150 voor den aankoop van instrumenten, glaswerk, enz. ten behoeve van den Districts-Keuringsdienst van Waren. Op den post Onvoorziene Uitgaven is thans nog 103.115. beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 244. Leiden, 20 Juli 1921. De Commissie vaa Financiën heeft de eer U mede te deelen dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van het Distributiebedrijf van vleesch en visch, dienst 1920, geen bedenkingen heeft. Zij stelt U mitsdien voor tot goedkeuring daarvan te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N9. 245. Leiden, 25 Juli 1921. Onder verwijzing naar nevensgaand schrijven van Cura toren van het Gymnasium alhier, geven wij Uwe Ver gadering in overweging den heer Dr. H. W. de Graaf met ingang van 1 September e.k. wederom voor den tijd van één jaar te benoemen tot tijdelijk leeraar in de Natuurlijke Historie aan het Gymnasium alhier. N°. 247. Leiden, 25 Juli 1921. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 14 Juli 1921. Wij hebben de eer Uw College beleefd te verzoeken te willen bevorderen dat Dr. H. W. de Graaf, leeraar in de Natuurlijke Historie aan het Gymnasium alhier, wederom worde her benoemd voor den tijd van één jaar, ingaande 1 September a.s. De redenen, waarom wij deze herbenoeming voorstellen zijn vervat in ons schrijven d.d. 9 Augustus 1920 No. 140, gericht aan Uw College, van welk schrijven wij U gemakshalve afschrift insluiten. Het desbetreffend advies van den Heer Inspecteur der Gymnasia gaat hierbij. Curatoren van het Gymnasium: D. C. Hesseling, Voorzitter. M. B. Vos, Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. No. 246. Leiden, 25 Juli 1921. Voor de benoeming van eene leerares in de plant- en dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, ter voorziening in de vacature, welke den len September e. k. zal ontstaan door het met ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan Mej. J. M. H. Voigt, bieden wij U de volgende aanbeveling aan: 1°. Mej. Dr. C. R. BAKKER, leerares aan de Hoogere Bur gerschool met 5 jarigen cursus te Voorschoten en tijdelijk leerares aan het Gymnasium te Delft; 2°. Mej. G. J. PEEREBOOM, te Haarlem; 3°. Mej. R. DE SOUZA, te Utrecht, beide candidate in de plant- en dierkunde. Wij merken hierbij op, dat wij met de Commissie van toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, wier adviezen in de Leeskamer ter inzage liggen, van oordeel zijn, dat de benoeming voorloopig voor den tijd van één jaar moet geschieden. Mitsdien geven wij U in overweging over te gaan tot de benoeming van eene leerares in de plant- en dierkunde aan de bovengenoemde inrichting van onderwijs voorloopig voor het tijdvak van 1 September 1921 tot 1 September 1922. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. In Uwe Vergadering van 17 Mei 1920 werd overeenkomstig ons voorstel d.d. 10 Mei 1920 (Ingek. Stukken n°. 161) o. m. besloten om ook de administratiën van den Markt- en Haven dienst en van den Gemeentelijken Reinigingsdienst in de contróle vanwege het Centraal Bureau van Verificatie en Financieele Adviezen, ingesteld door de Vereeniging van Neder- landsche gemeenten, te betrekken en wel bij wijze van proef voor den tijd van één jaar, gerekend te zijn ingegaan 1 Mei 1920, tegen een vergoeding van 200.voor den Markt- en Havendienst en f 300.voor den Reinigingsdienst. Aangezien deze proef naar wensch is geslaagd, heeft ons College zich met genoemd bureau in verbinding gesteld ten einde tot continuatie van de contröle ook na 1 Mei 1921 te geraken. Hierbij is gebleken, dat het Verificatie-bureau bereid is de contróle op denzelfden voet voort te zetten, echter voorloopig wederom voor één jaar, aangezien thans nog niet met zeker heid is na te gaan in welke mate de contróle-werkzaamheden door de omstandigheid, dat de reinigings- en ontsmettings- dienst vanaf 1 Januari 1922 als afzonderlijk bedrijf zal optreden, zullen toenemen. In verband hiermede geven wij Uwe Vergadering in over weging ons te machtigen om wederom voorloopig voor den tijd van één jaar, gerekend te zijn ingegaan 1 Mei 1921, voor de contróle van de administratiën van den Markt- en Haven dienst en van den Reinigings- en Onfsmettingsdienst gebruik te maken van het Centraal Bureau van Verificatie voornoemd, tegen een bedrag van respectievelijk f 200.en 300. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N". 248. Leiden, 25 Juli 1921. Zooals 'U bekend is, werden in Uwe Vergadering van 5 Januari 1920 (Ingek. Stukken nis 369, 370 en 367 van 1919) de gemeentelijke subsidiën over 1919 en 1920 voor de Am bachtsschool, de Vakschool voor Meisjes voor Leiden en Omstreken en de Teekenschool der Afdeeling Leiden van den Roomsch Katholieken Volksbond geregeld. Bij de vaststelling der subsidie-bedragen werd, wat de Ambachtsschool en de Teekensehool betreft, rekening ge houden met de salarisregeling, door den Minister van Onderwijs in 1919 voor de Vakscholen uitgevaardigd in afwachting van de invoering van de Nijverheidsonderwijswet en de daaruit voortvloeiende algemeene maatregelen van bestuur, waarbij o. m. de salarissen worden bepaald. Inmiddels heeft de Minister in de laatste dagen van 1920 opnieuw een salarisregeling voor het personeel der Vakscholen getroffen, met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1920 en daarbij, onder toekenning van een Rijkssubsidie van 50°/o der uit die regeling voortvloeiende hoogere kosten over 1920, de besturen der Vakscholen medegedeeld, dat zij zich voor de resteerende 50 tot de overige subsidieerende lichamen hadden te wenden. Aan salarisverhooging mag inmiddels niet meer worden uitgekeerd, dan door hoogere subsidie zal zijn gedekt. De bovengenoemde drie vakschoolbesturen richtten zich dientengevolge, blijkens de hierbij overgelegde adressen, tot Uwe Vergadering, om een extra-uitkeering over 1920 te bekomen van 30% der bedoelde hoogere kostende resteerende 20 werd aan de provincie gevraagd. Tot ons leedwezen kunnen wij geen vrijheid vinden U te adviseeren om gunstig op deze verzoeken te beschikken. Het gaat toch o. i. niet aan, om aan het einde van een jaar salarisregelingen te herzien met terugwerkende kracht tot het begin van dat jaar en de reeds afgeloopen begrooting alsnog te bezwaren met niet onbelangrijke uitgaven, waarvan de dekkingsmiddelcn dan niet meer aanwezig zijn. Temeer geldt dit bezwaar, nu de salarisregeling zonder eenige medewerking van Uwe Vergadering is tot stand gekomen. Ook de Provin ciale Staten hebben, naar wij meenen, de gevraagde verhoo gingen geweigerd. Kunnen wij daarom geen vrijheid vinden gunstig te adviseeren op de verzoeken om subsidie-verhooging, voor zoover zij voortvloeien uit de op 24 December 1920 door den Minister vastgestelde salarisregeling, ten opzichte van de Vakschool voor Meisjes moeten wij opmerken, dat bij de op 5 Januari 1920 door U vastgestelde subsidie over 1920 ten bedrage van f 8080.(waarin begrepen 30 van verbouwingskosten ad f 6200.nog geen rekening is gehouden met de salaris regeling van 1919. Het hoogere salarisbedrag uit die regeling voortvloeiende, bedraagt 288941716703.(het oor spronkelijk geraamde salarisbedrag) dat is 12191.17. Het komt ons billijk voor, dat deze Vakschool, door een extra-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 2