218 MAANDAG 30 MEI 4921. commissie is een commissie van bijstand voor den Burge meester. Deze is krachtens artikel 188 der Gemeentewet de verantwoordelijke persoon; hij kan die zaken niet alleen na gaan en heelt daarom een commissie van bijstand. Ik vind het interessant, dat wij daarover praten, maar ik krijg niet den indruk, dat, al wordt die kwestie aan de orde gesteld, er iets aan te doen is. Als de heer Sijtsma iets te zeggen heeft, laat hij zich dan tot den Burgemeester persoonlijk wenden. De heer Dubbeldeman. Dat is ouderwetsch. De heer Eerdmans. Dat is het wettelijk standpunt. Willen wij er een praatje over houden, laten wij het dan na afloop van de raadsvergadering doen, maar als wij heel deftig aan den heer Sijtsma verlof gaan geven tot het stellen van vragen, doen wij iets, dat niet overeenkomstig de wet is. De Voorzitter. Ik zal dan in stemming brengen het ver zoek van den heer Sijtsma om verlof tot het stellen dezer vragen. Vóór stemmen: Mevr. Dubbeldeman—Trago, de heeren Üostdam, Knuttel, van Eek, Dubbeldeman, Sijtsma, A. Eiker bout, van Stralen, Groeneveld, Mevr. Baart—Braggaar en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, van Hamel, Eerd mans, Bisschop, Meynen, de Lange, Mulder, Bots, van der Lip, Wilmer en Stijnman. De Voorzitter. Aangezien 11 leden zich voor en 11 leden zich tegen inwilliging van het verzoek van den heer Sijtsma verklaren, zal in de volgende vergadering opnieuw over de inwilliging van het verzoek gestemd worden. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Wij hebben kennis kunnen nemen in de Ingekomen Stukken van het rapport van Commissarissen der Lichtfabrieken in zake de royaliteit aan de Lichtfabrieken. Ik zou in dat rapport den bijl willen zetten, maar zou dat liever doen als de Voorzitter van de Commissie voor de Lichtfabrieken aanwezig is. Dus ik verzoek het college er wel rekening mede te willen houden, dat ik er later, als de heer van der Pot terug is, op wil terugkomen. De heer Bots. M. d. V. Ik wensch iets mede te deelen naar aanleiding van een vraag van den heer Knuttel in de vorige vergadering, over de houten gebouwtjes, die gesticht zouden zijn aan de Rembrandtstraat. Door het Bouw- en Woningtoezicht is een onderzoek in gesteld, maar gebleken is dat het hier betrof afdaken, welke nog niet vielen onder de verordening. Intusschen is ingekomen een verzoek van den eigenaar om daar 3 houten gebouwtjes te mogen bouwon, welke wel onder de verordening zouden vallen. Uit een oogpunt van constructie is er volgens de bouw verordening geen bezwaar, maar er is ook toestemming van den Raad voor noodig. De stukken zijn bij Burgemeester en Wethouders geweest en het verzoek komt in de volgende vergadering aan de orde. Ik kan mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders uit een oogpunt van welstand voorschriften opgenomen hebben. Zulks zal den Raad blijken als het voorstel hem bereikt. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 24