98
No. 166. Leiden, 23 Mei 1921.
[-let zal Uwe Vergadering bekend zijn, dat ter uitvoering
van de bij de wet van 1 Maart 1920 (Staatsblad no. 106) in
de Middelbaar-Onderwijswet opgenomen nieuwe artikelen 20
en 21öis twee algemeene maatregelen van bestuur zijn ver
schenen, t. w. die van 16 Juni 1920 (Staatsblad no. 299) en
die van 25 Juni 1920 (Staatsblad no. 316), van welke de
eerstgenoemde bevat een algemeen leerplan voor- en de
laatstgenoemde de eischen van toelating tot de Hoogere
Burgerscholen met vijfjarigen cursus. Dientengevolge is het
noodig de verordening op de Hoogere Burgerschool voor jon
gens (Gemeenteblad no. 18 van 1916) met de nieuwe voor
schriften in overeenstemming te brengen.
Ter toelichting van de door ons voorgestelde wijzigingen
merken wij het volgende op.
Ad art. 2. Het tegenwoordige artikel geeft een overzicht
van de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven; voortaan
zal echter kunnen worden volstaan met eene verwijzing naar
het algemeen leerplan, waarin de vakken zijn genoemd en
welk leerplan tevens aangeeft het getal uren, aan elk der
vakken wekelijks te wijden.
Ad artikel 3. Uit dit artikel kunnen, nu een tweede toe
latingsexamen niet meer wordt afgenomen, de woorden »of
tweede toelatingsexamens" vervallen.
Ad artikel 6. Aangezien thans het algemeen leerplan de in
artikel 6 bedoelde aanduiding der vakken en lessen geeft en
het bovendien practisch niet mogelijk is in de maand Mei
reeds voor den volgenden cursus eene verdeeling te ont
werpen van het onderwijs in de verschillende klassen tusschen
de leeraren, behooren naar onze meening uit het artikel te
worden gelicht de woorden »de aanduiding der vakken en
lessen, benevens de verdeeling van het onderwijs in de ver
schillende klassen tusschen de verschillende leeraren."
Ad artt. 17, 18, 19, 21, 22 en 23. Met ons voorstel voor
zoover dat betreft het wijzigen der artikelen 17, 19 en 21 en
het doen vervallen van de artikelen 18, 22 en 23 heoogen
wij de verordening in overeenstemming te brengen met de
eischen van toelating tot de Hoogere Burgerscholen met vijf
jarigen cursus, vastgesteld bij het bovengenoemde K. B. van
25 Juni 1920 (Stbl. no. 316).
In het feit, dat voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens
krachtens genoemde wettelijke regeling voortaan in bepaalde
gevallen vrijstelling van het toelatingsexamen tot de eerste
en hoogere klassen wordt verleend, heeft de Directrice der
Hoogere Burgerschool voor Meisjes aanleiding gevonden ons
in overweging te geven te bevorderen, dan in overeenkomstige
gevallen ook voor de toelating tot deze school vrijstelling van
het afleggen van examen wordt gegeven. Tegelijkertijd stelde
zij voor om het Fransch als eisch van toelating tot de eerste
klasse der school te doen vervallen. Aangezien bij den Inspec
teur van het M. en bij de Commissie van Toezicht noch
tegen het verleenen van de bedoelde vrijstelling van het
afleggen van examen, noch tegen het laten vervallen van het
Fransch bezwaar bestaat en ook wij ons daarmede kunnen
vereenigen, stellen wij U voor de artikelen 17, 18 en 21 der
Verordening op de Hoogere Burgerschool voor Meisjes (Gemeente
blad No. 19 van 1916) aldus te wijzigen, dat voor de toelating
tot de eerste of eene hoogere klasse dier school vrijstelling
van examen kan worden verleend in soortgelijke gevallen, als
die, waarin vrijstelling van het afleggen van examen wordt
verleend voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Vermits
de eischen van toelating tot de eerste klasse der Hoogere
Burgerschool voor Meisjes bij het programma der school
worden vastgesteld en de vaststelling van dat programma
krachtens artikel 7 der verordening door ons College geschiedt,
hebben wij besloten voortaan voor de toelating tot de eerste
klasse dezer school kennis van het Fransch niet meer te eischen.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging
tot vaststelling van de navolgende verordeningen over te gaan
I. VERORDENING, houdende wyziging der verordening van
den 3en September 1895 (Gem.Blad n°. 6) voor de
Hoogere Burgerschool voor Jongens, laatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 19 October 1916 (Gem.
Blad n°. 18).
Artikel 1.
Artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
»Er wordt onderwijs gegeven in overeenstemming met het
algemeen leerplan, bedoeld in artikel 20 der Middelbaar-
Onderwijswet."
Art. 2.
Uit het tweede lid van artikel 3 vervallen de woorden:
»of tweede toelatings-examens".
Art. 3.
Artikel 6 wordt aldus gelezen:
»De dagen en uren, waarop de leerlingen onderwijs ontvangen,
worden bij programma vastgesteld."
Art. 4.
Artikel 17 wordt gelezen als volgt:
Voor de toelating tot de eerste en hoogere klassen der
school gelden de bepalingen van den algemeenen maatregel
van bestuur, bedoeld in artikel 21 bis der Middelbaar Onder
wijswet."
Art. 5.
Artikel 18 vervalt.
Art. 6.
Artikel 19 wordt aldus gelezen:
»De examens, vermeld in den in artikel 17 bedoelden alge
meenen maatregel van bestuur, worden op het einde van den
cursus afgenomen".
Art. 7.
In artikel 21 wordt in den tweeden regel voor het woord
»na" het woord „zoonoodig" ingevoegd.
Art. 8.
De artikelen 22 en 23 vervallen.
II. VERORDENING, houdende wijziging der verordening van
7 Mei 1896 (Gem. Blad No. 5), voor de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes, laatstelijk gewijzigd bij veror
dening van 19 October 1916 (Gem. Blad No. 19).
Artikel 1.
Artikel 17 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
»Om tot de eerste of laagste klasse te worden toegelaten,
moeten de leerlingen, behoudens het bepaalde in het tweede
lid van dit artikel, een examen afleggen, waarvan de eischen
bij het voormelde programma worden vastgesteld.
Voor de toelating tot de eerste of laagste klasse vindt het
bepaalde in art. VI van den algemeenen maatregel van
bestuur, bedoeld in artikel 21 bis der Middelbaar-Onderwijswet
overeenkomstige toepassing."
Art. 2.
Artikel 18 wordt aldus gelezen:
»Niet-leerlingen der school worden tot een hoogere klasse
slechts toegelaten na het afleggen van een examen, waaruit
blijkt, dat zij in staat zijn het onderwijs in de klasse, waar
voor zij zich aangemeld hebben, te volgen.
Leerlingen komende van eene andere, naar het oordeel der
Directrice, overeenkomstige school, worden zonder examen
toegelaten tot dezelfde klasse, waartoe zij volgens schriftelijke
verklaring van den Directeur (de Directrice) der school, die
zij verlieten, aldaar behoorden."
Art. 3.
In artikel 21 wordt in den tweeden regel voor het woord
»na" het woord »zoonoodig" ingevoegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 167. Leiden, 24 Mei 1921.
In verband met het aan den heer P. Werkman met ingang
van 1 September a. s. verleend eervol ontslag als leeraar in
de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool
voor jongens brengen wij U in herinnering, dat het onderwijs in
het Fransch aan deze schooi thans nog wordt gegeven door
een vasten leeraar', den heer Weikman, en door een tijde-
lijken leeraar, den heer W. Prins. De heer Prins is sedert
den aanvang van den cursus 1918/1919 aan de school
werkzaam.
Aangezien in den aanstaanden cursus aan de genoemde
onderwijsinrichting vermoedelijk gedurende 48 uren per week
les in het Fransch zal moeten worden gegeven en het in elk
geval niet is aan te nemen, dat het gezamenlijk aantal lesuren
beneden de 40 zal dalen, komt het ons met de Commissie van
Toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs