296 MAANDAG 8 AUGUSTUS 1921. f 800.— aan huur zouden kunnen opbrengen, dan meen ik dat zeer in twijfel te moeten trekken en ben ik van oordeel, dat dit bedrag aanmerkelijk hooger zal zijn. Overigens zullen wij ons er niet zoo bijzonder druk over maken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer de Lange wordt in stem ming gebracht en met 11 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Kuivenhoven, Wilbrink, de Lange, Eerdmans, F. Eikerbout, Sijtsma, Bots, van Hamel, Mulder, Sanders en Oostdam. Tegen stemmen: de heer Heemskerk, mevrouw Dubbelde- manTrago, de heeren Groeneveld, Knuttel, Bisschop, Dub- beldeman, Schoneveld, van der Pot, van Stralen en de Voor zitter. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het aldus geamendeerd voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XXII. Voorstel om aan de Leidsche Duinwater-Maatschappij vergunning te verleenen tot levering van duinwater aan de gemeente Warmond. (Zie Ingek. St. N°. 254). De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. d. V. Ik geloof, dat ik niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal kunnen medegaan. Eerst was het bezwaar, dat de watervang van de Duinwater- Maatschappij het niet zou toelaten dat wij een deel van ons water afstonden aan Warmond. Dat bezwaar is ondervangen, wanneer de uitbreidingswerken der maatschappij zijn uitge voerd en zullen blijken te voldoen aan de verwachtingen, welke ervan gekoesterd worden. Men zal zich echter herinneren, dat de Commissie van Fabricage nog een ander bezwaar genoemd heeft en ik wil dat bezwaar ook in het openbaar noemen. De Commissie van Fabricage heeft gezegd: wij achten het in het algemeen ook niet geraden om, waar wij zoo na aan het eind van de concessie zijn gekomen en de concessie zal moeten overgenomen worden tegen een bedrag, dat in rechtstreeksch verband staat met de winst, welke de maatschappij in de laatste 3 jaren zal gemaakt hebben, nu te gaan medewerken om het bedrijf der maatschappij op dusdanige wijze te ver- grooten, tenzij een weg gevonden kan worden die voorkomt dat daardoor de eventueele overname van het bedrijf duurder wordt. Burgemeester en Wethouders hebben in hun praeadvies die opmerking van de Commissie van Fabricage laten zwemmen, wat ik hun niet misduid; het wijst er echter op, dat Burge meester en Wethouders dit denkbeeld öf niet voor uitvoering vatbaar achten dan wel van te geringe waarde; voor mij nochtans is het argument van zoo groote beteekenis, dat ik mij zal moeten verklaren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik durf, wanneer ik althans niet nader over tuigd word dat ik mis zie, dat met een geruste consciëntie doen, ook wanneer ik mij de hygiënische belangen van Warmond voor oogen stel, die Burgemeester en Wethouders ook op het tapijt brengen. Ik weet wel, dat wij hier niet geroepen zijn om de hygiënische belangen van Warmond te verzorgen, maar aan den anderen kant zullen wij ons niet bezondigen, als wij dat en passant kunnen doen, terwijl wij ons zeiven niet benadeelen. Maar wij benadeelen de hygiënische belangen van Warmond niet, als wij dit voorstel van Burgemeester en Wethouders afstemmen. ïk kan dat met beslistheid zeggen, omdat ik uit goede bron weet, dat Warmond het water, dat het noodig heeft, evengoed kan krijgen uit den watervang van Boskoop tegen den prijs van 14 a 15 cent per M8. door bemiddeling van Leiderdorp als van de Leidsche Waterleiding maatschappij. Waar wij Warmond niet in moeilijkheden brengen door het voorstel van Burgemeester en Wethouders af te wijzen en waar wij ons zeiven wel moeilijkheden kunnen berokkenen voor de eventueele overname van de concessie, als wij het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan nemen, geloof ik dat het goed is dat voorstel te verwerpen. De heer Sanders. M. d. V. Ik kan mij volkomen aansluiten bij hetgeen de heer de Lange over dit voorstel heeft gezegd. Ik had nog willen wijzen op het onlogische van dit voorstel, want voor eenigen tijd is toestemming gegeven aan de Leidsche Waterleidingmaatschappij om haar prise d'eau te vergrooten, omdat Leiden feitelijk een tekort aan water had. Ik heb ook meermalen advertenties gelezen, waarin stond, dat de druk wegens gebrek aan water zou verminderd worden. De Gezondheidscommissie en andere dergelijke colleges hebben ook aangedrongen op uitbreiding van de Leidsche waterleiding. Thans is toestemming tot die uitbreiding gegeven, een uit breiding met 132 M3., en nu zal men bij aanneming van dit voorstel van Burgemeester en Wethouders daarvan weer dadelijk 125 M8. gaan afnemen, zoodat er voor de Leidsche verbruikers slechts 7 M8. overblijft. Dat vind ik onlogisch. De heer van der Pot. Het eene is per uur en het andere per dag. De heer Sanders. Dan heb ik mij daarin vergist. De heer van der Pot. M. d. V. Op de vergissing van den heer Sanders heb ik reeds bij interruptie gewezen. Inderdaad is betgeen aan Warmond zal worden afgestaan slechts een klein deel van hetgeen door uitbreiding van de prise d'eau zal worden verkregen. Tevoren hebben Burgemeester en Wet houders zich er van vergewist zij hebben het noodig geacht voor twee ankers te gaan liggen dat niet alleen de vergrootte prise d'eau zou geven wat men er van ver wachtte, maar ook zooveel zou geven, dat de voorziening van Warmond van water niet tot schade zou kunnen strekken van hetgeen Leiden noodig heeft. Wat de bezwaren van den heer de Lange aangaat, voor zoover mij bekend ik heb een onderhoud gehad met den Burgemeester van Warmond stelt die gemeente er prijs op water te krijgen van Leiden, in de eerste plaats om de betere kwaliteit van het water en in de tweede plaats omdat, als dit voorstel van de baan is en Warmond water moet gaan betrekken van Boskoop, men weer aan het begin staat van een nieuwen weg, die zeer lang is, terwijl men, voor wat de rijkssubsidie enz. betreft, nu gereed is voor een even tueele betrekking van water uit Leiden. Aanneming van dit voorstel is werkelijk in het belang van een spoedige water levering aan Warmond. Men zou ook kunnen bereiken wat de heer de Lange wil door het voorstel te amendeeren in verband met de winst, welke eventueel behaald wordt uit deze uitbreiding. Dit is een moeilijk punt om over te spreken. Een tijd geleden heb ik over hetzelfde punt met den heer de Lange gedebatteerd, toen ging het over een uitbreiding in Oegstgeest, en ik kan hem antwoorden, dat dit punt, waar de Commissie van Fabricage er bij vernieuwing op gewezen heeft, opnieuw de aandacht van Burgemeester en Wethouders heeft gehad. Ik geloof, dat het niet een geheel fair standpunt zijn zou om deze winst uit te schakelen. Ik voeg er dadelijk aan toe, dat, als ik spreek van een niet fair standpunt, ik niet bedoel den heer de Lange te beschuldigen van iets unfairs hij ziet deze zaak blijkbaar anders maar Burgemeester en Wet houders vinden het niet geheel fair om, wanneer in de concessievoorwaarden staat dat de prijs, die eventueel voor overneming betaald moet worden, afhangt van de winst in de laatste 3 jaren, van den kant der gemeente die winst kunst matig te gaan drukken, en dat zou hier het geval zijn. Iets dergelijks heeft zich ook voorgedaan bij de quaestie van de tarievenpolitiek. Het is waarschijnlijk voor de leden van den Raad geen geheim, en wanneer zij het niet wisten hadden zij het kunnen verwachten, dat de maatschappij in de afgeloopen jaren meer dan eens pogingen heeft aangewend om het tarief van het water verhoogd te krijgen. Wanneer Burgemeester en Wethouders daartegenover een afwijzend standpunt hebben ingenomen, dan is dat steeds geweest hierom, omdat wij meenden, dat het tarief hoog genoeg was, ook in vergelijking met de tarieven in andere gemeenten; en wij hebben ons daarbij kunnen laten leiden door de over weging dat verhooging van het taiief zou leiden tot een verhoogde winst, welke dan eventueel weder invloed zou hebben op het bedrag dat bij overneming van het bedrijf door de gemeente zou moeten betaald worden. Dat was mijns inziens het juiste standpunt. Wanneer inderdaad het tarief hier onevenredig laag geworden was in vergelijking met de tarieven in andere gemeenten, dan had een fair standpunt tegenover de maatschappij medegebracht, dat onzerzijds daartoe toestemming was verleend. Hier komt aan de orde diezelfde quaestie, hoewel zij in dit geval lang niet van gelijke beteekenis is en daarom verdedig ik het standpunt, dat Burgemeester en Wethouders in dezen hebben ingenomen. Het is meer een gevoelsquaestie dan een quaestie, welke men met argumenten kan bepleiten. Ook komt hier in het geding de vraag, of Leiden wel te zijner tijd dit bedrijf zal overnemen, een vraag, welke wij op dit oogenblik moeilijk kunnen beantwoorden. Ik vermoed, dat de heer de Lange er zelf minder voor gevoelt dan ik bijvoorbeeld: noch de heer de Lange noch ik zullen echter in dezen te beslissen hebben; dat moet de Raad doen, die in 1926 hier zit. Om daarop vooruit te loopen en aan de maatschappij voor te schrijven, dat niet in aanmerking genomen mag worden bij de bepaling van de overnemingssom het eventueele winst bedrag, het zeer geringe winstbedrag, dat in de «erste jaren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 16