GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 91 MUCIiOnKX HEKKEN. N°. 154. Leiden, 9 Mei 1921. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te dee- len, dat zij zich kan vereenigen, met de in de voorstellen van Burgemeester en Wethouders van 23 en 28 April jl. (Ingek. Stukken no. 133 en 134) opgenomen Ontwerp-Verordeningen, respectievelijk betreffende de heffing en invordering van een zakelijke belasting op het bedrijf, alsmede betreflende de hef fing en invordering van een plaatselijke belasting naar het inkomen te Leiden. Ten opzichte van het voorstel tot vaststelling van een ver ordening, op de heffing eener zakelijke belasting op het bedrijf, heeft één lid zijn oordeel voorbehouden, aangezien de draag wijdte der verordening niet is te overzien, nu het bedrag, dat een arbeider moet verdienen, beneden welk de inrichting, waarin de arbeider werkzaam is, belasting zal moeten betalen, nog niet is vastgesteld. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 155. Leiden, 9 Mei 1921. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen: a. de wijziging der begrooting, dienst 1921, in verband met het z.g. premie vrij weduwen- en weezenpensioen. (Ingek. St. No. 143); b. de beschikbaarstelling van gelden, in verband met de verhooging van het uurloon der werkvrouwen aan de ver schillende gemeentegebouwen en der dienstboden aan de bewaarscholen (Ingek. St. No. 145). Zij stelt U derhalve voor de desbetreffende begrootingsstaten goed te keuren. Evenmin heeft de Commissie, indien de Raad tot beschik baarstelling van de gelden ten behoeve van de kosten ver bonden aan het herstellen van de bovenverdiepingen van de perceelen Vischmarkt 11 en 18 en het tot winkel en woonhuis inrichten van het perceel Nieuwe Rijn 22 besluit (Ingek. St. No. 148), bezwaar tegen de daarop betrekking hebbende be- grootingsregeling. Ook heeft de Commissie geen bezwaar tegen den voorge nomen verkoop van: 1°. een voor aan de gemeente toebehoorende strook gronds aan het Terweepark en tegen de opheffing van eene indertijd op de te verkoopen strook, als deel uitmakende van het Terweepark, gevestigde erfdienstbaarheid van niet-bebouwing (Ingek. St. no. 149); 2°. een strook grond op het Raamland aan J. W. Rijneveld en H. Wilms (Ingek. St. No. 150); 3°. een strook grond op het Raamland aan C. L. C. F. Sommers (Ingek. St. No. 150); 4°. een strook grond nabij den Zoeterwoudschen Singel aan J. W. Blaauw (Ingek. St. No. 150). Voorts heeft de Commissie geene bedenking tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijziging van de verordening van 3 Mei 1920 (Gem.Blad No. 18), regelende de heffing van eene belasting onder den naam van «Havengeld" in de gemeente Leiden (Ingek. St. No. 152), noch tegen de verhooging van het bij Raadsbesluit van 29 November 1920 aan de Woningbouw vereeniging »Ons Doel" in uitzicht gestelde voorschot, ten behoeve van de uitvoering van haar bouwplan op het terrein nabij den Hoogen Rijndijk (Ingek. St. No. 151.) De heer Huurman heeft zich onthouden van medewerking bij het advies in zake den verkoop van een strook gronds van het Terweepark. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 156. Leiden, 10 Mei 1921. In ons praeadvies van 21 Februari j.l. (Ingek. Stukken no. 66) deelden wij U reeds mede, dat de bezoekers van het voor de werkloozen beschikbaar gestelde lokaal aan de Hoog- landsche Kerkgracht zich zoozeer hadden misdragen, dat de eigenaresse in hun wangedrag en in de ergerlijke vervuiling van het lokaal aanleiding had gevonden het lokaal niet langer ten gebruike af te staan, zoodat het voor de werkloozen moest worden gesloten. lntusschen heeft het bestuur van de vereeniging «Patri monium" zich blijkens nevensgaand adres tot de gemeente ais huurster van het lokaal gewend, om vergoeding van de in het gebouw aangerichte schade, welke schade door den Directeur van Gemeentewerken wordt geschat op f 75. Aangezien het ons billijk voorkomt, dat dit bedrag aan de vereeniging wordt vergoed en zij verklaard heeft hiermede genoegen te nemen, geven wij U alsnu in overweging goed te keuren, dat een bedrag van 75.aan Patrimonium wordt uitgekeerd wegens in het voor de werkloozen gehuurde lokaal van het gebouw van Patrimonium aan de Hooglandsche Kerk gracht aangerichte schade. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de WelEdeleAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden. WelEdeleAchtbare Heeren! Ondergeteekend, Het Bestuur van Patrimonium Leiden komt tot U met het beleefd verzoek, ons tegemoet te komen, aan de schade ons berokkend, door de Werkeloozen, welke gebruik maakten, van de door U van ons gehuurde localiteit, in ons gebouw Patrimonium. Om de schade te vergoede, welke wij van U Edelachtbare vragen, bedraagt Hondert Gulden. Zegge f 100. Deze schade is ontstaan door vernieling van Meubilair, diefstal van verschillende Zaken boekwerken enz. één veertig tal stoelen moeten gerepareerd door baldadige vernieling, ergelijke vervuiling, waarvoor wij extra uitgave hadden te doen. Redenen voor ons dat wij vrijmoedig met ons verzoek tot UEdelachtbare komen. In afwachting met gunstige beschikking Uwerzijds Hoogachtend namens het Bestuur voornoemd H. C. de Jong, Administrateur, Levendaal 147. Leiden 28 Februari 1921. N°. 157. Leiden, 10 Mei 1921. De in Uwe Vergadering van 7 Februari j.l. in handen van ons College ten fine van praeadvies gestelde motie van den heer Groeneveld, luidende: «De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders den ver hoogden loonaftrek voor het gebruik van een ambtswoning niet van de beivoners te vorderen over den termijn van 1 Januari i9*20 tot op den datum omstreeks September i9"20, waarop Burgemeester en Wethouders dien verhoogden aftrek hebben vastgesteld." geeft ons aanleiding, in aansluiting aan het bereids door den Voorzitter in genoemde raadsvergadering met betrekking tot den woningaftrek medegedeelde, alsnog het navolgende onder Uwe aandacht te brengen. Zooals U bekend is kwam op 17 Mei 1920 de algemeene salarisherziening tot stand en werd aan die herziening terug werkende kracht verleend tot 1 Januari 1920. Met die her ziening moest naar de meening van ons College gepaard gaan een herziening van de waardeering van het genot van vrij wonen, vuur en licht. Tenopzichte van het interne verplegend personeel der gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijn- geest' was het ons mogelijk de herziening tegelijk met de nieuwe salarisregeling vast te stellen, doch voor de overige ambtenaren kon zulks, zonder het tot standkomen der salaris regeling te vertragen, niet plaats hebben, aangezien eene algeheele omwerking van de geldende onsystematische regeling noodig bleek en «hiermede uit den aard der zaak veel tijd gemoeid was. Dientengevolge werd de door ons College ontworpen nieuwe algemeene salarisregeling op 15 April 1920 bij U ingediend, doch werd in het voorstel (Ingek. Stukken no. 122, bldz. 74, le kolom, 7e alinea) uitdrukkelijk vermeld, dat de waar deering der emolumenten nader door ons College onder oogen zou worden gezien. Ook bij de beraadslaging over de nieuwe salarisregeling in den Raad is een en ander uitdrukkelijk geconstateerd, zoowel van de zijde van Uwe Vergadering als door ons College. De betrokkenen wisten dus vooruit, dat eene herziening van de waardeering hunner emolumenten zou plaats hebben. Ternauwernood l1/* maand na de vaststelling der alge meene salarisherziening in Uwe Vergadering van 17 Mei, en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 34