MAANDAG 10 OCTOBER 1921. 375 De tuin van het Invalidenhuis leent zich voor dit doel absoluut niet; die is veel te vochtig om er een speelterrein te maken. De heer Dubbeldeman. M. d. V. De eerste kennismaking met onzen vriend de Lange als Wethouder van de volkshuis vesting valt niet mede, is inderdaad niet gunstig; en als dit een voorproefje moet zijn van wat wij van den heer de Lange te verwachten hebben, dan begint het mij toch van lieverlede eerlijkheidshalve moet ik dit zeggen te spijten dat de heer van der Pot zoo vroeg onze stad is gaan verlaten. Ik kan met alle voorstellen van den heer de Lange, die inderdaad bezuiniging inhouden, medegaan, maar als hij hier komt met bezuiniging ten koste van het arbeiderskind, dan zal ik hem bestrijden zoo noodig tot op zijn gebeente. Ik wil in herinnering brengen, dat dit tweede voorstel van onze vereeniging, van »De Eendracht", het goedkoopere plan, gemaakt is op voorstel van den heer van der Pot, omdat hij destijds bang was dat de Raad het eerste, het grootere plan van onze vereeniging niet zou willen slikken, en daarop was misschien ook weinig kans geweest. Maar wij dachten toch dat, als wij een plan uitwerkten dat geheel zou zijn in den geest van mr. van der Pot, van wien wij toch ook wel kunnen zeggen, dat hij het geld van de gemeente niet van plan was weg te smijten zoodat het plan eigenlijk was een plan van den heer van der Pot, het hier genade zou vinden. Wij betreuren het dan ook, dat dit plan door den nieuwen Wethouder, die mr. van der Pot is opgevolgd, niet wordt overgenomen. In het praeadvies wordt een beetje foutief met cijfers ge schermd. Er wordt gezegd, dat het ruim ƒ61000.zal kosten; vergis ik mij niet dan is het slechts ruim 33000.Men zal het met mij eens zijn, dat het toch wat gek is dat de gemeente zich zelf den prijs van den grond in rekening gaat brengen. Ik behoef den heer de Lange niet te vertellen, dat hij wel een middel zal kunnen vinden om dezen grond, dien de gemeente in dit geval ten dienste van de gemeenschap zou stellen, op andere wijze vergoed te krijgen als hij later bezig is grond te verkoopen of in erfpacht uit te geven. Ik moet dus zeggen, dat het mij inderdaad spijt, dat de Wethouder den Raad afwijzend wil doen beschikken op het plan, dat door »De Eendracht" is ingediend. De heer Oostdam. M. d. V. Het zou mij werkelijk spijten, indien de zuinigheid er toe zou moeten leiden dat wij in het geheel niets kregen. Het kan toch wel een beetje goedkooper gebeuren dan Burgemeester en Wethouders zich hier voor stellen en dat zou misschien ten gevolge kunnen hebben dat in den Raad een meerderheid gevonden werd voor het inrichten van een speelterrein voor kinderen. ik lees bijvoorbeeld in de Stukken ik heb dat ook gezien in den staat, die in de Leeskamer heeft gelegen dat Burgemeester en Wethouders zich voorstellen op het terrein van het Invalidenhuis een schommel en een wip en ik weet niet wat verder aan te brengendan wordt er ook gesproken van de spelleiding en van de bewaking. Is dat alles wel noodig? Wanneer wij deu kinderen eenvoudig geven een flink open veld met een hoop zand, waar zij zich naar hartelust kunnen vermaken zonder gedwongen te zijn zich bezig te houden naar zekere regelen van een of anderen spelleider, dan zullen zij daarmede al best gebaat zijn. Wij weten hoe het gaat als er een schommel en een wip zijn. Een oogenblikje springen de kinderen erop, maar de aardig heid is er gauw af en dan gaan zij spelen naar eigen fantasie, waarmede zij zich uitstekend amuseeren. Schommels en wippen zijn bovendien bronnen van voortdurende reparaties en ook bronnen van jaloezie. Als die dingen onbezet zijn, taalt niemand er naar; maar is er een kind op, dan willen de anderen ook. Verder verkleint men het terrein er mede. De plek, waar de schommel staat, is in een gegeven cirkel onveilig; met de wip is dit hetzelfde en zoo kunnen er ongelukken van komen. Laat men al die dingen daar niet stichten en aan de kinderen eenvoudig geven een open vlakte van zand, waar zij naar hartelust zich kunnen vermaken. Als die speeltuigen enz. er af kunnen, worden de kosten al dadelijk kleiner en zal er in den Raad wel een meerderheid zijn te vinden om een speel terrein daar te stellen. Daarom veroorloof ik mij, den Wethouder voor de volksge zondheid in overweging te geven dit voorstel even terug te nemen, het te herzien en dan met een goedkooper plan terug te komen. Wij zullen daarmede zeer goed een proef kunnen nemen en, slaagt die, dan is er geen bezwaar om op andere plaatsen op dezelfde goedkoope wijze iets dergelijks tot stand te brengen. Wij zullen dan èn wat de zuinigheid betreft èn wat de andere voordeelen aangaat, welke ons zijn voorge spiegeld, tot het beste resultaat komen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou over deze zaak niet ge sproken hebben, maar nadat de heer Mulder zijn philippica tot de linkerzijde heeft gericht en, eerst bij vergissing en daarna met opzet, ook onze kleine groep er bij gehaald heeft, alsof ook wij wat los van het geld waren, wensch ik te constateeren, dat de heer Mulder wat mis heeft gekeken, want gelukkig komen er ook van andere zijde en van leden, die den heer Mulder zeer na staan, wenken en raadgevingen aan het adres van Burgemeester en Wethouders om iets te doen. Wij zijn het dus niet alleen, die voor de gezondheid van het volkskind willen opkomen, en het verheugt mij, dat niet alle partijgenooten van hem op het standpunt van den heer Mulder staan, maar voor dit doel ook eenig geld over hebben. Het is echter merkwaardig, dat de heer Mulder, die van de dure autobrandspuit eerst een groote tegenstander was, daarvan ineens een groot voorstander is geworden. Dat was zeker ook uit het oogpunt van bezuiniging! De heer Mulder. Die vergissing hebt gij al tweemaal gedebiteerd. De heer Sijtsma. Neen, geen vergissing; gij hebt de aan schaffing van die brandspuit vroeger bestreden. Laat het dan niet in een openbare zitting geweest zijn, maar een voorstel om een auto-brandspuit te importeeren is ook door u bestreden. Dat was voor den oorlog en later zijt gij daarvan een sterk voor stander geworden en hebt gij tot de aanschaffing medegewerkt. En vandaag zien wij waar het daarmede naartoe gaat. Als het betreft een zaak als die waarvan de minder gegoeden zullen kunnen profiteeren en welke ook thans aan de orde is, werpt gij altijd het zuinigheidsargument op en het is merkwaardig, dat gij dat dan altijd slingert naar dezen kant. Het doet mij in elk geval genoegen, dat de heeren Wilbrink en Oostdam, uw geestverwanten, ook den aanleg van speel terreinen hebben verdedigd en uit een ander vaatje hebben getapt dan gij doet. Indien Burgemeester en Wethouders op hetzelfde standpunt hadden gestaan als die heeren, geloof ik, dat het praeadvies er heel anders zou hebben uitgezien en Burgemeester en Wethouders niet met die groote cijfers zouden zijn gekomen, want het kan veel goedkooper. Wat mevrouw BaartBraggaar aan de hand heeft gedaan vind ik nog niet zoo verwerpelijk. Waarom niet een speel terrein met een sportterrein gecombineerd? Als wij daarvoor subsidie kunnen krijgen, kunnen wij dat accepteeren en het tegelijk gebruiken voor speeltuin. Met den heer Oostdam zou ik daarom wenschen, dat dit praeadvies werd teruggenomen en de zaak nog eens nader werd overwogen. Waar reeds enkele plaatsen door mijn medeleden zijn aangewezen, zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragen of zij het oog weieens gericht hebben naar den Hoogen Rijndijk, waar een groot terrein ligt, dat weliswaar niet aan de gemeente behoort, maar waarover zij wellicht de beschikking zou kunnen krijgen. Om te illa- streeren hoe gaarne de jeugd daar wil spelen en ervan genieten, herinner ik er aan hoe vroeger des Zaterdagsmiddags de kinderen bij groote troepen daarheen gingen. Dat terrein is thans verhuurd aan een particulier voor een paar honderd gulden en dit is voor de kinderen een groot verlies. Het behoort, zooals de heer van der Lip juist opmerkte, aan de provincie, maar in elk geval zou ik meenen, dat, als wij er de beschikking over konden krijgen, wij daar een speelterrein zouden kunnen maken. Er nroet in ieder geval ik ben het in dit opzicht met den heer Oostdam eens wat gebeuren, maar laten wij vandaag noch een gunstig noch een afwijzend besluit nemen en laten Burgemeester en Wethouders nog eens ernstig nagaan wat wij noodig hebben. De heer de Lange. M. d. V. Een debat over bezuiniging is een merkwaardig debat. Wij toasten allen op bezuiniging; het woord is ons allen even lief. Misschien moet ik een uit zondering maken voor de heeren sociaal-democratenmaar toch hebben zij ook wel bezuinigings-bevliegingendat hebben wij van middag gezien aan den heer Dubbeldeman, toen wij het hadden over de bergplaats van de auto-spuit. Zij zijn toch ook niet geheel onverschillig voor de wijze, waarop het gemeentelijk geld wordt besteed. Als het er echter op aankomt de bezuiniging in praktijk te brengen, dan doet zich, niet alleen hier maar overal, het zelfde verschijnsel voor: wanneer het college, dat leiding moet geven, met een voorstel komt, dan zeggen vele dames en heeren: neen, op dit speciale punt moet ge niet bezuinigen; ge moet wat anders nemen. En daardoor blijft de bezuiniging meestal een leus. Wij willen nu eens van de leus een daad maken. Wij behoeven niet met elkander te delibereeren over de wenschelijkheid en de aangenaamheid van het bezitten van kinderspeelterreinen. Wij zijn het met mevrouw van Itallie-van Embden, met mevrouw Baart-Braggaar, met iedereen eens, dat kinderspeeltuinen zeer aangename en zeer goede dingen zijnmaar wij hebben ons op dit standpunt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 21