342
MAANDAG i9 SEPTEMBER 1921.
te gaan met de uitkeeringen gelijk die nu geschieden? Moet
nu die zaak geheel geregeld worden tegen den wensch van
de voorstellers en tegen den wensch van degenen, die op dit
stuk verzoeken ingediend hebben?
Stellen Burgemeester en Wethouders zich op dat standpunt,
danloopen zij eenigszins vooruit op de door den Raad te
nemen beslissing. Het zal toch zeer moeilijk zijn om, wanneer
de zaak eenmaal geregeld is, wanneer de zaak in bijzonder
heden werkt gelijk men meent dat zij moet werken, er dan
weder een geheele wijziging in te brengen.
Men denke zich de zaak goed in. Wij handhaven het besluit
van de vor ige Raadsvergadering, maar de regeling in bijzonder
heden stellen wij liever uit. Dat zou mij werkelijk een veel
betere houding van Burgemeester en Wethouders tegenover
den Raad lijken dan de houding, welke zij thans aannemen.
Het maakt een zeer onaangenamen indruk, dat Burgemeester
en Wethouders ten aanzien van alles, wat uit den Raad komt,
zeggen: dat kan niet; zij zoeken dan een artikel van het
Reglement van Orde op. Uit zoo'n reglement kan men ten
slotte heel veel halen, maar het bevordert niet de goede ver
standhouding.
Het lijkt mij niet de meest gewenschte wijze van handelen.
Met een beetje welwillendheid van Burgemeester en Wet
houders bestaat er absoluut geen bezwaar tegen dat men
doorgaat zooals totnogtoe. Zonder dat er iets geprejudicieei d
is zullen wij dan, na ingekomen advies van Burgemeester en
Wethouders, beslissen hoe de zaak verder in bijzonderheden
zal werken.
De Voorzitter. Ik kan niet anders doen dan, evenals de
heer van der Lip gedaan heelt, nog eens wijzen op artikel 20
van het Reglement van Orde dat zegt, dat een voorstel om
op een vroeger besluit terug te komen nimmer behandeld
mag worden wanneer het niet in den oproepingsbrief is
vermeld.
Men moge zeggen, dat andere wenschen openbaar geworden
zijn, maar men verlieze niet uit het oog dat er nog altijd
een Gemeentebestuur is. Het Gemeentebestuur heeft een beslis
sing genomen en daaraan hebben wij ons een voudig te houden.
Men kan wel allerlei afwijkingen vragen, maar welk een
warwinkel zouden wij niet krijgen, als wij op dit oogenblik
voldeden aan het verlangen, dat geopperd wordt!
De heer van Eck. M. d. V. Ik ben door uw antwoord niet
bevredigd. U hebt met geen woord geantwoord op hetgeen
ik gezegd heb. U gaat door alsof ik absoluut niets gezegd
had. Ik heb juist beweerd, dat wij met het voorstel van den
heer van Stralen niet terugkomen op het besluit van de
vorige Raadsvergadering. Dat is niet weerlegd. Er is niets
van gezegd. Het kan nog komen en ik zal het dan met belang
stelling aanhooren.
De Voorzitter gaat door alsof ik niets gezegd had en haalt
alleen aan wat in het Reglement van Orde staat.
De heer van der Lip. M. d. V. Het doet mij leed dat de
heer van Eck wat hij al meermalen gedaan heeft als
wij een formeel bezwaar aanvoeren, Burgemeester en Wet
houders verwijt, dat zij op die manier de goede verstand
houding tusschen het college en den Raad in gevaar brengen.
De heer van Eck heeft het hierbij alweer aan het verkeerde
eind. Ik heb het al meer gezegd: Burgemeester en Wet
houders kunnen niet anders doen, vooral tegenwoordig, dan
zich streng houden aan de verordeningen en de wetten. Dat
is juist de eenige manier om de goede verstandhouding met
den Raad te handhaven.
Wij kunnen onmogelijk zoo maar eens zeggen: laat dit
artikel nu maar schieten of laten wij het dezen keer niet
zoo streng toepassen. Wij hebben een Reglement van Orde
en de heer van Eck zal waarschijnlijk wel willen toegeven,
dat wij ons daaraan moeten houden.
Nu gaat de quaestie alleen hierover of wat de heeren van
Stralen en van Eck willen al dan niet is een terugkomen op
een door den Raad genomen besluit. Ik kan mij niet begrijpen
hoe de heer van Eck, een jurist, kan beweren: wanneer wij
met het voorstel van Stralen medegaan, komen wij niet
terug op een besluit, in een vorige vergadering genomen.
Voorgesteld wordt een andere regeling dan de vorige maal is
vastgesteld, want toen is besloten de steunregeling met 1
October stop te zetten, er wordt dus, dat spreekt van zelf,
voorgesteld, terug te komen op het genomen besluit en zulk
een voor stel mag ik herhaal dit niet behandeld worden,
tenzij het op den oproepingsbrief is vermeld. De heeren van
Stralen c. s. veroorzaken aller lei wrijvingen, welke vermeden
konden worden. De heer Wilmer heeft mijns inziens aan den
heer van Stralen een wijzen raad gegeven, namelijk om zijn
voorstel in te trekken. Burgemeester en Wethouders zullen
niet, uit zucht om de zaak op de lange baan te schuiven,
traineeren met het uitbrengen van een praead vies, integendeel,
zij zullen voldoen aan het verlangen van de heeren om met
de zaak spoed te maken zij zullen haar gaarne bij andere
zaken laten voorgaan maar zij kunnen voor het oogenblik
niets anders doen dan uitvoering geven aan h;t besluit, dat
in de voorlaatste vergadering is genomen. De heer van Eck
kan zeggen wat hij wil, maar als wij nu gaan besluiten de
steunregeling ook na 1 October voort te zetten dan komen
wij terug op het besluit, in de voorlaatste vergadering ge
nomen. Het gaat niet tegen de fractie van den heer van
Stralen, want wij zouden tegenover ieder ander hetzelfde
standpunt innemen.
De heer van Stralen. M. d. V. Het schijnt dan, dat mijn
voorstel in strijd is met het Reglement van Orde. Zoo zal
het misschien door de meerderheid van den Raad worden
opgevat. Ofschoon ik mij kan aansluiten bij de uiteenzetting
van mijn partijgenoot van Eck, dat wij in mijn voorstel niet
behoeven te zien een terugkomen op een besluit, in de voor
laatste vergadering genomen, wil ik mij neerleggen bij de
opvatting van de meerderheid en, in verband met de inge
komen voorstellen en adressen, een tijdelijken maatregel
voorstellen. Ik trek dus mijn voorstel in en vervang het door
een motie van den volgenden inhoud:
»D.e Raad spreekt de wenscheüjkheid uit om met hand
having van het besluit der vorige vergadering den steun aan
uitgetrokken werkloozen tot de volgende Raadsvergadering
op dezelfde wijze voort te zetten."
De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch even twijfel uit te
drukken ten aanzien van de mededeeling van den heer van
Eck, dat dit nieuwe vooistel slechts een voortzetting zou zijn
van het vorige Raadsbesluit. Ik kan dat niet inzien. De Raad
heeft de vorige maal besloten de beslissing ten aanzien van
de steunverleening aan werkloozen te leggen in handen van
het Burgerlijk Armbestuur, terwijl thans wordt voorgesteld
de beslissing dienaangaande te leggen in handen van een te
benoemen crisis-commissie. Of de gelden uit de kas van het
Burgeilijk Armbestuur dan wel rechtstreeks uit die van de
gemeente zullen worden betaald is hetzelfde. De vraag is, bij
wie de beslissing omtrent de uitkeeringen zal berusten. De
Raad heeft gewild, dat die beslissing zou zijn aan het Burgerlijk
Armbestuur, dus een college, dat aan ons verantwoording
verschuldigd is, maar de onderteekenaren der voorstellen
willen een nieuwe commissie in het leven roepen, welke geen
verantwoording verschuldigd is aan ons.
De heer F. Elkerbout. Neen, gij hebt mijn voorstel blijk
baar niet gelezen.
De heer Oostdam. Ik kan dus niet inzien, dat de heer van
Eck gelijk heeft, als hij zegt, dat er slechts sprake is van
een voortzetting van het Raadsbesluit, in de laatste vergadering
genomen.
De heer van Eck. Het is er niet mede in strijd.
De heer Oostdam. Nu de vraag of de steun zal ophouden.
De Raad heeft gewenscht, dat er in de steunverleening geen
hiaat zou ontstaan tusschen den ouden en den nieuwen toestand
dit wil de Raad nog en wij mogen vertrouwen, dat Burge
meester en Wethouders in den geest van den Raad zullen
handelen en dus zullen zorgen, dat er geen hiaat komt. Komen
zij niet op tijd met de nieuwe regeling klaar, dan zullen zij
wel begrijpen, dat zij een voorstel moeten doen om te bepalen
hoe dan gehandeld zal moeten worden. Dat zou zijn in den
geest van het besluit van den vorigen keer. Met vol ver
trouwen stel ik de zaak in handen van Burgemeester en
Wethouders.
De Voorzitter. De motie van den heer van Stralen luidt:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit om met hand
having van het besluit der vorige vergadering den steun aan
uitgetrokken werkloozen tot de volgende Raadsvergadering
op dezelfde wijze voort te zetten."
De motie van den heer van Stralen wordt voldoende onder
steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Dubbeldeman. Ik heb weer een andere motie,
Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. De heer Dubbeldeman heeft de volgende
motie ingediend
»De Raad spreekt den wensch uit, dat Burgemeester en
Wethouders zullen wachten met de uitvoering van bet vorig
besluit totdat Burgemeester en Wethouders over het nieuwe
voorstel praead vies hebben uitgebracht".