MAANDAG
9 MEI 1921.
163
10°. Adres van het Vei bond van Nederlandsche Fabrikanten-
vereenigingen, in zake de ontwerpverordening op de heffing
eener zakelijke belasting op het bedrijf.
11°. Idem alsvoren van het Departement Leiden der Maat
schappij van Nijverheid.
Dit adres luidt als volgt
Leiden, 7 Mei 1921.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met vej schuldigden eerbied te kennen Het Departement
Leiden der Maatschappij van Nijverheid, gevestigd te Leiden,
ten kantore van zijn Secretaris Mr. M. B. Vos, aan de
Doezastraat No. 13,
dat requestrant k.ennis heeft genomen van een «ontwerp
verordening op de heffing eener zakelijke belasting op het
bedrijf", welke door het College van Burgemeester en Wet
houders bij Uwen Raad bij schrijven van 23 April j.l. (No. 133)
aanhangig is gemaakt,
dat requestrant in deze belasting een zwaren druk voor de
Leidsche industrie voorziet,
dat requestrant de motiveering dezer belasting door Burge
meester en Wethouders, als zouden «bedrijven met een talrijk
arbeiderspersoneel tegenwoordig, dooreengenomen, veel meer
aan de gemeenten kosten dan zij voordeel aanbrengen", als
volkomen onjuist moet verwerpen,
dat toch immers vaststaat dat de welvaart eener gemeente
zeer nauw samenhangt met aldaar gevestigde, bloeiende
industrieën,
dat de Nederlandsche industrie op het oogenblik een crisis
doormaakt onder andere door de concurrentie van de buiten-
landsche Nijverheid, welke onder veel gunstiger factoren werkt,
als daar zijn langere arbeidstijd, lage valuta, minder lasten
door sociale belastingen,
dat daarom de Nederlandsche industrie zoo min mogelijk
belast behoorde te worden teneinde haar in staat te stellen
juist op het oogenblik het hoofd te bieden aan buitenlandsche
mededinging,
dat deze voorgestelde belasting, groote bedrijven met een
belangrijk aantal arbeiders, waarvan er verscheidene binnen
deze gemeente zijn, zwaar zal drukken en wellicht tengevolge
zal hebben dat nieuwe bedrijven zich niet hier ter stede zullen
vestigen waardoor de gemeente veel inkomsten uit anderen
hoofde zou derven,
dat overigens niet van finantieel beleid getuigt om bij de
invoering eener nieuwe belasting reeds dadelijk zoover te
gaan als de wet als maximum-heffing toestaat,
Redenen waarom het Departement Leiden der Maatschappij
van Nijverheid Uwen Raad in overweging geeft bedoelde
verordening niet aan te nemen.
Het Departement Leiden der
«Maatschappij van Nijverheid."
Verhey van Wijk, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretarie.
12°. Idem alsvoren van de Leidsche Vereeniging van Indus-
trieelen.
Dit adres luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen:
De Leidsche Vereeniging van Industrieelen, gevestigd te
Leiden als rechtspersoon erkend door de Koninklijke Goed
keuring harer Statuten d.d. 5 November 1918;
dat zij heeft kennis genomen van het ontwerp verordening
op de heffing eener zakelijke belasting op het bedrijf;
dat zij in tegenstelling met de memorie van Toelichting
van meening is, dat een dergelijke belasting hoogst ongewenscht
is en zeer nadeelige gevolgen niet alleen voor de Leidsche
Industrie maar voor de gansche Gemeente met zich zal brengen
dat hier voorgesteld wordt een last te leggen op te Leiden
gevestigde bedrijven, wat dus beteekent, dat Leiden als
Industriestad in een ongunstige positie komt, wanneer andere
plaatsen deze belasting niet invoeren, wat ten aanzien van
meerdere vooral kleine plaatsen, het geval zal zijn;
dat derhalve niet alleen nieuwe Industrieën zich elders
zullen vestigen, doch ook naar ondergeteekende Uw College
kan verzekerenhet gevaar larig niet denkbeeldig is, dat
hier gevestigde Industrieën zullen wegtrekken, temeer, waar
Leiden als Industriestad in véle opzichten bij andere steden
toch reeds moet achterstaan
dat de steller van de Toelichting aan Uw College deze
gevolgen blijkbaar niet ernstig acht en zonder nadere moti
veering de oppervlakkige en onjuiste meening huldigt, dat de
Industrie aan de plaats harer vestiging geld kost, inplaats
van voordeden op te leveren
dat ondergeteekende zich over deze opinie heeft verbaasd
en erop wijst, hoe niet alleen sinds onheugelijke tijden diverse
Gemeenten een andere politiek huldigden en allerlei voor
rechten aan wie daar het bedrijf wilden uitoefenen, verleenden,
doch ook ten huidigen dage Gemeenten als Rotterdam, Dordrecht
en Utrecht onder alleszins uitmuntende leiding met een
juist inzicht van de beteekenis van handel en industrie geen
kostensparen om de plaatselijke nijverheid te bevorderen en
grooter bloei te verschaffen;
dat immers een bloeiende industrie groote welvaart voor
de geheele stad beteekent en in het bijzonder de bloei der
middenstand bevordert
dat daartegenover de opvatting, dat de bedrijven met een
talrijk arbeiderspersoneel aan de Gemeenten verliezen op
leveren, zeer vreemd aandoet;
dat men deze belastingheffing ook niet kan verdedigen door
de blijkbaar populair bedoelde zinsnede, dat men bestuurders
en aandeelhouders kan treffen, die elders woonachtig zijn;
dat ten aanzien van de bestuurders de forensenbelasting
de Gemeente de haar toekomende baten oplevert, terwijl de
opcenten op de dividend en tantièmebelasting de Gemeenten
haar aandeel in de bedrijfsresultaten der plaatselijke Industrie
verschaft en dit belang hebben bij het voordeel van een bedrijf
vrij wat rationeeler is dan een belasting, als deze, die onaf
hankelijk van de bedrijfsresultaten als een drukkende last op
de Industrie wordt gelegd;
dat in ieder geval het aantal der buiten Leiden wonende
bestuurders betrekkelijk gering is en de wel te Leiden woon
achtigen op geheel onbillijke wijze worden getroffen
dat ondergeteekende dan ook Uw College met grooten
nadruk verzoekt de verordening op de heffing eener zakelijke
belasting op het bedrijf niet aan te nemen;
dat zij voorts opmerkt, dat het tijdstip voor de invoering
dezer belasting wel zeer ongelukkig is gekozen;
dat de economische toestand dermate treurig is, dat iedere
nieuwe verzwaring van de lasten der Nijverheid ertoe zal
medewerken de bestaande malaise en daardoor de werkeloos
heid te vergrooten en de nationale Industrie minder krachtig
maakt en in staat aan de Buitenlandsche concurrentie het
hoofd te bieden;
dat het schrijven van Burgemeester en Wethouders de
huidige crisis totaal negeert en N.B. voorstelt de belasting
met terugwerkende kracht te heffen;
dat verzoekster tegen deze onbillijke methode van belasting
heffing met klem protesteert;
Redenen waarom ondergeteekende Uwen Raad met grooten
nadruk verzoekt de ontwerp-verordening op de heffing eener
zakelijke belasting op het bedrijf niet aan te nemen;
't Welk doende enz.
Chr. van Spall, Algemeen Voorzitter.
P. Trapman, Secretaris.
Zullen worden behandeld bij punt 25 der agenda.
13°. Verzoek van de Leidsche Vereeniging van Grossiersin
Fruit en aanverwante artikelen om de Zaterdagsche dag- en
avondmarkt niet te verplaatsen naar de Beestenmarkt.
14°. Idem als voren van den Leidschen Markt-Koopliedenbond.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
ter afdoening.
15°. Amendementen van den heer van Eek op de ontwerp
verordening op de heffing eener Plaatselijke Belasting naar
het inkomen te Leiden,
Zal worden behandeld bij punt 23 der agenda.
16°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Neder-
landschen- Bond van Gepensionneerden om toekenning van
premievrij weduwen- en weezenpensioen.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
17°. Verzoek van Mej. C. G. van Duuren e. a. allen Bewaar
schoolonderwijzeressen, om de bezoldiging van het bewaarschool-
personeel te verhoogen.
Omtrent de wijze van behandeling van dit verzoek zal in
de volgende vergadering worden beslist, aangezien het stuk
te laat is ingekomen.
18°. Telegram van eenige inwoners en standplaats hebbenden
op de Weekmarkt, om de Zaterdagsche dag- en avondmarkt
niet te verplaatsen.
De Voorzitter. Ik stel namens Burgemeester en Wethouders
voor dit telegram in hun handen te stellen ter afdoening.