MAANDAG 30 MEI 1921. 199 lijn houden, dan is er geen grens aan wat wij zouden moeten doen dan is alle orde en regel weg. Dat gaat niet. Wij hebben te doen met een werkman wij hebben er deernis mede die helaas oneervol uit den dienst ontslagen is wegens on eerlijkheid. Als wij nu een tegemoetkoming gaven, dan zou ten slotte iedereen er om komen; dan moet in dergelijke omstandigheden een ander het ook hebben. Wij moeten in elk geval orde en regel in ons maatschappelijk leven handhaven: er zit niets anders op. De vrijheid, welke velen zich veroorloven, de een zus de ander zoo, maakt dat wij genoodzaakt worden de lijn streng te houden, opdat men weet, wat men te wachten heeft. De heer Heemskerk. Ik meen, dat zoowel de heer van Stralen als de heer van Eek twee zaken met elkaar verwarren. Ik geloof, dat Burgemeester en Wethouders niet anders kunnen doen dan voorstellen het adres voor kennisgeving aannemen; in dit opzicht hebben zij volkomen gelijk. De man heeft wettelijk geen recht op pensioen; het wordt door de heeren zelf zeer sterk in twijfel getrokken. Ik laat vooralsnog in het midden de vraag, of het al dan niet mogelijk is den man alsnog op de een of andere manier een tegemoetkoming te verleenen; daartoe zou dan van een der genoemde leden een voorstel moeten uitgaanmaar ik ben het geheel met Burgemeester en Wethouders eens, dat wij op het oogenblik niets anders kunnen doen dan het adres voor kennisgeving aannemen. De heer Bots. Ik wil er op wijzen, dat eerst vanwege het Departement van Financiën uitgemaakt zal moeten worden of de man al dan niet pensioen krijgt. Men zegt wel: hij krijgt het zeker 'niet; maar dat staat nog niet zoo vast. Daarom acht ik het voorbarig om hier eenige beslissing te nemen alvorens bepaald afwijzend beschikt is op de aanvrage om pensioen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 9°. Verzoek van I. J. Huygens, concierge aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes om, indien bij zijn tegenwoordige vrouw als weduwe mocht achterlaten, deze in het genot te stellen van weduwe pensioen. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 10°. Verzoek van den heer Sijtsma om verlof tot het stellen van vragen in zake de Bioscoopcommissie. De Voorzitter. Na de afdoening van de gedrukte agenda zal de heer Sijtsma gelegenheid krijgen het verzoek te doen om deze vragen te mogen stellen. 11°. Amendement van den heer de Lange op het voorstel in zake het gewijzigde ontwerp voor den bouw van een nieuwe school der 3de klasse op het Schuttersveld. Zal worden behandeld bij punt 10 der agenda. 12°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting. Worden gesteld in handen der Reclame-Commissie. 13°. Aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium ter benoeming van een leeraar in de Oude talen. Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken. 14°. Verzoek van de Vereeniging voor Christelijk Onder wijs ten behoeve van On- en Minvermogenden om beschik baarstelling van gelden voor de stichting van twee scholen van gewoon Lager Onderwijs op een terrein gelegen tusschen den Zijlsingel en de Rijnkade. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 15°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, in zake het maximum-aantal leerlingen per klasse en per onderwijzeres aan de Bewaar scholen, de eischen der localiteiten, de leiding der klassen, de Schoolvergaderingen en de jaarwedden. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat aan N. van der Walle, eervol ontslagen onderwijzer bij het Herhalingsonderwijs, met ingang van 1 April 1921, een suppletie-pensioen is toegekend van ƒ285.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit verleend pensioen bepaald blijft op f 78.'sjaars. Aan de orde is alsnu: J. Benoeming van twee leeraren in de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie lug. St. No. 167.) De Voorzitter. Mag ik den heeren F. Eikerbout, Bisschop, Meijnen en Groeneveld verzoeken het stembureau uit te maken Met 25 stemmen wordt de heer W. Prins met ingang van 1 September 1921 definitief benoemd tot leeraar in de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens; 1 biljet was in blanco. Vervolgens wordt benoemd met 21 stemmen mej. H. Pb. Mesenig; mejonkvrouwe A. M. J. van Beresteyn verkreeg 2 stemmen en de heer Klerks 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was. (Een der leden had tijdens deze stemming de vergadering tijdelijk verlaten). De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau be danken voor de genomen moeite? II. Voorstel om aan C. F. H. Dumont alsnog eervol ontslag te verleenen als leeraar in het schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. No. 159). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. III. Praeadvies op het verzoek van C. H. Kouw om eervol ontslag als lid van het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (Zie Ing. St. No. 160.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Praeadvies op het verzoek van D. S. Visser om het te bouwen gebouwtje achter het woonhuis aan de Haverzaklaan No. 8 van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 168.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Voorstel tot goedkeuring van het gewijzigd Huishoudelijk Reglement voor het Burgerlijk Armbestuur te Leiden. (Zie Ing. St. Nos. 127 en 169.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Voorstel tot vergoeding van schade aan het lokaal in het gebouw «Patrimonium" door werkloozen toegebracht. (Zie Ing. St. No. 156). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal over dit voorstel geen stemming vragen, maar toch wil ik de opmerking maken, dat ik bij het lezen van de stukken den indruk heb gekregen, dat de Directeur van Gemeentewerken, die een onderzoek heeft ingesteld, van meening is, dat het verzoek om schade vergoeding eigenlijk eiken redelijken grond mist. Waar hij in zijn rapport spreekt over stoelen, die reeds gerepareerd waren, toen hij kwam kijken, en daarin verder zegt, dat in zooverre diefstal is gepleegd, dat een kolenschop en een koperen kraan ter waarde van f 2.50 zijn ontvreemd, en dat eenige boeken zijn beschadigd, waarvan het herstellen ten hoogste f 25.zal kosten, krijg ik den indruk, dat hij niet tegen het onderzoek is willen ingaan, maar dat hij het toch eigenlijk overbodig vindt. Ik zou daarom aan Burgemeester en Wet houders willen vragen of zij dat bedrag niet overdreven hoog vinden. Da Voorzitter. Wij hebben ons er mede bemoeid en ons op de hoogte gesteld en wij kunnen niet zeggen, dat de vraag van f 100.van «Patrimonium" te hoog was. Teneinde het tot het uiterste te beperken is de Directeur van Gemeente werken er toe gekomen voor te stellen de schadevergoeding op f 75.te bepalen. Dat bedrag mag ons inziens wel betaald worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 5