MAANDAG 8 AUGUSTUS 1921.
297
verkregen zal worden uit de waterlevering aan Warmond,
komt mij niet juist voor. Ik meen, dat dit een factor is dien
wij hier moeten uitschakelen en die niet bij deze beslissing
op den voorgrond mag treden.
De hoofdzaak is: is er voor Leiden voldoende belang om
deze vergunning te geven aan de maatschappijis er een
ander belang om die vergunning te weigeren Ik zie dat
laatste belang niet. Ik geloof integendeel, dat het in verband
met hygiënische en andere omstandigheden van belang is
Warmond aan goed water te helpen, waarnaar men zoo zit
te verlangen, vooral in dezen drogen tijd.
De heer Knuttei.. Ik deel niet het standpunt van den
Wethouder ten aanzien van het betrachten der fairheid
tegenover de concessionaris. Wanneer wij tijdig in staat zijn
de overnemingssom te drukken, dan zijn wij daartoe verplicht.
Er is echter een andere quaestie ten opzichte van de winst,
welke de maatschappij uit de waterlevering aan Warmond
kan halen en daarover zou ik gaarne iets vernemen.
Het is de vraag, of wij door deze vergunning aan de
maatschappij te weigeren op den duur niet de gemeente zelf
zouden benadeelen; want als Warmond niet het water neemt
van de Leidsche Waterleiding-Maatschappij, dan missen wij
bij overneming van die waterleiding Warmond als klant;'de
winst uit de waterlevering aan Warmond zou dan later door
de gemeente gederfd worden. Op dien grond meen ik, dat
er reden is om over deze vermeerdering van winst voor de
maatschappij heen te stappen.
Er wordt daar de niet onjuiste interruptie gemaakt: er
mag geen winst gemaakt worden. Ik bedoel niet precies, dat
er winst gemaakt wordt voor de gemeentekas, hoewel het
nog de quaestie is in hoever men het maken van zekere
winst op leveriDg aan een buitengemeente zou kunnen recht
vaardigen; maar ik bedoel dat door grootere levering een
voordeeliger exploitatie is te verkrijgen. Dit komt voor de
vraag waarom het hier gaat op hetzelfde neer, maar hiermede
druk ik mij juister uit.
De heer de Lange. M. d. V. De heer van der Pot heeft
aangevoerd, dat het in het belang van Warmond zou zijn,
om dit voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te
nemen, omdat die gemeente dan spoedig van goed drinkwater
zou zijn voorzien. Ik meen duidelijk te hebben gezegd, dat,
voor zoover mij bekend was ik heb er vanmorgen in-
stantelijk naar geïnformeerd Warmond in denzelfden tijd
water kan krijgen van Boskoop als van Leiden. In Warmond
is er over deze kwestie blijkbaar verschil van gevoelen. De
heer van der Pot heeft medegedeeld, dat de Burgemeester
van Warmond er op aandringt, dat het water van Leiden
zal komen, omdat het zuiverder is, maar het is mij bekend,
dat er anderen in Warmond zijn die het water van Boskoop
begeeren boven dat van Leiden. Wij behoeven ons in deze
zaak geen partij te stellen en ik stel mij ook geen partij vóór of
tegen Warmond; alleen stel ik mij partij als Raadslid van Leiden
tegenover de belangen van de Leidsche Waterleiding-Maat
schappij. Ik heb in mijn eerste betoog gezegd, dat wij met het
oog op de eventueele overname der concessie deze vergunning
tot vergrooting van het bedrijf niet moesten verleenen, en
ook na de toelichting, welke de Wethouder heeft gegeven,
blijf ik daarbij. De Wethouder heeft op hoffelijke wijze gezegd:
mijn standpunt zou niet fair wezen. Hoe hoffelijk hij het
ook gezegd heeft, ik geloof toch dat hij het mis heeft. Wij
hebben aan de maatschappij concessie verleend tot het leveren
van water in Leiden en wij zijn dus tegenover haar niet
unfair, als wij zeggen: wij handhaven de concessie en dat
sluit uit, dat gij water levert in andere gemeenten. Dat is
handhaving van de concessievoorwaarden. Warmond kan
toch water krijgen en wel van Boskoop.
Het blijvend toezicht van Burgemeester en Wethouders
ten opzichte van de tarieven is zeer aan te bevelen en ook
de laatste jaren is dat nuttig geweest, maar ik zou willen
zeggen: laten wij den eventueelen afkoop der zaak niet inge
wikkelder maken door vergunning te geven tot levering van
water aan een gemeente, die ligt buiten het rayon, binnen
hetwelk de maatschappij krachtens haar concessie of krachtens
daarnaar overeenkomstig artikel 12 der concessievoorwaarden
verleende vergunningen water mag leveren.
Ten opzichte van de opmerking van den heer Knuttel zou
ik als mijn meening willen te kennen geven, dat wij nooit
duurder kunnen overnemen dan op de voorwaarden van de
concessie en dat er dus voor de gemeente absoluut geen be
zwaar tegen is om in de toekomst de eventueele winst van
Warmond te missen, aangezien de winst, welke wij in de
toekomst daarvan zouden kunnen krijgen, veel te duur zou
moeten worden gekocht op grond van de concessie-voorwaarden.
Ten slotte wil ik nog even opmerken, dat ik deel het stand
punt van Burgemeester en Wethouders, dat wij niet moeten
vooruitloopen op 1926 en juist daarom den bestaanden toe
stand moeten consolideeren.
De heer van der Pot. M. d. Y. Over het belang van
Warmond bij een eventueele waterbetrekking van Leiden
verschillen blijkbaar de inzichten en het zal zoowel den heer
de Lange als mij moeilijk vallen op het oogenblik een afdoend
bewijs te leveren. Ik heb reeds medegedeeld, dat wij het
inzicht van het gemeentebestuur weergeven, en daaraan meen
ik mij voorloopig te moeten houden.
Wat aangaat de opmerking van den heer de Lange, dat
de concessie betreft de waterlevering aan Leiden en niet aan
andere gemeenten, ik moet er op wijzen, dat de concessie
van den aanvang af de mogelijkheid heeft gekend van levering
aan andere gemeenten. Het is een kwestie van expansie van
een normaal bedrijf, welke politiek wij ook bij de Lichtfabrieken
volgen, als wij andere gemeenten van gas en stroom voorzien,
en waartegen ook hier geen bezwaar kan bestaan, mits wij
de belangen van Leiden maar niet schaden.
Ten aanzien van de opmerking van den heer de Lange aan
het adres van den heer Knuttel, sta ik aan de zijde van den
heer Knuttel. Ik sprak in eerste instantie meer tegen
den gedachtengang van de Commissie van Fabricage, die voor
de levering aan Warmond andere voorwaarden wenschte, maar
als wij staan voor de vraag of wij dit voorstel zullen afstemmen,
zooals de heer de Lange nu bepleitte, dan geldt daartegen
terecht de opmerking, dat, als wij dit voorstel verwerpen en wij
te zijner tijd het bedrijf overnemen, wij ons een klant hebben
laten ontgaan, waarvan wij dan de nadeelen zullen gevoelen.
Ik deel niet zoo zonder meer de meening, dat wij goedkooper
uit zijn met het overnemingsbedrag te drukken door deze
plannen af te wijzen en het winstcijfer in de volgende jaren
geringer te doen zijn. Ik acht het op den duur voordeeliger
het bedrijf over te nemen met een goeden klant er bij.
Dus ook wanneer wij de zaak uit financieel oogpunt bezien
en het doet mij genoegen, dat ook de heer Knuttel voor
dien kant niet ongevoelig is lijkt mij de quaestie beslist
ten gunste van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik lees in de toelichting van
Burgemeester en Wethouders, dat het in het voornemen van
Warmond ligt om te beginnen met de noodige werken, en
nu zou ik er sterk den nadruk op willen leggen dat wij
zeker moeten zijn van de goede uitkomst van de uitbreidings
werken van den watervang.
Men voegt mij toe, dat daarin in de overeenkomst voorzien
is, maar als men eenmaal erop ingericht is dat men het water van
Leiden krijgt dan is de kans er dat men het ook die richting
zal uitsturen, ook al is aan die voorwaarde niet voldaan.
Wij hebben nu een droeve periode achter den rug: hier
in het Stadhuis is alles ondergeloopen; de gobelins zijn ge
scheurd door het water, dat er des nachts langs liep, door
dat een kraan op een bovenverdieping open bleef, toen er
geen druk was. Wij moeten in de toekomst gewaarborgd zijn
dat wij in droge tijden voldoenden druk op de waterleiding
hebben. Dat is een Leidsch belang.
Als men te Warmond begint met zich erop in te richten
dat men het water van de Leidsche waterleiding krijgt en
wij zeggen van onzen kant: wij moeten eerst afwachten of
de prise d'eau behoorlijk water geeft; dan scheppen wij een
toestand, welke de maatschappij zal drijven in een richting
om zooveel mogelijk de voorstelling te wekken alsof er vol
doende water is. Dat acht ik niet zonder bedenking, juist
met het oog op droge periodes als wij nu achter den rug
hebben. Als Warmond zeide: wij zullen eerst afwachten wat
de uitkomst van de nieuwe prise d'eau is, dan zou ik er ge
ruster op zijn dan wanneer men daar zegt: wij beginnen vast.
De Voorzitter. Er is met allen nadruk medegedeeld, dat
Leiden zich in het geheel niet verantwoordelijk stelt voor de
maatregelen, welke vanwege Warmond genomen worden.
De heer van der Pot. Ik heb dezelfde opmerking in het
college gemaakt en er is toen besloten om daarop uitdrukkelijk
te wijzen.
Ik wil echter wel zeggen, dat het surplus water dat de
deskundigen berekenen zoo aanzienlijk is, dat er voor twijfel
niet heel veel reden overblijft. Maar wij dragen geen risico
voor de plannen van Warmond.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en met \1 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Kuivenhoven, Wilbrink, Heems
kerk, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Groeneveld,
Knuttel, Bisschop, Dubbeldeman, Eerdmans, Schoneveld, F.
Eikerbout, Sijtsma, Bots, Mulder, van der Pot, van Stralen
en de Voorzitter.
Tegen stemmen: de heeren de Lange, Sanders en Oostdam.
(De heer van Hamel had inmiddels de vergadering verlaten.)