204 dragen, die echter geschieden naar een vasten maatstaf, waarbij de steunregeling voor uitgetrokken sigarenmakers als grondslag wordt genomen. Rekening houdende met de geopperde bezwaren tegen de huidige regeling van den steun aan uitgetrokken werkloozen, komt het ondergeteekenden gewenscht voor dat een regeling dient te worden ontworpen, waardoor de gelden, benoodigd voor het doen der uitkeeringen, beschikbaar worden gesteld door het Burgerlijk Armbestuur, waarvoor op de begrooting van het B. A. een bedrag zou kunnen worden uitgetrokken. Tevens zou dan bepaald kunnen worden dat het Burg. Armbestuur zich belast met de administratie der gedane uit keeringen. Voortdurend overleg tusschen de Commissie en het Burg. Armbestuur zou dan dienen plaats te hebben. Ondergeteekenden achten het voorts gewenscht, dat de verzoeken om steun door werkloozen die lid zijn van een werkloozenkas, kunnen worden ingediend via het bestuur der betrokken organisatie, terwijl ook de uitkeeringen aan deze personen zouden dienen te worden verstrekt door middel van het bestuur der betrokken organisatie. Ondergeteekenden zijn van oordeel dat met aanneming van hun voorstel een oplossing voor de ondersteuningskwestie is gevonden, die kan bevredigen zoowel degenen die tegen de huidige wijze van steunverleening bezwaar hadden, als ook hen, die tegen algeheele overvoering naar het Burg. Arm bestuur van tegen werkloosheid verzekerde arbeiders over wegend bezwaar hebben. P. Heemskerk. J. J. v. Stralen. N°. 323. Leiden, 4 October 1921. In het hierachter afgedrukt adres verzocht het bestuur van de afd. Leiden van den Ned. R.K. Bouwvakarbeidersbond »St. Joseph", om de uitgetrokken werklooze leden van dezen bond voor steun krachtens de bijzondere gemeentelijke steun regeling in aanmerking te brengen. Ter toelichting diene het volgende. De leden van dezen bond hebben reglementair recht op een uitkeering uit de werkloozenkas gedurende 10 weken. Art. 33 van het reglement der kas bepaalt voorts, dat het bestuur bevoegd is, indien het belang van de kas dit vordert, het bedrag en den duur der uitkeeringen tijdelijk te ver minderen. Van deze bevoegdheid heeft het bestuur gebruik gemaakt door met ingang van 2 Mei j.l. de uitkeering te beperken tot 6 weken met het vooruitzicht voor de leden om de resteerende 4 weken na 1 October te ontvangen, indien de kas zulks dan zou toelaten. Deze maatregel van het bestuur was noodig, omdat de bond de regeling van den Minister van Arbeid, waarbij de reglementaire uitkeeringen zouden worden gewaarborgd rnits het bedrag der uitkeering niet hooger werd gesteld, dan door den Minister was bepaald, niet heeft aanvaard. Be bond meende zich destijds niet bij deze regeling behoeven neer te leggen, omdat de stand van de kas in het begin van het jaar goed was en de vooruitzichten in het bouwbedrijf geen ongunstig perspectief opleverden. Dit viel echter niet mee, zoodat de bond, wilde de kas niet te spoedig leeg zijn, genood zaakt was, den termijn der uitkeering te beperken. Had de bond de regeling van den Minister wèl aanvaard, dan waren dus de reglementaire uitkeeringen, zij het op een lager bedrag, gewaarborgd. Naar de meening van ons College gaat het niet aan onder deze omstandigheden de leden van dezen bond, die in plaats van 10 weken slechts 6 weken getrokken hebben, als uitge trokken te beschouwen. De bond heeft gemeend zelf het risico voor de uitkeeringen op zich te kunnen nemen en zal dus ook de consequentie daarvan dienen te aanvaarden. Er zou anders een vrij willekeurige toestand ontstaan en men zou onbillijk worden tegenover andere kassen. Op bovenstaande gronden hebben wij, toen de bond zich eenigen tijd geleden tot ons College wendde met eenzelfde verzoek, gemeend dit te moeten afwijzen. Bovendien heeft deze zaak thans geen practische beteekenis meer, nu Uwe Vergadering besloten heeft met ingang van 1 October de bijzondere gemeentelijke steunregeling stop te zetten. Alleen om die reden al kan dus van inwilliging van het verzoek geen sprake zijn. Wij geven U mitsdien in overweging op het verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 16 September 1921. Aan den raad der gemeente Leiden. Geven beleefd te kennen; ondergeteekenden: respectievelijk Voorzitter en Secretaris vau den Ned. Roomsch-Katholieken bouwvakarbeidersbond »St. Jozepf' Afdeeling Leiden; dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van de. afwijzende beschikking op hun verzoek aan Burgemeester en Wethouders inzake steunverlening aan leden van den bond voornoemd, die ten gevolge van den slechten financieele toestand van dien bond een zekeren tijd verstoken zijn van uitkeering bij werkloosheid; dat deze werkloozen ten gevolge daarvan, in groote finan cieele moeilijkheden zijn geraakt; dat zij derhalve Uw College beleefd doch dringend ver zoeken te willen bevorderen, dat ook deze werkloozen ten spoedigste voor steun van gemeentewegen in aanmerking komen. 't Welk doende enz. C. J. Uittenhout Voorzitter. J. M. J. Kriek Secretaris. Anna Poulownastraat 26 alhier. N°. 324. Leiden, 5 October 1921. Ter voldoening aan het bepaalde bij de artt. 5 en 6 der verordening van 19 Januari 1911, houdende reglement op het beheer en bestuur van het Krankzinnigengesticht »Ende- geest", de afdeeling voor jeugdige idioten »Voorgeest" en het Sanatorium voor Zenuwlijders »Rhijngeest" (Gem.Blad No. 1), gewijzigd bij verordening van 25 September 1919 (Gem.Blad No. 42), hebben wij de eer U, ter vervulling van de vacature die in de Commissie van Beheer over die inrichtingen is ontstaan, tengevolge van de ontslagname van den heer J. A. Bots, na raadpleging der Commissie, de volgende aanbeveling aan te bieden: 1°. de Heer A. J. OOSTDAM. 20. de Heer Th. C. F. STIJNMAN. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 8