116
N°. 199. Leiden, 14 Juni 1921.
In nevensgaand adres verzoekt Mej. J. M. H. Voigt eervol
ontslag uit hare betrekking van leerares in de plant- en
dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, alhier.
Aangezien tegen inwilliging van dat verzoek bij ons College
geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in over
weging aan Mej. J. M. H. Voigt, op haar verzoek, eervol
ontslag te verleenen uit hare betrekking van leerares in de
plant- en dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, alhier, en zulks met ingang van 1 September 1921.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
24 Mei 1921.
Aan de Raad der gemeente Leiden.
ündergeteekende J. M. H. Voigt heelt de eer u te verzoeken
haar met 1 September e. k. ontslag te verleenen uit de be
trekking van leerares in de plant- en dierkunde a. d. H.B.S.
voor meisjes te Leiden.
J. Voigt.
's Gravenhage, de Perpoucherstraat 123.
N°. 200. Leiden, 14 Juni 1921.
Wij hebben de eer U in overweging te geven gunstig te
beschikken op bijgaand verzoek van Mej. G. J. de Vries, om
ontslag uit hare betrekking van tijdelijk leerares in de
Engekche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, alhier en haar derhalve met ingang van den
len September 1921 te ontheffen van de opdracht tot het
geven van onderwijs aan genoemde school.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 18 Mei 1921.
Aan den Raad der Gemeente Leiden heeft de onderge-
teekende, Mej. G. J. de Vries, de eer te verzoeken haar
wegens eene uitzending van vier jaren bij het Middelbaar
Onderwijs in Ned.-Indië, eervol ontslag te willen verleenen
als tijdelijk leerares aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes
alhier, met ingang van 1 September e. k.
Hetwelk doende enz.
G. J. de Vries.
N°. 201. Leiden, 14 Juni 1921.
Ter voldoening aan de provinciale voorschriften (Prov. blad
n°. 118 van 1920) moet evenals voor het le en 2e kwartaal
van 1921 is geschied, ook voor het 3e kwartaal 1921 een
raadsbesluit worden genomen, waarbij ons College gemachtigd
wordt om, zoo noodig, tot het sluiten van kasgeldleeningen
over te gaan.
Hoewel toch op het oogenblik geen promessen van deze
gemeente in omloop zijn is het, met het oog op de in het
3e kwartaal te betalen renten van gemeenteleeningen, de op
1 Juli vervallende aflossingen van die leeningen en eventueele
groote uitgaven, gewenscht, dat ons College gemachtigd wordt,
om naar gelang van de behoeften, tot bet sluiten van kasgeld
leeningen over te gaan.
Het maximaal bedrag der kasschuld dat over het 2e kwartaal,
evenals over het le kwartaal, op 1.500.000.werd bepaald,
kan evenwel voor het 3e kwartaal op ƒ1.000.000.worden
vastgesteld.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging
te besluiten ons College te machtigen, gedurende het
3e kwartaal 1921 over te gaan tot het sluiten van kasgeld
leeningen tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel tijdstip in
dat kwartaal de kasschuld de som van ƒ1.000.000.te boven
gaat en verder tegen de rente en onder de voorwaarden, als
door ons College zullen worden bepaald.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 202. Leiden, 14 Juni 1921.
In verband met de gewijzigde toestanden aan het museum
acht de Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal"
het gewenscht, dat eenige veranderingen worden aangebracht
in de verordening, regelende hare benoeming en haren werk
kring.
Ons met het advies der commissie vereenigende, geven wij
Uwe Vergadering mitsdien in overweging over te gaan tot
vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening
van 14 April 1904, regelende de benoeming en den
werkkring van de Commissie voor het Stedelijk Museum
„de Lakenhal" (Gem. Blad No. 11), gewijzigd bij
Verordening van 30 Juli 1914 (Gem. Blad No. 23).
Artikel 1.
Artikel 9 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt:
»L)e leden, de directeur, de adjunct-directeur alsmede Bur
gemeester en Wethouders hebben te allen tijde toegang tot
het museum en zijn vrijgesteld van het betalen van entree
geld. Bij brand of dreigend ernstig gevaar begeven zij zich
zoo spoedig hun dit mogelijk is naar het museum."
Art. 2.
Artikel 10 wordt gelezen als volgt:
»Het dagelijksch beheer van het museum berust, onder
toezicht van de commissie, bij den directeur. Deze wordt
hierin bijgestaan door een adjunct-directeur, een concierge-
hoofdbewaker, twee hoofdbewakers en verder bewakingsper
soneel.
De benoeming van den directeur en den adjunct-directeur
geschiedt door den Gemeenteraad, die daartoe een aanbeveling
van twee personen ontvangt van de commissie.
De concierge-hoofdbewaker en de twee hoofdbewakers
worden, op aanbeveling van de commissie, aangesteld door
Burgemeester en Wethouders; het overige bewakingspersoneel
wordt aangesteld door de commissie".
Art. 3.
Het eerste lid van artikel 11 wordt gelezen als volgt:
«Onverminderd het bepaalde in artikel 33 der verordening,
regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente
Leiden, heeft de voorzitter der commissie de bevoegdheid
zelfstandig dengene, wiens ontslag of schorsing is voorge
dragen, voorloopig de waarneming zijner functiën te verbieden
en hem den toegang tot het museum te ontzeggen".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 203. Leiden, 14 Juni 1921.
Burgemeester en Wethouders hebben ons verzocht een
wijziging van de verordening op het Rijden te ontwerpen,
ten einde tot sluiting van de Korte Diefsteeg voor automo
bielen te geraken. Aanleiding tot dit verzoek was een tot
hun College gerichte klacht over het gevaar, dat voor het publiek
ontstaat, wanneer automobielen, en in het bijzonder vracht
auto's, op weg naar de Breestraat vanuit de Langebrug, of
omgekeerd, de Korte Diefsteeg in- of uitdraaien.
Wij achten deze klacht zeer gegrond, daar de passage ter
bedoelder plaatse inderdaad veel te nauw is om het rijden
met automobielen toe te laten. Doet men dit niettemin,
dan zullen ongelukken vermoedelijk niet uitblijven. Dat deze
voertuigen voortaan zullen moeten omrijden tot Steenschuur
of Papenstraat lijkt ons, in tegenstelling met den Commissaris
van Politie, wiens te dezer zake uitgebracht rapport in de
Leeskamer te Uwer inzage ligt, hoegenaamd geen bezwaar.
Het komt ons daarom gewenscht voor, in het belang van de
veiligheid van het verkeer de Korte Diefsteeg voor motor
rijtuigen op meer dan twee wielen gesloten te verklaren en
wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging daartoe
te besluiten door vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING, hondende wijziging van de verordening
van 23 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18) op het
Rijden, laatstelijk gewijzigd by verordening van
18 October 1920 (Gemeenteblad No. 30).
Eenig artikel.
In artikel 25 van bovengenoemde verordening wordt achter
»Mooi Japiksteeg," ingevoegd: »de Diefsteeg tusschen de
Breestraat en de Langebrug,".
De Commissie voor de Strafverordeningen,
W. Pera, loco-Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.