GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
197
DtOEKOHEir 8THKKEJ.
N°. 312. Leiden, 16 September 1921.
In Uwe Vergadering van 8 Augustus j.l. werd, na aan
neming van een amendement van den Heer de Lange op ons
betrekkelijk voorstei, opgenomen in Ingek. Stukken No. 261
van dit jaar, besloten het perceel Nieuwe Rijn No. 22 te
doen inrichten tot winkel en woonhuis.
Aangezien de voor de verbouwing te verrichten werk-
zaamhed n verband houden met den aard van het winkel
bedrijf, dat in het perceel zal worden gevestigd, is het ge-
wenscht, dat omtrent de verhuring spoedig een beslissing
worde geDomen.
Voor het pand hebben zich verschillende gegadigden aan
gemeld, van welke, naar onze meening, het meest in aan
merking komt Mevrouw AlofsMarjee. Deze drijft thans in
het perceel Vischmarkt 26 een dameshoedenzaak, doch moet
dit pand wegens verkoop eerlang verlaten, weshalve zij ver
zocht het perceel Nieuwe Rijn tegen een huurprijs van 1560.
per jaar te mogen huren, teneinde haar zaak naar dit perceel
over te brengen.
De huurprijs komt ons College aannemelijk voor; wel is er
nog een aanbieding van ƒ1700.van de heer P. J. van
Leeuwen, die aan het perceel de bestemming van wasch- en
strijkinrichting zou willen geven, doch het perceel leent zich,
ook wat het inwendige betreft, meer voor een winkelzaak,
dan voor een wasch- en strijkinrichting.
In overeenstemming met het gevoelen van de Commissie van
Fabricage geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging
bet perceel Nieuwe Rijn No. 22 met ingang van een nader
door ons College te bepalen datum tot ultimo April 1924
tegen een jaarlijkschen huurprijs van 1500.te verhuren
aan Mevrouw T. J. Alofs—Marjee te Leiden, onder voorwaarde:
a. dat de huur na afloop van dezen termijn geacht wordt
telkens voor den tijd van een jaar te zijn verlengd, indien
zij niet ten minste drie maanden te voren door een der
partijen schriftelijk is opgezegd;
b. dat de gemeente te allen tijde bevoegd is de huur ook
tusschentijds op te zeggen, mits aan de huurster ten minste
drie maanden te voren kennis gevende;
c. dat het perceel gebezigd wordt als winkel-woonhuis;
en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 313. Leiden, 19 September 1921.
De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde ver
hooging van verschillende begrootingsposten, dienst 1921,
(Ingek. St. No. 297) ontmoet bij de Commissie van Financiën
geen bezwaar.
Zij geeft U mitsdien in overweging tot vaststelling van de
daarbij gevoegde begiootingsregeling te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 314. Leiden, 20 September 1921.
Nu de automobiel-motorbrandspuit, voor de aanschaffing-
waarvan in Uwe Vergadering van 20 Februari 1920 gelden
werden beschikbaar gesteld, naar alle waarschijnlijkheid
binnen niet te lang tijdsverloop zal worden afgeleverd, moet
ook de bergplaats voor de autospuit weldra in gereedheid
worden gebracht. In een der bestaande spuitenhuizen kan zij
niet worden geborgen, weshalve een ander gemeente-gebouw
tot bergplaats dient te worden ingericht.
Als zoodanig is, ook wat de ligging betreft, uitermate ge
schikt het benedengedeelte van perceel Garenmarkt no. 6,
welk perceel deel uitmaakt van het complex, dat indertijd
o. m. werd aangekocht met het oog op de stichting eener arbeids
beurs en het maken van een brandweerkazerne.
Omtrent de in het perceel aan te brengen veranderingen
heeft de Directeur van Gemeentewerken overleg gepleegd met
den Commandant der Brandweer. Deze zou in het perceel
gaarne tevens een centralen brandweerpost gevestigd willen
zien, waarin de meest voorkomende en spoedeischende her
stellingswerken, alsmede het gewone en dagelijksche onderhoud
van het materieel, welke werkzaamheden door het vaste
personeel der Brandweer plegen te worden verricht, zouden
kunnen plaats hebben.
Behalve met de eigenlijke berging voor de auto-spuit en
voor de auto-reddingsladder, welke laatste echter, in afwach
ting van de levering van de spuit, nog niet door ons besteld
is, heeft de Directeur van Gemeentewerken daarom bij het
maken van zijn verbouwingsplan rekening gehouden met de
wenschen van den Commandant, weshalve het ontwerp ge
legenheid biedt voor het inrichten van een eenvoudige smederij,
en een timmer-, wagenmakers- en ververswerkplaats. Verder
is het maken van een wacht- en schaftlokaal, een slaap
vertrek voor den nachtwacht, een klein kantoor en magazijn
een en ander met den noodigen inventaris en het noodige
meubilair, in het plan opgenomen, terwijl ook een onder-
grondsch benzinereservoir, kasten, toiletinrichtingen, een brand
stoffen-bergplaats en dergelijke zullen worden gemaakt.
De kosten van verbouwing en inrichting worden door den
Directeur globaal geraamd op 18000.Volstaat men voor-
loopig met het maken van eene remise voor spuit en ladder
wagen, zoodat de verdere verbouwing en inrichting voor het
oogenblik achterwege blijft, dan dalen volgens den Directeur
de uitgaven tot 10.000.
De Commissie van Fabricage, die zich met het verbouwings
plan overigens wel kan vereenigen, heeft met het oog op de
aan de uitvoering daarvan verbonden hooge kosten overwogen,
of niet op andere wijze aan de behoeften der brandweer kon
worden tegemoet gekomen, doch zij is er niet in geslaagd
een andere, laat staan een betere of goedkoopere, oplossing te
vinden. Zij adviseert mitsdien tot uitvoering van het ont
worpen plan, terwijl het b. i. aanbeveling verdient het plan
niet ten deele, doch tegelijk in zijn geheel tot stand te brengen.
Ons College is van een tegenovergesteld gevoelen. Ofschoon
ook wij ons met het plan kunnen vereenigen, komt het
ons toch voor, dat de gemeente zich met het oog op
den toestand harer financien, althans voorloopig tot het
strikt noodzakelijke dient te beperken, dat wil zeggen tot die
werken, welke noodig zijn, om de auto-spuit en eventueel de
ladderwagen een behoorlijk onderdak te verschaffen. Het uit
voeren van verdere werken met het oog op het stichten van
een centralen brandweerpost dient o.i. voorloopig achterwege
te worden gelaten.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging, door
vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en
overschrijving slechts een bedrag van 10.000 te onzer be
schikking te stellen voor het inrichten van het benedenge
deelte van het perceel Garenmarkt No. 6 tot remise voor de
auto-spuit en het uitvoeren van de daarmede samenhangende
werkzaamheden. Op den post voor «Onvoorziene Uitgaven",
waarvan dit bedrag moet worden afgeschreven, is thans nog
ƒ41.434.17 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 315. Leiden, 27 September 1921.
In Uwe Vergadering van 7 September 1920 werd tot len
amanuensis bij het onderwijs in de natuur- en scheikunde
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens benoemd C. D.
Winterdijk en in Uwe Vergadering van 27 September d. a. v.
tot 2en amanuensis bij dat onderwijs aan dezelfde onderwijs
inrichting J. van den Berg, die tevens werd belast met de
werkzaamheden van amanuensis bij het onderwijs in de schei
kunde aan het Gymnasium, voorzoover die lessen aan de
Hoogere Burgerschool voor Jongens gegeven werden. Beide
benoemingen geschiedden voor den tijd van een jaar, gerekend
van het tijdstip der infunctietreding af.
Aangezien Winterdijk en van den Berg respectievelijk op
20 September en 1 October 1920 hunne betrekking hebben
aanvaard, is de termijn van een jaar voor Winterdijk reeds
verstreken en zal hij voor van den Berg op 1 October a.s. zijn
geëindigd.
De Directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens stelt
voor beiden thans eene vaste aanstelling te geven. Wij
merken hierbij op, dat aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens niet langer les wordt gegeven in de scheikunde aan
leerlingen van het Gymnasium. Is de amanuensis van den
Berg daardoor dus van een deel van zijn taak ontheven, daar
staat tegenover, dat de werkkring van den 2en amanuensis
door splitsing van klassen en vermeerdering van het aan
tal lesuren in de scheikunde aan de Hoogere Burgerschool
voor Jongens zoodanig is uitgebreid, dat deze inrichting ten
volle moet kunnen beschikken over de diensten van dezen
amanuensis. Voor het Gymnasium zal nog eene voorziening
moeten worden getroffen.
In overeenstemming met het gevoelen van de Commissie
van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, wier advies in de