MAANDAG 19 SEPTEMBER 1921.
341
besluit genomen en Burgemeester en Wethouders doen nu
niets anders dan dat besluit uitvoeren. Nu zou er voor de
redeneering van den heer van Stralen iets te zeggen zijn,
indien er gevaar bestond, dat den werkloozen tekort werd
gedaan, maar daarvan is geen sprake.
Ik heb ontvangen het volgende voorstel van den heer van
Stralen
«Ondergeteekende stelt voor de huidige steun verleening
aan uitgetrokken werkloozen te doen voortduren tot het
praeadvies op de ter zake aanhangige voorstellen en adressen
zal zijn behandeld."
De heer van der Lip. M. d. V. Ik vrees, dat wij met dit
voorstel in allerlei moeilijkheden zullen komen.
Mijns inziens is de grondfout van al deze adressen en ook
van hetgeen de heer van Stralen heeft gezegd deze, dat men
wil terugkomen op een besluit, dat de Raad pas genomen heeft.
De Raad heeft in de vorige vergadering deze zaak be
handeld en een besluit genomen en nu zijn er enkele adressen
ingekomen, die mijns inziens de strekking hebben om een
geheel andere regeling te treffen en die dus terug willen
komen op een besluit, dat de Raad zeer onlangs genomen
heeft.
Dit schept allerlei moeilijkheden. Wat nu speciaal het
voorstel van den heer van Stralen betreft, art. 20 van het
Reglement van Orde zegt: »Een voorstel om op een vroeger
genomen besluit terug te komen mag echter nimmer worden
behandeld wanneer het niet in den oproepingsbrief is ver
meld."
Het voorstel van den heer van Stralen is mijns inziens
een voorstel om terug te komen op liet besluit van de vorige
vergadering en dat mag dus niet behandeld worden, daar het
niet op de agenda vermeld is geworden.
Om die moeilijkheid te voorkomen zou ik den heer van
Stralen in overweging willen geven zijn voorstel in te trekken
en gewoon te vertrouwen op de voortvarendheid van Burge
meester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders zullen
werkelijk met den noodigen spoed deze zaak behandelen. Dat
is het eenige wat wij kunnen doen. Wij kunnen natuurlijk
niet gaan zeggen: wij zullen de oude steunregeling nog
eenigen tijd na 1 October voortzetten. Dat zou geheel in
strijd zijn met hetgeen de Raad den vorigen keer heeft be
sloten. Dat mogen wij niet doen.
De moeilijkheid wordt, dunkt mij, tot een minimum terug
gebracht, wanneer Burgemeester en Wethouders toezeggen,
wat zij gaarne willen doen, met het praeadvies alle mogelijke
haast te maken. Wanneer men wil forceeren een anderen
kant uit te gaan, dan komen er moeilijkheden. Men kan van
ons niet vergen, dat wij plotseling hei besluit van den Raad
ter zijde stellen en zeggen: wij zullen de oude steunregeling
na 1 October nog een tijdje voortzetten. Dat mogen wij
natuurlijk niet doen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik zie niet in dat, als
Burgemeester en Wethouders willen, er niet een oplossing
hier zou kunnen gevonden worden. Burgemeester en Wet
houders hebben eenvoudig den Raad voor te stellen om de
uitkeeringen ook desnoods na September nog voort te zetten.
Dan zei de Raad dit zeer beslist accepteeren. Van de zijde
van Burgemeester en Wethouders worden wel meer spoed-
eischende voorstellen aan de orde gesteld; ik zie niet in,
waarom dit ook hier niet zou kunnen. De Raad zal zich in
elk geval daartegen niet verzetten.
Burgemeester en Wethouders moeten gevoelen, dat er moei
lijkheden voortkomen uit de gedragslijn, die zij zich voor
stellen te volgen.
Nu beweert de heer van der lap, dat wij dan moeilijk
heden zouden veroorzaken. Dat is niet het geval. Er zijn nu
reeds bewijzen, dat het met dat overbrengen dezer zaak naar
het Burgerlijk Armbestuur niet gaat zooals het moet gaan.
Dat schept juist moeilijkheden. De organisaties en verschillende
Raadsleden zullen er zich tegen verzetten zooals het nu gaat
met hen, die zich bij het Burgerlijk Armbestuur om steun
vervoegen.
Nog dezer dagen vernam ik van iemand, die om steun bij
het Burgerlijk Armbestuur kwam en door dat instituut eerst
verwezen werd naar de Diaconie.
Niettegenstaande dus de heer Meijnen in de bladen heeft
geschreven, dat men het recht niet had Burgemeester en
Wethouders te wantrouwen, omdat althans in het vervolg
door het Burgerlijk Armbestuur een meer coulante houding
zal aangenomen worden, zoodat rekening gehouden zal worden
met begrijpelijke gevoelens", zien wij dat toch precies het
zelfde systeem van vroeger wordt toegepast en de organisaties
en verscheidene Raadsleden kunnen zich daarmede niet
vereenigen.
Burgemeester en Wethouders zijn op het oogenblik toch
doende om de menschen over te brengen naar het Burgerlijk
Armbestuur, hetwelk dan op de oude manier de menschen
eerst stuurt, in geval zij nog ingeschreven staan bij een
kerkgenootschap, naar de Diaconie. De menschen hebben daar
bezwaar tegeDzij doen dat liever niet. Zij lijden liever armoe
desnoods.
Daarvoor moet nu een regeling getroffen worden, en wel
de regeling, die aangegeven is door de voorstellers en in de
adressen.
Nu is dat gemakkelijk te doen. Burgemeester en Wethouders
hebben slechts de oude steunregeling voort te zetten totdat
het praeadvies verschenen zal zijn en de Raad een beslissing
zal genomen hebben hoe het verder zal moeten gaan.
Daartegen kan toch geen rechtmatig bezwaar ingebracht
worden.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Wilmer. M. d. V. Wat is het buitengewoon ontac
tisch van den heer van Stralen om dit voorstel te hand
haven, waar van de zijde van Burgemeester en Wethouders
is verklaard, dat zij alle mogelijke haast zullen maken om
een voorstel aan den Raad voor te leggen. Had de heer van
Stralen zijn voorstel ingetrokken, dan zou dat een prikkel
voor Burgemeester en Wethouders zijn om die haast zoo
groot mogelijk te doen zijn. Nu handhaaft hij zijn voorstel,
ofschoon hij vrij zeker weet, dat het verworpen zal worden.
Ik heb den vorigen keer behoord tot hen, die gestemd hebben
tegen de verwijzing van de werkloozen naar het Burgerlijk
Armbestuur en vóór het doorgaan op den ouden voet, maar
ik denk er geen oogenblik aan om mijn stem te geven aan
het voorstel van den heer van Stralen, want waar gaat het
heen, als men in de eene Raadsvergadering een besluit neemt
en den volgenden keer bij een eenigszins andere samenstelling
van den Raad op dat besluit weer terugkomt?
Ik herhaalwaar de heer van Stralen van Bur gemeester
en Wethouders heeft vernomen, dat zij alle mogelijke haast
zullen maken, handelt hij ontactisch door zijn voorstel te
handhaven en geef ik hem irr overweging het, ook in het
belang van de werkloozen, in te trekken.
De Voorzitter. Wij komen met te doen wat op ditoogen
blik door den heer van Stralen c.s. verlangd wordt, in
lijnrechten strijd met het laatste gedeelte van artikel 20
van het Reglement van Orde; wij kunnen er dus niet in
treden en het voorstel kan niet in behandeling genomen
worden.
Nu uit de heer van Stralen wel de algemeene beschuldiging,
dat wij wei meer van die bepaling van artikel 20 van het
Reglement van Orde afwijken, maar het zou hem toch moeilijk
vallen dat aan te toonen.
De heer van Eck. M. d. V. Ik heb al zoo dikwijls bijgewoond,
dat een zaak vertroebeld werd om allerlei formeele redenen,
die verhinderden, dat een zaak behoorlijk werd behandeld. Dat
beroep op het Reglement van Orde gaat niet op. In de voor
laatste vergadering is in beginsel besloten, dat de uitkeering
van steun aan werkloozen zou geschieden door middel van
het Burgerlijk Armbestuur, en aan Burgemeester en Wet
houders is opgedragen die zaak uit te werken. Nu komen er
verschillende voorstellen en verzoeken om die uitkeeringen
te betalen uit de kas van het Burgerlijk Armbestuur, maar
dat te doen geschieden op de minst mogelijke schadelijke
manier voor de werkloozen. Het is dus een eenigszins andere
vorm. Men wil niet intrekken het besluit, dat in de voor
laatste vergadering is genomen, en men stelt niet voor om
voortaan den steun niet uit de kas van het Burgerlijk Arm
bestuur, maar rechtstreeks uit de kas van de gemeente te
betalen, doch men stelt voor om, met aanvaarding van het
besluit van de voorlaatste vergadering, de zaak te regelen op
een wijze, welke voor de werkloozen de meest aannemelijke is.
Ik weet wel, dat Burgemeester en Wethouders ter uitvoering
van het besluit, in de voorlaatste vergadering genomen, bezig
zijn die zaak voor te bereiden en wanneer nu in deze ver
gadering verder niets werd beslist, zou het plicht en recht
van Burgemeester en Wethouders zijn om te dien opzichte
met bekwamen spoed door te gaan. Wat is echter het geval?
Er komen verschillende voorstellen en adressen om de zaak
op andere wijze te r-egelen, dus de bedragen der uitkeeringen
wel uit de kas van het Burgerlijk Armbestuur te betalen,
maar door bemiddeling van een crisis-commissie, opdat de
rechten van de werkloozen behoorlijk zullen zijn gewaarborgd.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders, dat zij naar aan
leiding van de ingekomen verzoeken en voorstellen praeadvies
zullen uitbrengen, dat zij de zaak opnieuw zullen overwegen
en zien of er aanleiding is de zaak anders te regelen en dan
te zijner tijd met een voorstel bij den Raad zullen komen.
Wat is er nu tegen om in die tusschenperiode nog even door