107 Artikel 13. Toegang tot gebouwen. Ter controleering van de naleving dezer overeenkomst en voor den goeden gang der exploitatie, zullen de Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas- en Electriciteit te Leiden en de door hem aan te wijzen ambtenaren te allen tijde toegang hebben tot alle gebouwen, dienende voor de electri- citeitsvoorziening van Waddinxveen. Artikel 14. Verordening betreffende stroomlevering. De stroomlevering door Leiden aan Waddinxveen geschiedt verder volgens de bepalingen van de aan deze overeenkomst gehechte «Verordening betreffende de levering van electrici teit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit", vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in zijne open bare vergadering van 17 December 1914, laatstelijk gewij zigd bij Raadsbesluit van 7 Februari 1921 en zooals deze nader mocht worden gewijzigd, alles voor zoover deze van toepassing zijn en voor zoover hiervan niet bij deze overeen komst uitdrukkelijk wordt afgeweken. Artikel 15. Eindigen der overeenkomst. Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in art. 1 ge noemden termijn (31 December 1931); zij wordt telkenmale stilzwijgend met vijf jaren verlengd, tenzij een der partijen drie jaar vóór het einde van dien termijn of van een vijf- jaarlijkschen verlengingstermijn deze overeenkomst schrif telijk opzegt. Leiden is tevens bevoegd deze overeenkomst te doen eindigen, indien de Provincie Zuid-Holland van haar recht tot geheele of gedeeltelijke naasting van de voor Waddinxveen dienende hoogspanningslijnen gebruik maakt. Bij het eindigen dezer overeenkomst vóór 31 December 1946 blijft Waddinxveen niettemin verplicht tot 31 December 1946 jaarlijks een bedrag als bedoeld in art. 8 sub a aan Leiden te voldoen, met dien verstande, dat dit kan worden verminderd in het geval, dat Leiden met behulp van de in gemeld artikel bedoelde werken stroom blijft leveren aan hoogspannings aansluitingen in de gemeente Waddinxveen. Het bedrag, waarmede de in artikel 8 sub a genoemde tegemoetkoming kan worden verminderd, zal door beide partijen in onderling overleg vastgesteld worden, waarbij als maatstaf zal worden aangenomen de hoeveelheid stroom, geleverd aan voorbedoelde hoogspannings-aansluitingen. Leidt het onderling overleg niet tot overeenstemming, dan wordt het bedrag der vermindering vastgesteld door 3 des kundigen, benoemd als ten aanzien van scheidslieden in art. 16 van dit contract bepaald. De verplichting tot het blijven betalen der in art. 8 sub a genoemde tegemoetkoming (al of niet verminderd ingevolge de bepaling in de vorige alinea genoemd) na het eindigen dezer overeenkomst vervalt, indien Leiden in een eventueel aan haar uit te betalen naastingssom, eventueel afkoopsom, een billijke vergoeding heeft ontvangen voor de hierboven bedoelde werken. Bij het eindigen dezer overeenkomst behoudt Leiden de noodige vergunningen, genoemd in artikel 3 voor zoover en zoolang deze noodig zijn om aan hare dan loopende ver plichtingen tot stroomlevering aan derden of aan andere gemeenten te voldoen. Indien Waddinxveen overeenkomstig de regelen in de bovenstaande alinea's omschreven, de overeenkomst opzegt, zal zij na afloop dezer overeenkomst dat gedeelte van het door Leiden gelegde leidingnet met toebehooren, dat niet tevens noodig is om aan de dan loopende verplichtingen van Leiden tot stroomlevering aan derden of aan andere gemeenten te voldoen, overnemen tegen taxatie, in gemeenschappelijk overleg vast te stellen. Mocht dit gemeenschappelijk overleg niet tot overeenstem ming omtrent de taxatie leiden, dan zal de taxatie in hoogste ressort geschieden door drie deskundigen, benoemd op de wijze als in art. 16 voor scheidsrechters aangegeven. Artikel 16. Arbitrage. Alle geschillen tusschen Leiden en Waddinxveen, uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsmannen. Elk der partijen zal een scheidsman benoemen, terwijl de aldus benoemden in gemeen overleg een derde zullen aanwijzen. I Mocht een der partijen in gebreke blijven tot benoeming van een scheidsman over te gaan, na daartoe door de wederpartij I schriftelijk te zijn aangemaand, of kunnen beide benoemde arbiters niet tot overeenstemming geraken omtrent den derden scheidsman, dan geschiedt de benoeming der drie arbiters door den bevoegden rechter op verzoek van de meest gereede partij. De arbiters zullen als goede mannen naar billijkheid recht spreken en zelf de regelen der procedure vaststellen. Leiden, 25 Mei 1921. Wij hebben de eer Uw College wederom te doen toekomen een concept-overeenkomst in zake de electriciteitsvoorziening, thans van de gemeente Waddinxveen. Ook nu behoeft dit concept-contract weinig toelichting, omdat het veel overeen stemming vertoont met dat van de andere in den laatsten tijd aangesloten gemeenten. Bij het totstandkomen der overeenkomst zal het noodig zijn een hoogspanningskabel naar de gemeente te leggen, waarvan de kosten met toebehooren worden geraamd op 60.000.— Hiertegenover betaalt de gemeente Waddinxveen jaarlijks een vaste som van f 2000.gedurende 25 jaren -als tegemoetkoming in de kosten van rente, afschrijving en onderhoud van den kabel. In verband hiermede is het tarief iets lager gesteld dan in de onlangs met de gemeenten Ter Aar, Nieuw veen, Nieuw koop en Zevenhoven gesloten contracten is berekend. De jaarlijksche opbrengst aan geleverden stroom voor licht en kracht wordt in volle exploitatie op f 20.000.per jaar begroot, terwijl Leiden zich het recht heeft voorbe houden om aan groote afnemers, die jaarlijks een verbruik van meer dan 10.000 K. W. U. garandeeren, zelf rechtstreeks te leveren; aangezien Waddinxveen een uitgebreide industrie heeft, waarbij vrij groote fabrieken, is deze bepaling van zeer veel belang. Indien Uw College zich met bijgaande voorwaarden kan vereenigen, verzoeken wij U beleefd den Raad voor te stellen zijne goedkeuring aan deze levering te hechten en machti ging te verleenen tot het aangaan van een overeenkomst als hierbij gevoegd en tot uitbreiding van het hoogspan ningskabelnet voor dit doel tot een bedrag van f 60.000. waarvan f 15.000.voor inrichting hoogspanningsstation en f 45.000.voor den eigenlijken kabel. Het kapitaal der fabrieken behoeft voor dit doel niet te worden aangevuld, aangezien de kosten voorloopig uit de aanwezige gelden kunnen worden bestreden. Commissarissen der Sted. Fabrieken van Gas Electriciteit. C. W. v. d. Pot Bzn., Voorzitter. J. A. v. d. Stok, lo-Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 173. Leiden, 27 Mei 1921. Ter vervulling van de vacature van leeraar in de Fransche taal en letterkunde, welke met 1 September a. s. aan de Hoogere Burgerschool voor jongens zal ontstaan, tengevolge van het aan den heer P. Werkman verleend eervol ontslag, hebben wij op 24 Mei j.l. (Ingekomen Stukken no. 167) bij Uwe Vergadering eene aanbeveling ingezonden, waarop de heer J. R. de Smidt, leeraar aan de R. H. B. S. met vijfjarigen cursus te Sappemeer als nummer 1 was geplaatst. Inmiddels is de heer de Smidt in overeenkomstige betrekking te Haarlem benoemd en heeft hij die benoeming aanvaard, zoodat de bovenbedoelde aanbeveling niet kan worden gehandhaafd. Aangezien wij echter vóór de inzending der aanbeveling met eene eventueele benoeming van den heer de Smidt te Haarlem rekening hebben gehouden, is het mogelijk ge bleken nog tijdig eene nieuwe ainbeveling op te maken. Mitsdien bieden wij U, in overeenstemming met het ge voelen van den Inspecteur van en de Commissie van toe zicht op het Middelbaar Onderwijs, de volgende nieuwe aan beveling aan 1°. Mej. H. Ph. MESENIG, leerares aan de school der Gro- ningsche Schoolvereeniging te Groningen; 2°. Mejonkvrouwe A. M. J. VAN BERESTEIJN, leeraresjj aan de Middelbare Meisjesschool te Baarn. Wij geven U in overweging thans tot de benoeming van eene leerares in de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens over te gaan en bij even tueele benoeming van Mejonkvrouwe van Beresteyn te bepalen, dat de benoeming voorloopig voor den tijd van één jaar geschiedt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3