MAANDAG 21 NOVEMBER 1921.
431
Schoolvereeniging, omdat, als Burgemeester en Wethouders
ons voorstel overnemen en ook de Raad zich daarmede ver-
eenigt, dit adres niet meer aan de orde is.
Een enkel woord naar aanleiding van het gesprokene door
den Wethouder, die heeft gezegd, dat degenen, die dit adres
bij den Raad hebben ingediend, misschien tot andere ge
dachten zullen komen, als hun de reorganisatieplannen voor
het onderwijs bekend zullen zijn. Ik zou den geachten Wet
houder willen vragen of het nog lang moet duren, voordat
die plannen bekend worden. Dat die plannen spoedig bekend
worden gemaakt is nuttig met het oog op de gezindheid van
hen, die dit adres aan den Raad hebben gestuurd, maar ook
zeer nuttig met het oog op de financiën van de gemeente.
Het wil mij voorkomen, al heb ik daarop slechts een zeer
oppervlakkigen kijk, dat, wanneer de reorganisatieplannen in
Leiden in werkelijkheid zullen zijn omgezet, de uitgaven,
welke aan het onderwijs ten koste zullen moeten worden
gelegd, minder zullen zijn dan op dit oogenblik het geval is.
Mijn vraag aan den Wethouder is dus of die reorganisatie
plannen nog lang uitblijven.
De heer Groenevei.d. M. d. V. De heer Eerdmans heeft mij
kwalijk genomen, dat ik aari deze Schoolvereeniging een oud
schoolgebouw wil cadeau doen. Ik begrijp dat niet, want het
ligt toch voor de hand, dat ik dat voorstel. Ik zou willen,
dat al de bestaande schoolgebouwen aan de nieuwste eischen
voldeden, maar dat is nu eenmaal zoo niet. Er zijn in Leiden
tal van oude schoolgebouwen, die niet meer aan die eischen
voldoen, en toch zullen zij nog jaren en jaren mee moeten,
maar, als het er om gaat dat de gemeente van een oud en
van een nieuw schoolgebouw er een moet weggeven, dan ben
ikervoor.dat de gemeente het oude weggeeft en het nieuwe
•zelve houdt. Dat is toch niet zoo onredelijk!
De heer Knuttel. Vooral als gij hier zit om de belangen
van de gemeente te behartigen.
De heer Groeneveld. Als men iets gaat weggeven, geeft
men toch niet het beste weg. Ik zou er daarom voor zijn om,
als er een schoolgebouw moet worden cadeau gedaan, het
slechtste cadeau te doen, vooral aan hen, die misbruik maken
van de bepalingen der nieuwe Lager-Onderwijswet.
De heer Meijnen. M. d. V. Nog een zeer kort woord.
In de eerste plaats mijn dank, dat het College besloten
heeft ons voorstel over te nemen.
In de tweede plaats breng ik prof. Eerdmans in herinnering,
dat ik toch begonnen ben met de bijzondere aanleiding te
noemen tot het indienen van ons voorstel, nl. dat door de
stichting van de nieuwe school 2 openbare scholen gedeeltelyk
ontvolkt zouden worden.
In de derde plaats wil ik verklaren, dat ik noch de woorden
van den heer Groeneveld noch zijn moraal wat betreft het
weggeven van het slechtste en het houden van het beste,
voor mijne rekening neem.
De beer van der Lip. M. d. V. Ik zou den Raad dezen
raad willen geven: laten wij ons toch, niet te veel verdiepen
in de vraag, wat de aanleiding is dat deze vereeniging een
eigen school wenscht te stichten.
Ik kan mij begrijpen dat menigeen zegt: ik vind de bezwa
ren, ingebracht tegen de bestaande openbare scholen, lang
niet overwegend, maar ik geloof toch dat wij verstandig
zullen doen wanneer wij ons niet te veel met die vraag
bezighouden, om deze doodeenvoudige reden, dat de wet een
maal aan elke vereeniging toestaat om een school te stichten.
Wij hebben ons niet in te laten met de redenenwij kunnen
het betreuren dat deze stap wordt gedaan, maar de wet kent
nu eenmaal het recht toe aan elke vereeniging om een eigen
school op te richten.
De heer Wilmer heeft gevraagd hoe het staat met de
reorganisatieplannen. Ik geloof niet, dat die plannen veel
invloed zullen hebben op den gang van deze zaak. Ik heb
persoonlijk het bestuur der vereeniging steeds geradenwacht
tot de reorganisatieplannen bekend zijn, bestaan dan nog
overwegende bezwaren tegen de inrichting der scholen, dan
hebt gij gelijk wanneer gij een eigen school verlangt, maar
het bestuur heeft aan dien raad geen gevolg gegeven.
Die plannen zullen dus bij het bestuur dezer vereeniging
niet veel gewicht in de schaal leggen. Wij moeten besluiten
vóór het nieuwe jaar; wij hebben dus nog 6 weken tijd om
de zaak te beslissen; en ik kan niet beloven, hoewel ik ér
zeer veel haast mede maak, dat vóór dien tijd de reorganisatie
plannen bekend zullen zijn.
Dan nog een paar kleinigheden.
De heer Mulder heeft gezegd, dat hij het terrein wat duur
vindt. Dit is echter een zaak, die niet bij den Raad thuis
behoort maar bij het College van Burgemeester en Wethouders.
Ik dank echter den heer Mulder voor zijn opmerking.
Dan nog dit. Zooeven heb ik vergeten den heer Meijnen te
antwoorden op zijn opmerking betreffende het aantal leerlingen.
Terecht heeft hij erop gewezen, dat het aantal leerlingen
volgens de berekening moet zijn 216 en dat in de overgelegde
verklaring van de vereeniging gesproken wordt van 150 leer
lingen. Natuurlijk is het duidelijk dat dit een schrijffout is;
maar ik ben gaarne bereid om die fout in orde te maken,
wat ook mij regelmatiger voorkomt.
Ten slotte wensch ik mijnerzijds te onderstrepen wat door
de heeren Eerdmans en Meijnen is gezegd ten aanzien van
het door den heer Groeneveld gesprokene; ook ik neem de
moraal van den heer Groeneveld absoluut niet voor mijne
rekening. Ik zou er niet toe kunnen medewerken om, bij het
verleenen van de medewerking, dit standpunt in te nemen:
ik geef aan deze vereeniging een oud gebouw en ik sticht
voor ons zelf een nieuw gebouw. Op die manier hoop ik de
wet nooit toe te passen. Trouwens de vereeniging heeft niet
met ieder gebouw genoegen te nemen.
Intusschen kunnen wij nu de debatten hierover wel staken.
Wij hebben en niemand heeft daartegen bezwaar inge
bracht ons bereid verklaard nog eens na te gaan, of er
inderdaad een schoolgebouw is, dat wij aan de vereeniging
kunnen aanbieden.
De Voorzitter. Wij kunnen dus de bespreking over dit
punt beëindigen. Alleen wil ik naar aanleiding van een vraag
van den heer Eerdmans nog dit zeggen.
Hij vraagt: wanneer dergelijk schoolgebouw zal worden
afgestaan, zal dat dan voldoen aan de eischen, welke de wet
stelt? Daarop is het antwoord, dat wij ons verplicht zullen
rekenen alles te doen om te maken dat er overeenstemming
is met de eischen, die gesteld worden.
Deze zaak komt dus nader aan de orde.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van den
heer Meijnen c. s., zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
In verband hiermede wordt punt 3 van de agenda afgevoerd.
IV. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen,
tot H. M. de Koningin het verzoek te richten aan de ge
meente Leiden vrijstelling te verleenen van de bij art. 11
der Woningwet opgelegde verplichting tot het instellen van
een Woningbeurs.
(Zie Ing. St. No. 370.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik begin met te constateeren,
dat het toch nog wel niet zal zijn voorgekomen, dat door
Burgemeester en Wethouders een naiever praeadvies is uitge
bracht dan in zake de uitlegging van artikel 11 van de
Woningwet, een artikel door Minister Aalberse in die wet
gebracht. Als men niet beter wist, zou men heusch denken,
dat het gedaan was door een jongsten bediende van een
grutterskantoortje. Ik meen dat in ernst, want als men dit
praeadvies leest, zou men denken, dat de Regeering artikel 11
in de Woningwet had geschreven alleen om een verhuur
kantoor te kunnen exploiteeren, terwijl iedereen toch kan
weten, dat dat niet zoo is. Het staat toch vast, dat de wet
gever met dat artikel 11 een geheel andere bedoeling heeft
gehad. Dat is hiermede het best te bewijzen, dat dat artikel
in de oude Woningwet, dus die van vóór 1914, niet voor
kwam, omdat de noodzakelijkheid van zulk een artikel toen
niet bestond. Ik heb zoo den indruk gekregen, dat Burge
meester en Wethouders net willen doen alsof zij de betee-
kenis van dit wetsartikel niet kenden. Er wordt door hen
dan ook over de juiste beteekenis van hetgeen met artikel 11
bedoeld wordt, geen woord gezegd. Zij spreken alleen hun
spijt uit; zij zeggen: als het mogelijk was, gelooven wij ook
wel, dat de gegadigden voor huizen eenig nut van een der
gelijk verhuurkantoor konden hebben. En even verder wordt
in het praeadvies gezegd, in dat opzicht ben ik het met
het College geheel eens dat men daarvoor een dergelijk
bureau van gemeentewege in Leiden niet behoeft op te richten,
omdat er hier ter stede drie verhuurkantoren zijn.
Wij moeten in artikel 11 van de Woningwet iets anders
zoeken. Ik zou een groote speech kunnen houden, maar ik
zal dat niet doen. Ik hoop, dat het College en de Raads
leden gelezen zullen hebben het artikel, dat door den heer
Bomli in het Leidsch Dagblad van Zaterdag j.l. is ge
plaatst. De argumenten en de woorden, die daarin geschreven
zijn, wensch ik tot de mijne te maken. Het zal mij benieuwen
wat daarop het antwoord van Burgemeester en Wethouders
zal zijn, want daarin zijn al de grondige argumenten, die
kunnen pleiten voor het stichten van een woningbeurs te
Leiden, voldoende naar voren gebracht. Ik zou het dan ook
zonde van den tijd vinden, om die argumenten hier te her
halen. De Vereeniging, die hier uitmaakt de Federatie van
Woningbouwverenigingen, wordt gevormd door de bestuurs-