135 Na ampele overweging kwam ons deze plaats de beste voor, aangezien daar weinig boomen zullen behoeven te worden opgeruimd en een goede controle op het personeel kan worden uitgeoefend. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer Uw College beleefd in overweging te geven den Raad voor te stellen voor den bouw van een zuster- en broederhuis een bedrag van f 150.000.onder 'nader te bepalen voorwaarden omtrent rentevergoeding en aflossing, ter beschikking van onze Commissie te stellen en haar tot uitvoering van het werk te machtigen. De Commissie van Beheer voornoemd: W. Pera, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N#. 225. Leiden, 4 Juli 1921. Zooals U bekend is, kan ingevolge artikel 12 van het regle ment voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden aan een werkman, die ten minste één jaar onafgebroken in gemeentedienst is geweest, een verlof van ten hoogste 6 werk dagen met behoud van het loon worden verleend, terwijl een ambtenaar, die ten minste één jaar in dienst is, ingevolge artikel 24 van de verordening, regelende den rechtstoestand der ambtenaren recht heeft op ten minste 6 vacantiedagen. Het juiste aantal dagen wordt in zijne instructie bepaald. In afwijking van deze regeling werd ons College in het afgeloopen jaar gemachtigd aan de werklieden een verlof van 10 werkdagen toe te kennen, tengevolge waarvan de ambte naren uit den aard der zaak een minimum vacantie van 10 dagen deelachtig werden. Ten opzichte van den duur der vacantie in dit jaar werd dezerzijds een voorloopig schema opgemaakt, hetwelk ver volgens een onderwerp van bespreking uitmaakte in de Alge- meene Werkliedencommissie, voor zooveel de werklieden, en in de Algemeene Ambtenarencommissie, voor zooveel de ambtenaren betrof. Na kennisneming van de adviezen der beide commissiën hebben wij in het voorloopig schema alsnog verschillende wijzigingen aangebracht, teneinde zooveel mogelijk aan de door de organisaties geuite wenschen tegemoet te komen. Waren wij aanvankelijk van oordeel, dat evenals in 1920 met een verlof vau 10 werkdagen voor de werklieden kon worden volstaan, na de gehouden bespreking in de Algemeene Werkliedencommissie meenen wij U te moeten voorstellen het verlof voor de werklieden, waaronder begrepen degenen, die in het continu bedrijf werken, te bepalen op 12 werkdagen, de Zaterdag als een volle werkdag beschouwd. De organisaties dringen aan op een verlof van 14 werkdagen, doch het komt ons voor, dat daartoe gelet op den korten arbeidsduur toch inderdaad geen aanleiding bestaat. Uit een nog onlangs in gesteld onderzoek is ons gebleken, dat weliswaar in Haarlem een vacantie van 14 werkdagen wordt verleend, doch dat in de meeste andere gemeenten de vacantie veel korter duurt. Zoo wordt in Amsterdam aan de werklieden slechts één week vacantie benevens 3 dagen verlof verleend, in Rotterdam 8 werkdagen, in Nijmegen 9 werkdagen en in den Haag 12 werkdagen, 't Komt ons voor, dat, in dit licht bezien, ons voorstel, om in Leiden hejt verlof op 12 werkdagen te bepalen, dat komt dus feitelijk neer op een verlof van 2 weken, in alle opzichten den toets kan doorstaan. De meerdere kosten, aan de verlenging van het verlof tot 12 werkdagen verbonden, worden dezerzijds, het verlies aan arbeid buiten beschouwing gelaten, geraamd op ruim ƒ8000.per jaar. Bij toekenning van een verlof van 14 werkdagen zouden de meerdere kosten per jaar 14.000 a f 15.000 bedragen. Volgens het rapport der Algemeene Ambtenarencommissie verzoeken de organisaties de verschillende ambtenaren in 3 rubrieken in te deelen en dan aan de le rubriek een vacantie van 14 werkdagen, aan de 2e rubriek een vacantie van 21 werkdagen en aan de 3e rubriek een vacantie van een maand toe te kennen. Ofschoon ons College zich aanvankelijk eene indeeling in 6 groepen had gedacht, zijn wij ook hier bereid zooveel mogelijk aan het verlangen der organisaties tegemoet te komen en wel in dien zin, dat de verschillende ambtenaren in 4 rubrieken worden ingedeeld. En aangezien het ons voornemen is de vacantie voor de le rubriek, evenals bij de werklieden, vast te stellen op 12 werkdagen, zal derhalve in artikel 24 der verordening, regelende den rechtstoestand der ambtenaren kunnen worden bepaald, dat het aantal vacantiedagen ten minste 12 werkdagen per jaar bedraagt. De organisaties hebben aan gedrongen op een vacantie van 14 werkdagen, doch het komt ons voor, dat met een vacantie, die feitelijk neerkomt op 2 weken, voor de le rubriek zeer wel kan worden volstaan. Voor de 2e rubriek hebben wij ons een vacantie van 18 werkdagen, d. i. dus feitelijk 3 weken, gedacht. Voor 21 werk dagen, gelijk de organisaties vragen, achten wij voor deze rubriek geen termen aanwezig. Onder de 3e rubriek met een vacantie van 21 werkdagen, hebben wij de adjunct-Directeuren van eenige der belangrijkste bedrijven, onder de 4e rubriek met een vacantie van 27 werk dagen, d. i. dus feitelijk een maand, verschillende hoofden van dienst en de geneesheeren van de gestichten «Endegeest", »Yoorgeest" en »Rhijngeest" ondergebracht. Het schijnt ons toe, dat indien eene vacantieregeling volgens de zooeven aangegeven rubriceering en in den geest van het ter visie liggend schema wordt vastgesteld, eene alleszins voldoende vacantie kan worden genoten. Te zijner tijd kan de vacantie dan in den geest van het schema voor ieder ambtenaar in zijn instructie worden opgenomen. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging tot vaststelling van de navolgende ver ordeningen over te gaan a. VERORDENING tot wijziging van de verordening van 31 Mei 1905 (Gem. Blad No. 18), houdende reglement voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden, gewijzigd bij verordening van 24 Maart 1910 (Gem. Blad No. 8). Eenig artikel. Het 1e en 2e lid van artikel 12 van bovengenoemde ver ordening worden vervangen door het navolgende: «Jaarlijks wordt aan iederen werkman, die ten minste 6 maanden onafgebroken in gemeentedienst is geweest, een verlof van 6 werkdagen en aan hem, die ten minste een jaar onafgebroken in gemeentedienst is geweest een verlof van 12 werkdagen met behoud van loon verleend." b. VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 20 September 1917 (Gem. Blad No. 32), regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 23 Februari 1920 (Gem. Blad No. 8). Eenig artikel. De eerste zin van het le lid van artikel 24 van bovenge noemde verordening wordt gelezen als volgt: »Het aantal vacantiedagen per jaar, waarop den ambtenaar bij zijne instructie recht wordt toegekend, bedraagt ten minste 12 werkdagen." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 226. Leiden, 4 Juli 1921. In Uwe Vergadering van 3 Juli 1919 werd, overeenkomstig ons advies, zonder hoofdelijke stemming besloten niet in te gaan op het verzoek van het bestuur der afdeeling Leiden van den Ceritralen Nederlandschen Ambtenaarsbond, om in de bestaande verordeningen zoodanige wijzigingen te brengen, dat aan alle ambtenaren in dienst van de gemeente Leiden een vacantietoelage werd verstrekt van der jaarlijksche bezoldiging met een minimum van 30. In ons desbetreffend praeadvies, opgenomen onder no. 163 der Ingekomen Stukken van 1919 deelden wij U mede, dat inwilliging van dit verzoek ons niet wenschelijk leek. Wij schreven o. m.: «Een ambtenaar ontvangt zijn traktement voor zijn geheelen diensttijd, met inbegrip dus van den tijd, gedurende welken hem jaarlijks vacantie wordt verleend. Hem nu over den tijd, waarop hij recht heeft op een jaarlijksche vacantie en zulk een vacantie geniet, een toelage boven zijne bezoldiging toe te kennen, zooals in artikel 38 van het ontwerp-ambtenarenwet, samen gesteld door de Staatscommissie ter voorbereiding van alge meene wettelijke regelen betreffende den rechtstoestand van ambtenaren, wordt voorgesteld, is o. i. te beschouwen als een soort voogdij over den ambtenaar uitgeoefend met betrekking tot de wijze, waarop hij zijn traktement besteedt. Feitelijk dwingt men den ambtenaar op die manier om, ook tegen zijn zin, vacantie te nemen. Anders toch derft hij zijn toelage. Een toelage, als de hier gevraagde, is ook niet te vergelijken met de toelage, die pleegt gegeven te worden wegens het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 15