een billijker verdeeling over de gezinnen met meerdere kinderen. Mijns inziens kan een gezin met een inkomen van 1200. en 1 kind even goed zijn schoolgeld betalen als een gezin met een inkomen van 1600.— en vijf kinderen. Nu kan men zeggen, dat in Haarlem iemand met een inkomen van 1600. en vijf kinderen meer schoolgeld moet betalen dan volgens deze regeling in Leiden het geval zou zijn, maar daarom gaat het niet. Het gaat er om, dat schoolgeld zal worden betaald naar den welstand van de gezinnen. De heer van der Lip. Theorie. De heer Wilbrink. Dat mag theorie zijn, maar practisch komt het hierop neer, dat het in gezinnen met weinig kinderen beter gemist kan worden dan in gezinnen met veel kinderen. Ik kan mij niet voorstellen, dat iemand met een inkomen van 1500.en met 8 kinderen het even goed kan betalen als iemand met een inkomen van f 1200.en 1 kind. Ik zal dus mijn stem geven aan het voorstel van den heer Wilmer. De heer Groeneveld. M. d, V. De Wethouder heeft mij niet overtuigd. Hij heeft een betoog gehouden, dat geheel ging langs het voorstel van den heer Wilmer. Het gaat alleen over het principe of de berekening van het schoolgeld volgens het belastbaar inkomen beter is dan de berekening volgens het zuiver inkomen. De Wethouder heeft daartegenover gesteld, dat de tarieven van het schoolgeld zoo laag zijn, maar die tarieven hebben met dat beginsel niets te maken. Wij zijn aan artikel 2, terwijl de Wethouder artikel 5 heeft behandeld de Wethouder is te vooruitstrevend, zoo verzijn wij nog niet. Ik blijf er dan ook bij, dat de Wethouder mij niet heeft over tuigd en niet is ingegaan op het betoog van den heer Wilmer, maar een betoog heeft gehouden, dat daarnaast stond. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik geloof, dat wij hier een zonderlinge wijze toepassen om deze zaak te bespreken. Wij hebben een duidelijk omlijnd voorstel van den Wethouder vóór ons en het is tijdig in onze handen geweest. Nu krijgen wij er een amendement op, dat niets omlijnt. Daar wordt eenvoudig gesproken over een belastbaar inkomen, dat dan een kinderaftrek zou toelaten en dat ten slotte zou moeten neerkomen op een voordeeliger tarief. Had men er nu een schets van het tarief bijgevoegd, dan hadden wij het kunnen vergelijken; maar nu staan wij voor iets wat onbekend is, waarvan wij niet weten of het soms anders zal uitvallen; en zooals de Wethouder terecht heeft gezegd, dat alles ter wille van een denkbeeld, welks toepassing in de plaatsen, waar die heeft plaats gehad, voor de betrokken gezinnen absoluut niet voordeeliger blijkt dan wat Burge meester en Wethouders voorstellen. Wat men nu gedaan heeft vind ik half werk doen. Al had men niet een geheele schaal kunnen maken, men had ons toch een voorbeeld kunnen voorleggen als steekproef. Het is hierbij weder precies zoo gegaan als wij zoo vaak bij derge lijke dingen zien. Hetgeen voorgesteld wordt door het College kent men; het andere kent men niet; men weet niet wat ervan zal komen; maar er is een geliefd denkbeeld aan ver bonden; en nu zal men hetgeen men kan overzien prijs geven voor het andere, waarvan wij niet weten wat er van zal komen. Ik vind dat geen juiste wijze van doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 10