332
DINSDAG 6 SEPTEMBER 1921.
De Vookzitter. Ik wil nog eens den nadruk leggen op
hetgeen de heer van der Lip reeds heeft uitgesproken.
De vraag is: is een Raad gerechtigd de gemeentegelden
voor dergelijk doel te gaan besteden?
Wanneer men het in het algemeen er over eens is, dat in
Rusland zeer noodig steun verleend moet worden, dan kan
men van particuliere zijde er werk van maken om gelden
bijeen te brengen, maar men heeft niet het recht de gemeente
gelden daarvoor aan te wenden. Het college van Burgemeester
en Wethouders meent, dat dat niet aangaat en geeft dan ook
den Raad in overweging het voorstel van den heer Knuttel
te verwerpen.
Het oorspronkelijk voorstel van den heer Knuttel wordt in
stemming gebracht en met 20 tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Mulder, Sytsma, Eerdmans,
Oostdam, Schoneveld, Wilbrink, Bots, Kuivenhoven, Meijnen,
Splinter, Sanders, van der Lip, van Hamel, F. Eikerbout, de
Lange, Huurman, Stijnman, Wilmer, Heemskerk en de
Voorzitter.
Vóór stemmen: de heer Dubbeldeman, mevr. Dubbeldeman-
Trago, de heeren van Stralen, A. Eikerbout, Knuttel, Groeneveld
en van Eek.
5°. Verzoek van de Woningbouwvereenigirig »Ons Doel"
om in haar adres van 8 Augustus j.l. in plaats van 253
woningen te lezen: 95 woningen, waaronder een winkelwoning.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
Aan de orde is alsnu:
I. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemd
raadslid Mevrouw H. W. B. van Itallie—van Embden.
De Voorzitter. Ik heb de eer tot leden van de Commissie
van onderzoek van dezen geloofsbrief te benoemen de heeren
Oostdam, Splinter en A. Eikerbout en verzoek dien heeren
zich onmiddellijk met het onderzoek te belasten.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering, welke
na eenigen tijd wederom wordt hervat.
De heer Oostdam. M. d. V. Namens de Commissie van
onderzoek voor den geloofsbrief van Mevrouw van Itallie
van Embden kan ik het volgende mededeelen. Dank zij tijdige
verwittiging hadden wij ieder persoonlijk reeds de stukken
onderzocht en hebben wij nu alleen even geconfereerd om
vast te stellen, dat wij geen van allen bezwaar hebben. Ik
kan dus namens de Commissie voorstellen, Mevrouw van Itallie
als lid van den Raad toe te laten.
De Voorzitter. Overeenkomstig het advies van de Commissie
van onderzoek stel ik voor Mevrouw H. W. B. van Itallievan
Embden als lid van den Raad toe te laten.
Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten.
De Voorzitter. Ik dank de Commissie voor de genomen
moeite en, aangezien mevrouw van Itallievan Embden in het
gebouw aanwezig is, stel ik voor onmiddellijk over te gaan tot
haar beëediging en installatie.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter. Ik verzoek den Secretaris mevrouw van
Itallie—van Embden binnen te leiden.
Mevrouw van Itallievan Embden, door den Secretaris
binnengeleid, legt in handen van den Voorzitter de bij de
wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.
De Voorzitter. Mevrouw van Itallie! Ik wensch u hartelijk
geluk met uw benoeming tot lid van den Raad. Ik hoop, dat
gij met alle kracht zult doen wat gij kunt in het belang van
de gemeente en gij op die manier iets moogt vergoeden voor
het groote verlies, dat onze Raad door het heengaan van uw
voorganger heeft geleden.
Ik verzoek u thans plaats te nemen naast den heer Sijtsma.
II. Benoeming van een Wethouder (vacature Mr. Dr. C.
W. van der Pot Bzn.).
De Voorzitter. Ik verzoek den heeren van der Lip, Oostdam,
Splinter en A. Eikerbout het stembureau te willen uitmaken.
Wordt benoemd met 15 stemmen de heer Prof. Dr. B. D.
Eerdmans; de heeren Sanders, van Eek en van Hamel ver
kregen ieder 1 stem, terwijl 10 biljetten in blanco waren.
(Mevrouw BaartBraggaar was inmiddels ter vergadering
gekomen, terwijl de heer Knuttel deze inmiddels tijdelijk
had verlaten.)
De Voorzitter. Is de heer Eerdmans bereid de benoeming
aan te nemen?
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik neem de benoeming niet
aan, aangezien de Gemeentewet zulks verbiedt. De betrekking
van hoogleeraar is onvereenigbaar met het ambt van Wethouder.
De heer Huurman. De heer Eerdmans zou kunnen bedanken
als hoogleeraar. Dat is toch mogelijk.
De Voorzitter. Aangezien de heer Eerdmans verklaard
heeft de benoeming niet te aanvaarden zal een tweede vrije
stemming moeten plaats hebben voor de benoeming van een
Wethouder.
De heer Mulder. M. d. V. Het doet den rechtschen groepen
leed, dat prof. Eerdmans niet in de gelegenheid is het wet
houdersschap te aanvaarden.
Natuurlijk wist rechts ook wel, dat het Wethoudersambt
onvereenigbaar is met de betrekking van hoogleeraar, maar
wij wisten niet of konden niet weten, of het prof. Eerdmans
mogelijk zou zijn daarop, hoe dan ook, toch nog een weg te
vinden.
Rechts stelt het op prijs dit hier uit te spreken, omdat wij
van oordeel zijn dat prof. Eerdmans van links de eenige aan
gewezen persoon was, die door rechts voor de vervulling van
het Wethoudersambt op den voorgrond gebracht kon worden.
De geschiedenis spreekt voor die meening van rechts.
Immers, de sociaal-democraten hebben tot tweemaal toe
een aanbieding van rechts beslist van de hand gewezen. Een man
als dr. Knuttel, wij weten het allen, denkt er niet aandie
wil zich niet eens beschikbaar stellen voor het lidmaatschap
van een of andere commissie.
Vervolgens krijgen wij den heer Sijtsma; dien willen wij
geen pijn doen, want hij heeft zelf verklaard, dat men naar
zijn inzien op zijn leeftijd niet moet benoemd worden tot
Wethouder.
Dan schiet over de heer van Hamel; maar wij weten ook
de heer van Hamel zal het zelf direct toegeven dat
hij reeds gepensionneerd Wethouder is en hij zal op zijn
hoogen leeftijd zelf niet meer voor het ambt van Wethouder
in aanmerking willen komen.
Derhalve schiet er voor rechts niets anders over, hoe gaarne
wij ook anders zouden willen, dan over te gaan tot de be
noeming van een rechtsch lid voor Wethouder.
Vervolgens wordt benoemd met 17 stemmen de heer J. de
Lange, terwijl 12 biljetten in blanco waren.
(De heer Knuttel was inmiddels weder in de vergadering
terruggekeerd.)
De Voorzitter. Is de heer de Lange bereid de benoeming
aan te nemen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik heb met het oog op mijn
gezondheidstoestand de wethoudersfunctie niet gezocht; ik
meen echter thans ze niet te mogen afwijzen en aanvaard
dus mijn benoeming met dank aan de Raadsleden, die hun
stem op mij uitbrachten, in de hoop, dat ik als Wethouder
arbeid in het beiang van de gemeente Leiden zal kunnen
verrichten.
III. Benoeming van drie leden van de Commissie van
Financiën en uit dezen van den Voorzitter, (altredendde
heeren B. J. Huurman, J. F. X. Sanders en J. Splinter Gzn.).
Achtereenvolgens worden benoemd: de heer B. J. Huurman
met 23 stemmen, terwijl 5 biljetten in blanco waren;
(De heer Knuttel had de vergadering inmiddels wederom
verlaten).
de heer J. F. X. Sanders met 24 stemmen, de heer Mulder
verkreeg 1 stem, terwijl 3 biljetten in blanco waren;
en de heer J. Splinter Gzn. met 24 stemmen; de heer
Schoneveld verkreeg 1 stem, terwijl 3 biljetten in blanco
waren.
De heeren Huurman, Sanders en Splinter verklaren zich
bereid hunne benoeming aan te nemen.
Tot Voorzitter wordt vervolgens benoemd de heer B. J.
Huurman met 23 stemmen, terwijl 5 biljetten in blanco waren.
0