GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
221
DimKOHEN STlTKKJSBf.
N°. 362. Leiden, 27 October 1921.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
J. G. Geerts bestaat bij ons College geen bezwaar.
Mitsdien geven wij U in overweging aan den heer J. G. Geerts,
op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking
van onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse
No. 9, alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
Assen 25 Oct. 1921.
Edelachtbare Heeren.
Met het oog op mijn gezondheidstoestand verzoek ik U
beleefd, mij, met ingang van 1 November 1921, eervol ontslag
te verleenen als onderwijzer aan de openbare lagere school
3e klasse No. 9 te Leiden.
Hoogachtend.
Uw. dw. dn.
J. G. Geerts.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 363. Leiden, 31 October 1921.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop
van een gedeelte van het schoolgebouw aan den Hoogen
Rijndijk onder Hazerswoude, (Ingek. St. No. 339), ontmoet
bij de Commissie van Financiën geen bezwaar. Evenmin de
daarbij overgelegde begrootingsregeling.
Ook de begrootingsregelingen gevoegd bij de voordracht
van Burgemeester en Wethouders tot verbreeding van den
Lagen Rijndijk (Ingek. St. no. 342) en die tot verbetering
van den Rijnsburger weg (Ingek. St. no. 343) ontmoeten bij
de Commissie geene bedenking, indien Uwe vergadering tot
uitvoering van deze werken besluit.
Met de voordracht tot aankoop van drie perceeltjes in de
Pi'insenstraat en de daarbij overgelegde begrootingsregeling
(Ingek. St. No. 347) kan de Commissie zich eveneens vereenigen,
indien de Raad tot verhooging van de gemeentelijke subsidie
aan de Yereeniging Zuigelingenzorg besluit, zulks in verband
met de uitbreiding van hare werkzaamheden als in bovenbe
doelde voordracht omschreven.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 364. Leiden, 31 October 1921.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geene bedenkingen heeft tegen:
1°. de suppletoire begrooting, dienst 1920, van het Gerefor
meerde Minne of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis;
2°. de rekening over 1920 dier instelling;
3°. de rekening over 1920 van het College van Vrouwen-
kraammoeders
4°. de begrooting, dienst 1922, van dat college.
Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die stukken
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 365. Leiden, 4 November 1921.
Onder overlegging van nevensgaand adres van J. H. Houps,
geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant
vergunning te verleenen om de in den tuin van het perceel
Mauritsstraat No. 10, kad. Sectie N. n°. 80, te bouwen schuur
van hout te doen maken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 27 October 1921.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren!
Ondergeteekende verzoekt beleefd, tot vergunning van het
maken van een houten schuur voor bergplaats, in perceel
Mauritsstraat 10, bekend kadaster sectie N. No. 80.
Hoogachtend
J. H. Houps.
N°. 366. Leiden, 7 November 1921.
Op 10 October j.l. werd door Uwe Vergadering om prae-
advies in onze handen gesteld een adres van het bestuur
der Eerste Leidsche Schoolvereeniging, waarbij dat bestuur
verzoekt gelden beschikbaar te stellen voor den bouw van
een schoolgebouw voor gewoon lager onderwijs aan de Crone-
steinkade, hoek Roodenburgerstraat.
Dit verzoek treedt dus in de plaats van het door het bestuur
ingetrokken verzoek, waarbij medewerking werd verzocht
voor den bouw der school op een terrein achter den Witten
Singel.
Na kennisneming der stukken zal U blijken, dat het hier
betreft de stichting van een z.g.n. bijzondere neutrale school.
Het heeft o. i. weinig zin een oordeel uit te spreken over het
al of niet wenschelijke van de oprichting van bijzondere
scholen voor kinderen, wier ouders geen tegenstanders van
het openbaar onderwijs zijn en evenmin is er naar het ge
voelen van ons College aanleiding om te overwegen of het,
met het oog op den toestand der gemeentefinanciën, wel
raadzaam is gelden uit de gemeentekas te verstrekken voor
den bouw van zulk eene school. Het eenige motief toch voor
de weigering van medewerking tot den bouw kan slechts
zijn gelegen in het niet voldoen aan de in artikel 73 der
Lageronderwijswet 1920 omschreven vereischten. Dat het
bestuur aan die vereischten heeft voldaan, kan o. i. niet worden
ontkend.
Hoewel wij ook tegen de nieuwe terreinkeuze wel eenige
bedenking hebben, moeten wij toch toegeven, dat het terrein
aan de Cronesteinkade uit financieel oogpunt althans geschikter
is, dan dat achter den Witten Singel. De prijs van den grond,
6.45 per M2, is wel is waar hooger, dan dien voor de
scholen aan de Stadhouderslaan, Lusthoflaan en Zijlsingel,
maar is geenszins buitensporig hoog.
Al is de plaats, waar het bestuur de school wenscht te
stichten, voor eene school, bevolkt door leerlingen, die ver
moedelijk uit alle gedeelten der stad moeten komen, o.i. niet
bijzonder geschikt, nu het bestuur er niet in is geslaagd, om
in het centrum der stad tegen redelijken prijs een beter
terrein te verkrijgen, meenen wij tegen de keuze van het
terrein geen bezwaar te moeten maken.
Uit de door het bestuur overgelegde stukken blijkt, dat de
school aanvankelijk 6 klassen zal tellen en dat per klasse ten
hoogste 36 leerlingen zullen worden toegelaten, zoodat de
school derhalve ruimte zal bieden voor ten hoogste 216 en
niet gelijk waarschijnlijk abusievelijk wordt opgegeven
voor 150 leerlingen. Reeds thans wordt door het bestuur
rekening gehouden met eene eventueel noodige uitbreiding
der school, welke naar zijne meening kan worden gevonden
door den bouw van eene verdieping op het schoolgebouw,
waardoor aan de school nog 8 leslokalen kunnen worden toe
gevoegd. Voorloopig wenscht het bestuur slechts 6 lokalen
met een gymnastieklokaal te bouwen.
Het bestuur gaat dus uit van de veronderstelling, dat de
Kroon voor deze school dispensatie zal geven van de verplichting
om een 7e leerjaar in te richten. Deze veronderstelling schijnt
ons zeer gewaagd. Uit niets blijkt hoe het bestuur denkt te
handelen, indien die dispensatie niet wordt verkregen.
Wij meenen verder niet onvermeld te mogen laten, dat het
gymnastieklokaal, dat volgens de overgelegde teekening 6 Meter
breed en 13 Meter lang zal zijn, ook naar onze meening te
klein is en dat wij met den Directeur der Gemeentewerken
en de Commissie van Fabricage van oordeel zijn, dat die af
metingen ten minste resp. 8 en 15 M. moeten bedragen. Uit
de teekening is niet af te leiden waar de verwarmingskelder
zal worden gemaakt; ook ontbreekt op de teekening de aan
duiding van spouwmuren.
Het komt ons voor, dat de voorloopige raming van kosten
van den bouw te hoog is opgevoerd en dat de kosten van
de centrale verwarming niet meer dan 10.000.zullen
bedragen. Het eindcijfer der voorloopige raming kan o. i. dan
ook gevoegelijk tot 132 000.— worden teruggebracht.
Met betrekking tot de bovenaangegeven punten, welke
overigens op Uwe beslissing van geen invloed kunnen zijn, en
welke wij dan ook slechts volledigheidshalve aanroeren, zullen