103 II. Over de kosten en het nut van reclame hoorden wij den Directeur en den onlangs afgetreden chef der acquisitie, den heer E. J. van der Mijle. Volgens hunne mededeelingen, die elkander aanvulden, mag het volgende worden aangenomen De reclame had in de afgeloopen jaren tot eerste doel het verbruik van gas, dat vooral tijdens de oorlogsjaren aan zienlijk had geleden, weder meer populair te maken. Als tweede doel stond daarbij op den voorgrond het vormen van nieuwe afzetgebieden voor het verbruik van gas, terwijl thans, nu het afzetgebied niet op noemenswaardige wijze verder kan worden uitgebreid, vooral wordt gestreefd naar een grooter verbruik der bestaande aansluitingen. Dat de gevoerde reclame wel doel heeft getroffen, kan hieruit blijken, dat in 1920, niettegenstaande het zeer toe nemend verbruik van electriciteit, de gasafzet met 800.000 M8. is vermeerderd. Onder de reclame in den ruimsten zin is het volgende te rangschikken: lo. De algemeene propagandazij bestaat in het houden van lezingen, demonstraties, tentoonstellingen, enz. en heelt ten doel de populariteit van het gas op te wekken, resp. te verhoogen. 2o. de acquisitie; deze bestaat in: a. het door huisbezoek opsporen van adressen van per sonen, die geneigd zijn gas voor verlichtings- en (of) ver warmingsdoeleinden te gebruiken, doch die daartoe om de een of andere reden nog niet zijn overgegaan. De overgelegde acquisitie-rapporten bewijzen dat deze wijze van propaganda- voeren dikwijls gunstig resultaat oplevert; b. het houden van kookdemonstratie's; deze hebben voor namelijk ten doel het gebruik van den gasoven, van branders en dergelijke aan belangstellenden te leeren; ook hiermede zijn gunstige resultaten bereikt; c. de acquisitie in t groot; deze dient om industrieën, woningbouwvereenigingeri, schoolbesturen enz. op te wekken gas voor verlichting of verwarming te gebruiken; zoo is o.a. aan de Kon. Nederl. Grofsmederij op proef een gasoven ge leverd die jaarlijks eenige tienduizenden M3. zal verbruiken. 3o. de toonzaal; deze heeft, ten doel de nieuwste en beste artikelen op het gebied van gas en electriciteit onder de oogen van het publiek te brengen; meer in het bijzonder dient zij tevens om de aandacht te vestigen op die artikelen, die iu verschillende bedrijven toepassing kunnen vinden. 4o. het winkelbedrijfdit dient om de in de toonzaal geëta leerde artikelen op gemakkelijke voorwaarden o.a. door het sluiten van huurkoopovereenkomsten op vrij langen termijn, onder het bereik ook van minder goed gesitueerden te brengen. De exploitatie-rekening over 1920 toont aan dat dit bedrijf niet alleen zich zelf geheel bedruipt, doch bovendien in dat jaar een vrij aanzienlijke winst heeft opgeleverd. 5o. het projectenbureaudit bureau ontwerpt installatie's voor scholen, badhuizen, industrieën enz. En de Directeur, èn de heer van der Mijle gaven ons als hun meening te kennen, dat de reclame, in deze verschillende vormen gevoerd, doel treft. Vooral het huisbezoek was, naar het oordeel van den heer v. d. Mijle, een bijzonder gewichtige factor, waarmede zijns inziens nog meer bereikt zou kunnen worden, zij het dan niet zonder meer ambtenaren speciaal met dit werk te belasten. Het valt natuurlijk zeer moeilijk om deze gunstige meening over de resultaten der reclame te toetsen. Nooit toch is bewijsbaar, dat de uitbreiding van het debiet of een bepaald deel dier uitbreiding niet verkregen zou zijn, wanneer de reclame of een onderdeel daarvan achterwege ware gebleven. Meer houvast biedt in deze de door propaganda verkregen toeneming bij het verkoopen van toestellen voor verbruik van gas- of stroom, daar men aan mag nemen, dat deze niet gekocht worden zonder ook werkelijk tot meer verbruik aanleiding te geven. In dit opzicht nu kan op uitstekende resultaten gewezen worden, zooals blijkt uit het hierbij over gelegde staatje (bijlage VII) waarin het aantal van dergelijke artikelen, verkocht in de periode van 1 Jan. tot 23 April van dit en het vorige jaar, alsmede het totaal aantal in 1920 verkochte artikelen wordt aangegeven. Dat het gasbedrijf als monopolistisch bedrijf eigenlijk geen reclame behoefde, is in elk geval een onjuiste opvatting. Het gas heeft wel degelijk een concurrentiestrijd te voeren met petroleum zoowel als met vaste brandstof en bij een dergelijken strijd kan natuurlijk de reclame, die dan niet ten doel heelt den mede-producent van hetzelfde artikel te overtroeven, maar de voordeelen van gas boven andere brandstoffen in het licht te stellen, niet worden gemist. De vraag kan dus alleen zijn, bij welken omvang de reclame het nuttigst is, m. a. w. hoe ver men met de reclame gaan moet om nog aan de kosten geëvenredigde resultaten te krijgen. Te dezen aanzien is onze Commissie van oordeel, dat aan de reclame door middel van advertentie's in de plaatselijke bladen in dit speciale geval niet te groote waarde moet worden gehecht. Deze zijn dan ook al eenigszins beperkt. Voor het overige heeft het onderzoek ons niet tot de over tuiging geleid, dat een belangrijke inperking van wat tot dusver voor reclame geschiedde, althans in de naaste toekomst, gewenscht zou zijn. Omtrent de kosten der reclame in den ruimsten zin diene het volgende. Tot de exploitatie van het gebouw aan de Hooigracht over 1920 behoort een bedrag van ruim ƒ5300.— voor reclame, buiten de salarissen der beide acquisiteurs. Alle uitgaven voor dit gebouw, de tuonkamer, de vergaderkamer voor onze Commissie en het hoogspanningsstation daaronder begrepen, beliepen ruim 39.500.— welke echter in 1920 ruimschoots gedekt werden door de op den verkoop van verbruiksartikelen behaalde bruto-winst van ruim f 50.000. Bovendien werd uitgegeven f 4550.voor salaris van den chef acquisiteur, f 0800.— voor z. g. acquisitiekosten en f 3380.voor advertentiekosten, waaronder echter ook kosten van advertentie's voor oproeping van sollicitanten, bekendmaking van kabelnetafsluitingen, enz. zijn begrepen. Ons komt het aldus ontstane totale bedrag, rekening hou dende met den omzet der beide bedrijven, niet overmatig voor. III. Ten slotte de opmerkingen over het werk van den hoofdboekhouder. Wij zijn begonnen met dezen schriftelijk te vragen waaruit zijn werkzaamheden aan de Lichtfabrieken bestonden. Het daarop ontvangen antwoord gaat hiernevens (bijlage VIII). Vervolgens is een en ander in een uitvoerig onder houd nog persoonlijk door den heer Kriens toegelicht. De heer Kriens deelde ons daarbij mede dat hij zijn koffiemaal op zijn bureau placht te gebruiken en dan onderwijl gewoon was het aan de fabrieken aanwezige exemplaar der N. K. Ct. te lezen. Vermoedelijk heeft dit aanleiding gegeven tot het praatje iets anders is het niet dat -de werkzaamheden van den heer Kriens thans hoofdzakelijk bestaan in het lezen van dat dagblad. Wij hebben de gelegenheid gebruikt om den heer Kriens, die zoo vele jaren in het bedrijf is werkzaam geweest, de vraag voor te leggen of er zijns inziens thans aan de boek houding te veel ambtenaren verbonden waren. Hij ontkende dit ten eenenmale. Wel zoude er zijns inziens in de lagere regionen een aantal ambtenaren, zooals typisten, enz. gemist kunnen worden, als de arbeidspraestatie hier meer was als in vroeger jaren, en er een eenvoudiger methode van administratie gevolgd werd. Wij meenen hiermede aan onze opdracht, die over concrete punten liep, te hebben voldaan. De kwestie of, zonder afbreuk te doen aan de resultaten, de gestie der Lichtfabrieken met minder kosten kan plaats hebben, blijft onze aandacht gaande houden, gelijk zij reeds vóór de opmerkingen van den heer Dubbeldeman, mede in verband met de met den heer Sanders gehouden besprekingen, onze aandacht had. Wij stellen ons voor bij de behandeling der jaarrekening over 1920 meer nog dan anders de uitgaven uit dit oogpunt te bezien en wij hebben reeds den accountant er op voorbereid, dat wij, bij het gebruikelijk onderhoud over die rekening met hem, dit maal in het bijzonder ook zijn oordeel over de doelmatigheid van verschillende uitgaven uit een zuiver commercieel oogpunt zullen vragen. Bij de inzending der rekening zullen wij dan van onze bevinding in dezen mededeeling doen. Het lid onzer Commissie, de heer van Eek, hoewel zich overigens met den inhoud van dit rapport vereenigende, stelt er prijs op mede te deelen, dat hij een dieper gaand onder zoek, speciaal wat punt III betreft, door het hooren van nog meerdere ambtenaren, gewenscht zou hebben gevonden. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, C. W. v. d. Pot Bzn., Voorzitter. J. A. v. d. Stok, L' Secretaris. Aan den Gemeenteraad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3