MAANDAG 30 MEI 1921. 217 Vrijdagmiddag heb ik die vragen ontvangen. Ik heb direct nog getracht inlichtingen te bekomen, wat mij niet gelukt is, Zaterdagmorgen heb ik mij er ook mede bemoeid, maar ik ben ook toen niet tot een einde gekomen. Ik zal echter zien, dat ik in de volgende vergadering den heer de Lange voldoende inlichtingen zal kunnen geven. De heer de Lange. Ik dank den Raad voor het mij ver leend verlof. Het bevreemdt mij intusschen wel een weinig dat deze vragen, welke ik Donderdagavond op het Raadhuis heb doen bezorgen, van zoo ingewikkelden aard blijken te zijn dat Burgemeester en Wethouders op dit oogenblik nog niet in staat zijn er een antwoord op te geven. Ik zal dan wachten totdat Burge meester en Wethouders daartoe wel in staat zijn. Nu nog een woord over een andere zaak. Ik heb mede namens de Raadsleden Mulder, Stijnman, Sanders, Wilbrink en Sijtsma de eer het volgend yoorstei in te dienen: »De ondergeteekenden hebben de eer in overweging te geven om te besluiten als volgt: De Gemeenteraad, Van oordeel dat gemeentelijke verkoop van manufacturen, schoenen, kleedingstoffen en dergelijke thans niet meer noodig is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit: a. met den verkoop van deze goederen op te houden; en b. zoo spoedig mogelijk aan den Raad over te leggen eene volledige en overzichtelijke rekening van ontvangsten en uit gaven, betreffende den handel in deze goederen in 1921." Mijnheer de Voorzitter! Mag ik er, ter afsnijding van mis verstand, een enkel woord aan toevoegen? Ik wensch mede te deelen, vooreerst, dat de handel in visch er niet onder begrepen is, en in de tweede plaats dat in dit voorstel ook de uitnoodiging wordt gedaan aan Burgemeester en Wet houders om, als de Baad het eerste voorstel aanneemt, de rekeningen spoedig over te leggen, opdat de Raad reeds in 1921 in de gelegenheid zij volledig kennis te nemen van de financieele resultaten der gemeentelijke bemoeiingen met al dergelijke zaken. Misschien zult u de vriendelijkheid willen hebben voor te stellen dit voorstel in handen van Burgemeester en Wet houders te stellen om praeadvies. De Voorzitter. Ik stel voor dit voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadeies. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Nu krijgen wij die geschiedenis van den heer Sijtsma. Ik geef het woord aan den heer Sijtsma om in het midden te brengen wat hij te zeggen heeft. De heer Sijtsma M. d. V. Wat ik te zeggen heb zal ik uit spreken naar aanleiding van hetgeen in de bladen en ook in particuliere gesprekken te doen geweest is over de afkeuring van de film „Slachtoffers". Die film is afgekeurd door de gemeentelijke bioscoop-commissie, welke indertijd, ook met mijn medewerking, is totstandgekomen, echter alleen voor het keuren van films voor kinderen. Daaraan is later echter uit breiding gegeven door den Burgemeester. Zooals ik zeide, heb ik aan een benoeming van die commissie indertijd mijn toestemming gegeven en mijn medewerking verleend, maar men heeft door het afkeuren van die films den indruk gekregen, dat het met die bioscoop-commissie niet geheel in den haak is. De film „Slachtoffers" is uit Amerika overgekomen en is daar door medici van naam aan bevolen; in Engeland is hetzelfde het geval geweest en ook in ons land is zij met instemming van medici en anderen, ook van de pers, die haar gunstig beoordeelde, vertoond. Alleen in Leiden is zij niet vertoond, omdat zij door de bioscoop-commissie is afgekeurd. Ik ben ook met die film bekend en ik heb evenmin den indruk gekregen dat zij tot die soort behoort, welke niet mogen worden gezien. De Voorzitter. Ik zou willen, dat gij uw vragen noemdet; dan konden wij daarna hooren of u toestemming werd ver leend door den Raad om die vragen te stellen. De heer Sijtsma. Ik kom nu langzamerhand aan de vragen. Ik zal ze achtereenvolgens, omdat ik niet weet wat er aan hapert, voorlezen en bij elke vraag een toelichting geven, opdat, de beantwoording door Burgemeester en Wethouders wordt vergemakkelijkt. Mijnheer de Voorzitter. Wees er maar niet zoo bang voor. In den regel spreek ik niet zoo lang. Over andere zaken wordt veel langer gesproken. De eerste vraag, luidende: LJit hoeveel leden bestaat de Commissie en op wiens aanwijzing worden zij benoemd?", is een zeer duidelijke vraag en zeer gemakkelijk te beantwoorden. Waarom ik vraag, op wiens aanwijzing de leden der Commissie benoemd worden, zal ik even aangeven. Die Commissie is indertijd door den Burgemeester benoemd. Af en toe bedankt er een lid en dan verneemt men dat er een ander is benoemd. Nu heb niet alleen ik maar hebben ook anderen den indruk gekregen, dat, als een der leden een vriend of kennis heeft, die er lust in vindt van die Commissie deel uit te maken, hem of haar gevraagd wordt: wilt gij er ook een plaatsje in hebben en als die persoon toestemt, dan gebeurt het ook. 't Gaat eenvoudig den Burgemeester als zoodanig aan. Dit is niet de manier waarop een Commissie moet samen gesteld worden. In elk geval zou ik van Burgemeester en Wethouders willen vernemen hoe het precies toegaat en of zij het zoo goed vinden. De tweede vraag luidt: «Wordt bij de benoeming rekening gehouden met de heerschende opvattingen omtrent de be- teekenis der bioscoop, en zijn de onderscheiden richtingen zooveel mogelijk evenredig in de Commissie vertegen woordigd?" In een Commissie als deze moeten alle richtingen vertegen woordigd zijn en naar wat ik er van hoor is dat hier niet altijd het geval. Als men een vriendje vraagt, of hij ook in die Commissie wil zitten, dan is die persoon allicht iemand van dezelfde geestesrichting of van dezelfde opvatting omtrent de bioscoop als degeen, die hem vraagt zitting te nemen. Derde vraag: „Wordt voorts bij deze benoemingen -er be hoorlijk op gelet, dat de benoemde leden geacht kunnen worden met kennis van zaken over de aan het onderzoek onderworpen films te kunnen oordeelen?" Omtrent deze vraag zal ik voorloopig niets zeggen. Vierde vraag: «Op welke wijze heeft de aanwijzing der leden van de onder-commissie plaats en uit welke leden bestond de onder-commissie, die de film «Slachtoffers" af keurde?" Er zijn ongeveer 20 leden, die zich splitsen in subcommissies van 5 leden. Die groepen van 5 leden moeten dan beurt om beurt een film keuren. Nu hangt er ontzettend veel van af wie in zoo'n commissie zit. Als in zoo'n groep van leden zich 4 menschen bevinden van dezelfde geestesrichting en van dezelfde opvattingen omtrent de bioscoop, dan is de kans groot dat een film in zeker geval goedgekeurd of afgekeurd wordt. Men moet dus de commissie zoo verdeelen, dat in de groepen alle richtingen vertegenwoordigd zijn. Vijfde vraag: «Wordt handhaving van de circulaire van 18 April 1.1., die in aansluiting met een dergelijke circulaire in Rotterdam werd uitgevaardigd, in welke stad met het oog op de daar destijds veelvuldig vertoonde schundfilms, deze wel noodig geacht nu deze film's in de thans hier gevestigde bioscopen nimmer worden vertoond en is de waarnemend Burgemeester bereid deze in te trekken?" Deze circulaire zal ik zoo noodig straks voorlezen. Daaruit blijkt, dat de bioscoop-commissie, wanneer zij dat wil, zonder dat de exploitant een herkeuring kan aanvragen, met die circulaire in de hand de beste film kan afkeuren. Waar dergelijke films zooals die te Roiterdam zijn vertoond en waartegen de exploitanten zeiven verzochten maatregelen te nemen, zeker te Leiden niet zullen worden vertoond, omdat de exploitanten weten, dat zij daarmede hun eigen zaak zouden bederven, zou ik den waarnemenden Burgemeester willen vragen of hij bereid is deze circulaire, welke een sta-in-den-weg zou wezen, in te trekken. Wil hij dat niet, dan zou ik mijn zesde vraag willen stellen: 6°. «Zoo niet, is de waarnemende Burgemeester wel bereid, om de bepaling, dat eerst dan de bioscoopexploitanten een herkeuring kunnen erlangen wanneer minder dan 3 leden een film alkeuren, te veranderen in dien zin, dat voor 3,5 worde gelezen Indertijd bestond de onder-commissie uit drie leden en wanneer dan al die drie leden die film afkeurden, had de exploitant recht op herkeuring, maar nu zij uit 5 leden bestaat en gesproken wordt van «minder dan 3 leden", dan behoeft een invloedrijk lid slechts twee leden over te halen om een film af te keuren en dan heeft de exploitant geen mogelijk heid om herkeuring aan te vragen. Indien de waarnemende Burgemeester, voor het geval hij die circulaire wil handhaven, de gevraagde verandering van »3" in »5" wil aanbrengen, zal hij den exploitanten daarmede een groot genoegen doen, terwijl daardoor niet een veel grootere mogelijkheid geschapen zal worden, dat slechte films vertoond zullen kunnen worden. Ten slotte wensch ik deze vraag te stellen: 7°. «Op welk Raadsbesluit steunt de bepaling, dat aan den secretaris of secretaresse der Commissie een vergoeding van f 300.per jaar met vrije telefoonverbinding wordt toe gekend?" De Voorzitter. Staat de Raad toe, dat de heer Sijtsma die vragen stelt? De heer Eerdmans. M. d. V. Het komt mij voor, dat deze zaak niet tot de competentie van den Raad behoort. De bioscoop-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 23