94 Verhooging van dit vermogen kan op nader overeen te komen voorwaarden plaats vinden. Ter beoordeeling van het vermogen, dat gedurende een kalenderjaar door de drie gemeenten zal worden verbruikt, zullen de drie gemeenten driemaandelijks en zoo noodig meer malen een opgave aan Leiden doen toekomen van het aantal aansluitingen aan haar electriciteitsnet en van de gezamenlijke aansluitwaarden in K.YV. dezer aansluitingen. De electrische energie zal aan de drie gemeenten worden afgeleverd als draaistroom van 50 perioden per seconde bij een spanning van nominaal 10.000 Volt. Artikel 8. Verschuldigde kosten voor de stroomlevering. Het door de drie gemeenten verschuldigde voor de door Leiden geleverde electrische energie zal, onverminderd het bepaalde in art. 9 en de verplichte meterhuur, als volgt worden berekend: a. Voor rente, tegemoetkoming in de kosten van afschrijving, bediening en onderhoud van het hoogspanningskabelnet volgens de bij deze overeenkomst gevoegde en gewaarmerkte teekening, bedoeld in art. 4 alinea 1, gedurende 25 jaren, jaarlijks 5500,— (zegge: vijf duizend vijf honderd gulden). Dit jaarlijksch bedrag is eventueel te verhoogen met een zoodanig jaarlijksch bedrag, dat het kapitaal, besteed voor de door Leiden ingevolge art. 4, 2e alinea, voor de drie gemeenten verder te maken hoog spanningsstations of uitbreidingen van het hoogspanriingskabel- net, met de rente daarvan en de kosten van bediening en onderhoud, op 31 December 1946 geheel zullen zijn afbetaald. Zoodra Leiden aan een kabel, die als uitbreiding van het oorspronkelijke net voor de drie gemeenten dienst doet, volgens art. 2 dezer overeenkomst zelf een of meer electriciteits- afnemers aansluit, zal het door de drie gemeenten jaarlijks te betalen bedrag van dezen kabel naar billijkheid worden verminderd. b. Per K.W. van het maximaal in een kalenderjaar optredend vermogen voor de eerste 125 K.W.: f 110,per K.W. per jaar. tweede 125 100, derde 125 90, vierde 125 80, verdere 70, c. Per verbruikte Kilowattuur: 3 cents. Voor de berekening van het sub b en c verschuldigde zal gelden de som van de aanwijzingen der volgens art. 10 te plaatsen meters, aan de hoogspanningszijde in de hoogspannings stations, dienende voor de stroomlevering aan de drie gemeenten. Artikel 9. Duurtetoeslag. De in art. 8 sub c genoemde stroomprijs geldt onveranderd, indien de kolenprijs niet lager dan 8,50 en niet hooger dan 10,50 per 1000 K.G. is. Is de kolenprijs lager of hooger, dan wordt bij een kolen- prijs beneden' f 24,50 per ton de prijs per K.W.U. verlaagd of verhoogd met 0,02 cent voor iedere volle tien cents, die de kolenprijs van f 9,50 verschilt. Stijgt de kolenprijs boven f 24,50 per ton, dan wordt de prijs per K.W.U. verhoogd met 3 cents benevens 0,015 cent voor iedere volle tien cents, die de kolenprijs meer bedraagt dan f 24,50 per ton. Onder den kolenprijs in eenig kalenderjaar wordt hier ver staan de gemiddelde prijs, dien de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit per 1000 K.G. gaskolen met een calorische waarde (stookwaarde) van tenminste 7300 cal. op het terrein der Lichtfabrieken in het betreffende kalenderjaar geleverd, betalen. Is de calorische waarde minder, dan zal naar billijkheid een evenredige verhooging moeten plaats vinden van de in net eerste lid van dit artikel genoemde bedragen van 0,02 cent en 0,015 cent. Voor zoover de kolenprijs op 1 Januari van een kalenderjaar hooger is dan f 10,50 wordt voorloopig bij de maandelijksche berekening van het stroomverbruik een toeslag berekend op den grondslag van den oogenblikkelijken kolenprijs. De juiste berekening en verrekening van het verschil heeft plaats na afloop van het betreffende kalenderjaar. Zoodra door maatregelen, van Overheidswege genomen, de prijs van gaskolen, geleverd aan gasfabrieken, niet meer in een juiste verhouding staat tot den prijs van de overige kolen- soorten, geleverd aan de Industrie, zal de prijs voor prima stoomkolen (Nootjes IV), geleverd franco op het terrein der Fabrieken, als basis gelden. Artikel 10. Meters. In de in art. 4 genoemde hoogspanningsstations wordt ten behoeve van de meting van de electrische energie door iedere partij een K.W.U.-meter met maximaal-aanwijzing van deug delijk fabrikaat aangebracht. De gemiddelde waarde van de aflezingen van deze beide meters zal als grondslag voor de berekening van het stroom verbruik worden aangenomen. De maximaal-aanwijzers zullen zoodanig zijn ingericht, dat zij de hoogste gemiddelde belasting over perioden van 15 minuten aanwijzen. Aanwijzingen van bewezen kortsluitingen worden niet als maximum-vermogen in rekening gebracht. Artikel 11. Verschil in aanwijzing der meters. Bij een verschil van meer dan 6% tusschen de aanwijzin gen van een der door Leiden geplaatste meters en den door de drie gemeenten op te stellen controle-meter, kunnen op aan vrage van een der partijen beide meters worden geijkt in een door beide partijen als bevoegd erkende inrichting. De kosten van deze ijking zullen worden gedragen door die partij, van welke de opgestelde meter de grootste miswijzing vertoonde. Voor den tijd, gedurende welken de aanwijzingen onjuist zijn, wordt het verbruik door de correctie van de meter aanwijzingen bepaald. Indien zulks niet mogelijk is, wordt het verbruik door Leiden na overleg met de drie gemeenten geschat, die rekening zal houden met de vroegere juiste aanwijzingen. Artikel 12. Meteraflezing. Verrekening. De opneming van het electriciteitsverbruik van de drie gemeenten geschiedt maandelijks door een door de Directie der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden aan te wijzen persoon, ten overstaan van een beambte van de drie gemeenten. De rekening voor het volgens art. 8 sub a, b, c en art. 9 verschuldigde zal per maand worden ingediend. De drie gemeenten verbinden zich deze zoo mogelijk binnen veertien dagen, uiterlijk binnen een maand, te betalen. Voor de berekening van het per maand verschuldigde ingevolge art. 8 sub b wordt voorloopig gerekend met het maximum vermogen, dat gedurende het voorgaande kalenderjaar is opgetreden. Aan het einde van een kalenderjaar vindt in verband met het werkelijk opgetreden maximum-vermogen verrekening van het ingevolge de vorige alinea te weinig of' te veel betaalde plaats. Artikel 13. Toegang tot gebouwen. Ter controleering van de naleving dezer overeenkomst en voor den goeden gang der exploitatie zullen de Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden en de door hem aan te wijzen ambtenaren te allen tijde toegang hebben tot de hoogspanningsstations en eventueel tot andere gebouwen, dienende voor de electriciteitsvoorziening van de drie gemeenten. Artikel 14. Verordening betreffende de stroomlevering De stroomlevering door Leiden aan de drie gemeenten tot en met de hoogspanningsstations geschiedt verder volgens de bepalingen van de aan deze overeenkomst gehechte »Ver- ordening betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit", vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in zijne openbare ver gadering van den 17 December 1914, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Februari 1921, en zooals deze nader mocht worden gewijzigd, alles voor zoover deze van toepassing zijn en voor zoover hiervan niet bij deze overeenkomst uitdruk kelijk wordt afgeweken. Artikel 15. Eindigen der overeenkomst. Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in art. 1 genoemden termijn (31 December 1931); zij wordt telkenmale

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 37