MAANDAG
9 MEI 1921.
167
De heer Eerdmans. M. d. V. Is het de bedoeling, dat de
gemeente dit werk zelf laat opknappen of zal het uitbesteed
worden? Ik heb daarvan in de stukken niets gelezen.
De heer Bots. Ik kan den heer Eerdmans antwoorden, dat
dergelijk werk in den regel uitbesteed wordt, al zijn daaraan
dikwijls moeilijkheden verbonden.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb nog altijd bezwaar
tegen het bedrag van ƒ7500.voor het herstel van het
perceel aan den Nieuwen Rijn.
De heer Bots. Ik wil even den heer Eerdmans opmerken,
dat het perceel aan den Nieuwen Rijn zeer uitgewoond is.
Indertijd hebben er ook Belgische vluchtelingen vertoefd.
Do Voorzitter. Het betreft hier een voorloopige schatting.
Natuurlijk zal bezuinigd worden wat maar eenigszins kan.
Men moet echter het bedrag niet te laag stellen, want anders
komt men later weder voor teleurstellingen te staan.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou het veiliger achten
als wij het bedrag kenden.
De Voorzitter. De heer Eerdmans moest eens weten, hoeveel
moeilijkheid aan het aangeven van dergelijk bedrag verbonden
is. Men tracht eenigszins aan den hoogen kant te zijn om
later teleurstelling te voorkomen; maar met eenige zekerheid
eenige opgaaf te doen is tegenwoordig niet mogelijk.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik moet toch met u van
meening verschillen.
Hier wordt zeer terecht opgemerkt dat, als eenmaal zeker
bedrag genoemd is, degeen, die het werk moet doen, slim genoeg
is om te begrijpen dat hij dat bedrag wel kan bereiken. Dat
spreekt vanzelf.
Wanneer wij een opgaaf van kosten hadden gekregen nadat
men onderhands een aanbesteding had gehouden, dan hadden
wij geweten waaraan men toe zou zijn. Nu dit bedrag genoemd
is, zal het misschien ook zooveel kosten. Gegeven de groote
liefde voor de gemeenschap waarvan allen steeds blijk geven,
die ten laste van de gemeenschap rekeningen schrijven, durf
ik de verzekering te geven dat wij misschien met die ƒ7500.
nog niet eens toekomen als wij er mede beginnen.
De Voorzitter. Ik kan daartegenover stellen, dat het in
den laatsten tijd nu en dan voorkomt, dat wij op dergelijke
posten overhouden.
Wat aangaat de vraag, of het bedrag dat hier genoemd is
ook verwerkt zal worden of nog meer, dat is nog niet uit te
maken.
De heer Bots. Ik kan ook nog mededeelen, dat de Commissie
van Fabricage alle bestekken en aanbestedingen nagaat en dat
zij er bijzonder op let, of de ramingen noodeloos overschreden
worden.
Er kunnen zich altijd omstandigheden voordoen, welke maken
dat iets tegenvalt, maar er zijn ook aanbestedingen welke
medevallenonlangs hebben wij er nog een gehad, waarmede
zulks het geval was.
De heer de Lange. M. d. V. ik betuig mijn instemming
met de opmerking, die professor Eerdmans heeft gemaakt
over de verbouwingskosten, want het bureau van Gemeente
werken heeft af en toe wel een stimulans van uit den Raad
noodig om toch de zuinigheid te betrachtenmaar aan den
anderen kant moet men niet vergeten, dat dit niet anders
dan een raming is, en mij dunkt, dat de discussie, welke is
gevoerd, langwijlig en duidelijk genoeg is geweest om Burge
meester en Wethouders te doen besluiten om het bureau van
Gemeentewerken aan te sporen om te zorgen dat deze raming
niet wordt overschreden, integendeel, dat de werkelijke kosten
er wat onder blijven.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer Dubbeldeman stelt
voor een beslissing te nemen, maar zou het niet verstandiger
zijn, indien hij voorstelde dit punt aan Burgemeester en Wet
houders in overweging te geven? In dat geval zou ik met
zijn motie kunnen meegaan. Het is thans moeilijk een be
slissing te nemen. Ik weet niet of hetgeen hij wenscht mogelijk
is; ik zou het eerst eens nader moeten bekijken.
De heer de Lange. M. d. V. Waarom moet dit voorstel
worden aangehouden? Er kan dunkt mij direct over worden
beslist, want het voorstel van den heer Dubbeldeman loopt
voor een deel parallel met dat van Burgemeester en Wethouders.
Het verschil loopt alleen hierover, dat de heer Dubbeldeman
het benedengedeelte van het perceel ook geschikt wil maken
voor woning, terwijl Burgemeester en Wethouders dat gedeelte
voor winkel willen inrichten. Wanneer men in die beneden
woning meer dan één gezin zou willen huisvesten, kreeg men
een toestand, waarvoor de heer Dubbeldeman geen woorden
van afkeuring genoeg zou hebben. Er is geen open ruimte
bij het gebouw en er zou geen afzonderlijke toegang voor elk
gezin zijn.
Mevrouw BaartBraggaar. In het pakhuis in de Agnieten-
straat zeker wel?
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik geloof, dat het weer
een verkeerden kant uitgaat, en ik vind het jammer, dat
Burgemeester en Wethouders nu niet een beetje milder zijn.
De kwestie is zoo, dat den vorigen keer door het College
van Burgemeester en Wethouders tot mij is gezegduw
bedoeling is goed en, als gij geschikte huizen weet, maak ze
mij dan bekend dat is bijna woordelijk hier door den
Wethouder van der Pot gezegd en als die dan geschikt
blijken en wij kunnen er aan komen, zullen wij aan uw
wensch voldoen. In dien geest is gesproken.
De heer van der Lip. Dat zij geschikt zijn, is niet gebleken.
De heer Dubbeldeman. Dat het pand Nieuwe Rijn No. 22
ongeschikt zou zijn voor dit doel, is nog niet gebleken. De
heer van der Pot wil dit voorstel nu aanhouden teneinde daar
nog eens een kijkje te gaan nemen, maar dat is een verkeerde
redeneering. Wij hebben gebrek aan een onderdak voor veel
gezinnen en, al zou dat nu veel geld kosten en het gezin
niet zoo zijn ondergebracht als men dat eigenlijk wel zou
wenschen, dan is dat in elk geval beter dan dat de menschen
geen onderdak krijgen. Men stopt de menschen wel in een
pakhuis. Er is gezegdals de huisvesting niet voldoende was,
zoudt gij den heer Dubbeldeman eens hooren. Mijnheer de
Voorzitter. Alles is beter dan dat pakhuis.
Men kan aan den Nieuwen Rijn, waar vroeger de Gouden
Leeuw geweest is, als men dat wil, wel drie gelegenheden
maken voor het tijdelijk onderbrengen van gezinnen. Dat zou
verstandiger zijn dan dat men daar nu een winkel maakte.
Bovendien, als men weet wat de bedoeling is met het
benedengedeelte, dan kan men daarmede rekening houden als
men boven gaat verbouwen. Ik maak mij sterk, dat op die
bovenwoning twee gezinnen onder te brengen zijn; maakt
men er een winkel van met een woning voor dengene, die
den winkel zal huren, dan komt er maar 1 gezin in. Met een
beetje goeden wil dus zijn er wel 4 gezinnen onder te brengen.
Het is maar tijdelijk. De bedoeling is niet de menschen daar
steeds gehuisvest te houden.
Wij moeten maatregelen nemen om den menschen, die het
noodig hebben, een onderdak te verschaffen. Dat is beter dan
dat wij precies uitrekenen welk voordeel of verlies er voor
de gemeente uit voortkomt. Dat lijkt mij voor dit geval
niet verstandig.
De heer F. Elkerbout. Ik zou erop willen wijzen, dat het
onmogelijk zal zijn in dat perceel meerdere gezinnen onder
te brengen, tenzij men er toe over zou gaan daarvan een
kazerne te bouwen. Met dit perceel ervoor te gaan verbouwen
zou men in het achtergedeelte de menschen geheel van licht
en lucht afsluiten, üok is er haast geen uitweg naar buiten.
Men zal zeggenin de Burchtsteeg. Dat heb ik ook gedacht,
maar als men het huis aan de Burchtsteeg wil bestemmen
voor de andere personen, die er in komen wonen, dan moeten
2 uitgangen gemaakt worden aan den Nieuwen Rijn, doch
dan blijft men toch altijd voor het feit staan, dat men het
gezin, dat het achterste gedeelte van het perceel bewoont,
geheel van licht en lucht zou berooven.
De heer Splinter. Ik heb dat perceel aan den Nieuwen
Rijn bezichtigd en ik kan mij geheel aansluiten bij hetgeen
gezegd is door de heeren de Lange en F. Eikerbout.
Dat perceel is voor meerdere gezinnen absoluut niet geschikt.
Ik zou mij er desnoods bij kunnen nederleggen als men
trachtte het winkelhuis tijdelijk in te-richten voor huisvesting
van één gezin, maar het is geheel onmogelijk om er meer
dan één woning van te maken. Er is achter geen licht en
lucht; hoe wil men dit daar krijgen?
De Voorzitter. Ik acht het gewenscht, dat men blijft bij
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Dubbeldeman. In mijn voorstel wordt niet ge
sproken van een aantal woningen. Ik wil de uitvoering ervan
gaarne aan Burgemeester en Wethouders overlaten; ik heb
geen tijd en gelegenheid daar te gaan neuzen. Het College
zal het moeten uitmaken.
Ik wijzig, naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen,
mijne motie zoodanig dat daarin gesproken wordt van »één
of meer gezinnen".