201
4°. eene, welke loopt van Vrijdag (na afloop van den
»namiddag-schooltijd) vóór Pinksteren tot den eersten Woensdag
«na Pinksteren."
IV. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 27 December 1920 (Gem.Blad no. 55), voor de
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
Artikel 31 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt
»De vacantiën zijn:
na. eene, welke loopt van Zaterdag (na afloop van den
«schooltijd) vóór Goeden Vrijdag tot den tweeden Dinsdag
»na Paschen;
»b. de Hemelvaartsdag;
dc. eene, welke loopt van Vrijdag (na afloop van den na-
«middag-schooltijd) vóór Pinksteren tot den eersten Woensdag
»na Pinksteren;
Dd. eene, welke loopt van den laatsten Zaterdag (na afloop
«van den schooltijd) vóór ld Juli tot den achtsten Dinsdag
«na den aanvang der vacantie;
»e. de 3de October of de dag waarop Leiden's ontzet wordt
«gevierd
eene, welke omvat den Zaterdag der week, waarin de
«1ste November valt en den daarop volgenden Maandag en
«Dinsdag;
Dg. de namiddag van den 5den December;
Dh. eene, welke loopt van Zaterdag (na afloop van den
«schooltijd) vóór Kerstmis tot den derden Dinsdag na den
«aanvang der vacantie.
«Andere vacantiën mogen niet gegeven worden dan met
«toestemming van den Burgemeester."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 322. Leiden, 4 October. 1921.
In Uwe Vergadering van 29 Augustus j. I. werd overeen
komstig ons praeadvies, opgenomen onder No. 274 der Inge
komen Stukken, besloten, slechts dan specialen steun aan uit
getrokken werkloozen te geven, indien het Rijk daartoe zijn
medewerking verleende. Indien echter het Rijk daartoe niet
geneigd bleef, zou ook van bijzonderen steun van gemeente
wege geen sprake meer kunnen zijn en zouden degenen, die
nog hulp bleken noodig te hebben, zich dienen te wenden
tot het Burgerlijk Armbestuur. Teneinde evenwel het Bur
gerlijk Armbestuur in de gelegenheid te stellen tijdig maat
regelen te treffen, om hen, die nog voor ondersteuning in
aanmerking bleken te komen, dadelijk na het stopzetten der
speciale steunregeling te helpen, werd door U tevens besloten
die speciale steunregeling nog gedurende de maand Septem
ber te doen voortduren.
Intusschen hebben U een tweetal adressen en een tweetal
voorstellen in zake de steunverleening aan uitgetrokken werk
loozen bereikt, welke in Uwe Vergadering van 19 September
j. 1. in handen van ons College ten fine van praeadvies werden
gesteld.
In het adres van den Leidschen Bestuurdersbond, den
Rootnsch Katholieken Volksbond en het Plaatselijk Arbeids
secretariaat wordt aangedrongen op de instelling van eene
crisiscommissie, samengesteld op de wijze, als in het bij het
adres behoorende schema aangegeven.
Deze crisis-commissie zou dan moeten vaststellen, in welke
vakken of bedrijven een crisis-toestand geacht wordt te be
staan en verder belast zijn met de behandeling van de ver
zoeken om steun en met de vaststelling der uitkeeringsbe-
dragen, hetgeen echter zou moeten geschieden naar een vasten
maatstaf, waarbij de steunregeling voor uitgetrokken sigaren
makers tot grondslag zou worden genomen. De gelden, voor
het doen der uitkeeringen benoodigd, zouden door het Burgerlijk
Armbestuur beschikbaar moeten worden gesteld, waarvoor
op de begrooting van dat bestuur een bedrag behoorde te
worden uitgetrokken. Het Burgerlijk Armbestuur zou zich ook
met de administratie der gedane uitkeeringen moeten belasten
en in geregeld overleg moeten staan met de crisis-commissie.
Tenslotte zouden de uitkeeringen aan ondersteunden, die lid
zijn van een werkloozenkas, door middel van het bestuur
der betrokken organisatie moeten worden verstrekt, welke
bestuur elke week het uit te keeren bedrag zou moeten ver
rekenen met het Burgerlijk Armbestuur.
Ook in het tweede adres, dat van den Leidschen Christe-
lijken Besturenbond, wordt verzocht steun te verleunen door
middel van een speciale commissie, door tusschenkomst van
de vakvereenigingen.
Het voorstel van Uw medelid, den heer F. Eikerbout, heeft
mede ten doel de uitkeeringen aan uitgetrokken werkloozen
door tusschenkomst van eerie speciale commissie te doen
plaats hebben. Die commissie zal volgens artikel 1 van zijn
voorstel beslissen, wie voor ondersteuning in aanmerking komen,
terwijl het Burgerlijk Armbestuur de gelden voteert.
Het voorstel van Uwe medeleden, de heeren Heemskerk
en van Stralen sluit zich aan bij het eerstgenoemde adres.
Met het Burgerlijk Armbestuur, wier gevoelen wij te dezer
zake inwonnen, komt het ons voor, dat van aanneming van
een van beide voorstellen of inwilliging van een van beide
verzoeken geen sprake kan zijn.
Niet alleen toch zou die aanneming of inwilliging feitelijk
niets anders zijn, dan een terugkomen op een eerst onlangs
door U genomen besluit, doch ook al zou Uwe Vergadering
daartegen geen bezwaar hebben, ook dan nog is eene beslis
sing, als door adressanten en voorstellers gewenscht, eenvou
dig niet mogelijk wegens strijd met de wet.
Volgens de regelingen, in de beide adressen en de beide
voorstellen aangegeven, is het Burgerlijk Armbestuur feitelijk
niet meer dan de kassier der in te stellen speciale commissie
en beslist deze laatste, of al dan niet ondersteuning zal plaats
hebben.
Welnu, een dergelijke regeling is in flagranten strijd met
de wet van 27 April 1912, S. 165 tot regeling van het Arm
bestuur, de Armenwet. In de artikelen 28 en volgende dier
wet wordt de ondersteuning door het Burgerlijk Armbestuur
geregeld en in artikel 30 is uitdrukkelijk bepaald, dat het
bestuur van de burgerlijke instelling, d. i. het Burgerlijk
Armbestuur, zonder beroep op het verzoek om ondersteuning
beslist. De beslissing in handen van eene andere instelling te
leggen, gelijk in de voorstellen en adressen wordt aangegeven,
is dus onwettig. Een daartoe strekkend besluit zou wegens
aanranding van de in de Armenwet voorgeschreven positie
van het Burgerlijk Armbestuur, aan de Kroon ter vernietiging
moeten worden voorgedragen en ongetwijfeld door de Kroon
vernietigd worden.
De heer F. Eikerbout acht de door hem voorgestelde regeling
mogelijk, indien slechts «in de verordering der Armenraad"
eenige wijziging wordt aangebracht. Blijkbaar bedoelt de voor
steller eene wijziging van het Reglement voor het Burgerlijk
Armbestuur. Doch ook op die wijze kan hij zijn doel niet
bereiken, aangezien ook eene dergelijke wijziging in strijd
zou zijn met de wet en dus de vereischte goedkeuring van
Gedeputeerde Staten niet zou verkrijgen.
Zijn wij derhalve verplicht U te adviseeren op de beide
adressen afwijzend te beschikken en de beide voorstellen niet
aan te nemen, dit neemt niet weg, dat door ons College
alsnog ernstig overwogen is, of niet zonder in strijd met de
wet te handelen, eene regeling zou kunnen worden getroffen,
waardoor aan de geopperde bezwaren tegen eene verwijzing
van de uitgetrokken werkloozen naar het Burgerlijk Armbe
stuur grootendeels zou kunnen worden tegemoet gekomen.
Wij meenen hierin geslaagd te zijn en vertrouwen, dat ook
Uwe Vergadering met de door ons ontworpen regeling zal
instemmen.
Onze regeling komt dan op het volgende neer:
De georganiseerde uitgetrokken werkloozen melden zich om
steun aan bij de respectieve werkloozenkassen hunner organi
saties, welke kassen de steunaanvrage met hun advies door
zenden aan het Burgerlijk Armbestuur.
Het Burgerlijk Armbestuur onderzoekt elke steunaanvrage
zelfstandig, beslist daarover, gehoord het bestuur der werk
loozenkas, en stelt voor elk geval, waarin de steunaanvrage
wordt ingewilligd, het bedrag van de te verleenen uitkeering
vast. De door het Burgerlijk Armbestuur vastgestelde uit
keering wordt aan den betrokkene uitgekeerd door middel
van de betrokken werkloozenkas, tenzij deze hare medewer
king tot de uitkeering weigert, in welk geval het Burgerlijk
Armbestuur bericht zendt, dat de uitkeering door den onder
steunde ten kantore van het Burgerlijk Armbestuur kan
worden afgehaald. Wordt de steunaanvrage niet door het
Burgerlijk Armbestuur ingewilligd, dan wordt hiervan zoo
wel aan de betrokken werkloozenkas, als aan den steunaan-
vrager bericht gezonden. De ongeorganiseerde uitgetrokken
werkloozen dienen zich uit den aard der zaak rechtstreeks
bij het Burgerlijk Armbestuur om steun te vervoegen.
Bij het invoeren van een dergelijke regeling wordt o. i.,
met handhaving van Uw besluit van 29 Augustus j.l., eener-
zijds ruimschoots tegemoet gekomen aan de bezwaren, die
tegen eene verwijzing van de uitgetrokken werkloozen naar
het Burgerlijk Armbestuur zijn geopperd, terwijl anderzijds
de positie van het Burgerlijk Armbestuur niet in het ge
drang komt en niet in strijd met de wet wordt gehandeld,
aangezien de beslissing, of en zoo ja tot welk bedrag onder
steuning wordt verleend, berust bij het Burgerlijk Armbe
stuur en niet bij eene speciale commissie, die de wet niet kent.
Onder mededeeling, dat het Burgerlijk Armbestuur ons
heeft bericht tegen een regeiing in den geest van de zoo-
EENIG ARTIKEL.