162 MAANDAG 9 MEI 1921. in den toestand van het trottoir voor zijn autogarage aan de Hoogewoerd No. 107. 'Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 2°. Voorstel van den heer van Eek in zake verhooging van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud bij den aanslag in de Plaatselijke Directe Belasting. Zal worden behandeld bij punt 23 der agenda. 3°. Voorstel van den heer van Eek in zake het houden van optochten en meetings met muziek en banieren op Zondag. De Voorzitten. Wenscht de heer van Eek dit voorstel kort toe te lichten? De heer van Eck. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan geef ik het woord aan den heer van Eck. De heer van Eck. M. d. V. De handhaving van de Zondags wet in verband met het houden van optochten en meetings op Zondag, is hier in den Raad al herhaaldelijk ter sprake gekomen. Van de zijde van mijn partijgenooten, inzonderheid door het Raadslid Groeneveld, is reeds eenige malen erop gewezen geworden, hoe belemmerend de strenge handhaving der Zondagswet hier ter stede werkt op de vrijheid van de arbeidersbeweging om te demonstreeren. Het is hier te Leiden eigenlijk onmogelijk om op een Zondag een groote meeting te organiseeren, waarop ook menschen van buiten kunnen komen. Des zomers is daarvoor de eenig aangewezen dag de 2e Pinksterdag. Op alle andere Zondagen en alleen de Zondag leent zich zooals ik zeide voor het houden van dergelijke demonstraties is het hier door de zeer stenge handhaving van de Zondagswet onmoge lijk hier een meeting of optocht te houden, die natuurlijk zal moeten opgeluisterd worden door muziek. Nog dezer dagen hebben wij hier ondervonden hoe be lemmerend die strenge handhaving der Zondagswet werkt. Terwijl bijna overal in het land, althans in de voornaamste plaatsen, op Zondag de 1 Mei-betooging gehouden kon worden, moest zij hier gevierd worden op 2 Mei, met het gevolg natuurlijk dat daardoor aan de viering van dien dag ontzag- lijk veel afbreuk gedaan is. Wij hebben hier van sociaal-democratische zijde de over tuiging dat, al mag het niet zoo bedoeld zijn, wij toch in dit opzicht zeer achterstaan bij personen van andere richting. Ik herinner mij ook, dat de 1 Mei-betooging zou gevierd worden op een Maandag 1 Mei, maar omdat de verjaardag van de prinses, die op een Zondag viel, op Maandag werd gevierd en de mogelijkheid bestond dat bij die viering eenige festiviteiten zouden plaats hebben, kon ook Maandag geen optocht plaats hebben en moest de 1 Mei-viering naar Dinsdag verzet worden. Het moge misschien aan anderen niet zoo erg voorkomen, doch wij worden door de strenge handhaving van de Zondags wet ten zeerste in onze propaganda belemmerd. Dit is des te hatelijker, omdat, zooals door mijn partijgenoot Groeneveld herhaaldelijk is aangetoond, de Zondagswet hier te Leiden slechts zeer gedeeltelijk wordt gehandhaafd en het verder zeer de vraag is, of de Zondagswet wel op optochten met muziek toepasselijk is. Ik moet hierop even nader ingaan, omdat het van de zijde van Burgemeester en Wethouders met nadruk is tegengesproken. Wie de wet met aandacht leest zal tot de conclusie moeten komen, dat in deze het gelijk aan onze zijde is. Immers, in art. 1 der wet lees ik: »Dat op Zondagen en op zoodanige godsdienstige feestdagen, als door de kerkgenootschappen van den christelijken godsdienst dezer landen algemeen erkend en gevierd worden, niet alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen verrigt worden, welke den godsdienst zoude kunnen storen, maar dat in het algemeen geene openbare arbeid zal mogen plaats hebben, dan ingeval van noodzakelijkheid, als wanneer de plaatselijke regeering daartoe schriftelijke toestemming zal geven." Met andere woorden, openbare arbeid op Zondag mag alleen plaats hebben in geval van noodzakelijkheid en de plaatselijke regeering zal die noodzakelijkheid moeten bevestigen door daarvoor schriftelijk toestemming te geven. Dus als hier een banketbakker taartjes laat bezorgen, een melkboer melk bezorgt of een huurkoetsier een vrachtje thuis brengt, zal door middel van een schriftelijke toestemming van de overheid moeten blijken, dat die arbeid noodzakelijk is. Het spreekt van zelf, dat ik er idet op zal aandringen, dat de wet zoo gehandhaafd wordt, maar, als in artikel 3 van de wet staat: »Dat gedurende den tijd voor de openbare godsdienstoefening bestemd, de deuren der herbergen en andere plaatsen, alwaar drank verkocht wordt, voor zoo verre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen liggende zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook, gedurende dien zelfden tijd, geenerhande spelen, hetzij kolven, balslaan of dergelijke mogen plaats hebben De Voorzitter. Mag ik u even opmerken, dat dit geen korte toelichting is. Op dit oogenblik is aan de orde de vraag of deze zaak verder in behandeling zal komen en nu is de bedoeling, dat gij kartelijk aangeeft de motieven waarom gij de zaak aanhangig wenscht te maken. De uitgebreide behan deling, zooals die door u wordt aangelegd, kan later komen, als de zaak eenmaal ter tafel is gebracht. Ik verzoek u dus u te bepalen tot het aangeven van genoemde motieven, dan zal ik vervolgens vragen of uw voorstel ondersteund wordt en daarna namens Burgemeester en Wethouders een voorstel doen omtrent de wijze van behandeling. Ik kan er bij zeggen, dat de bedoeling is voor te stellen uw voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De heer van Eck. M. d. V. In het algemeen ben ik er niet tegen, dat voorstellen in handen van Burgemeester en Wet houders worden gesteld om praeadvies. Het spreekt van zelf, dat ik er niet op zal aandringen om allerlei zaken hier rauwelings te behandelen, maar in dit geval heb ik toch wel een paar bezwaren. Vooreerst is deze zaak herhaal delijk besproken, zoodat mag worden aangenomen, dat het oordeel van de leden van den Raad en van Burgemeester en Wethouders vaststaat, en in de tweede plaats hebben wij er een ontzaglijk groot belang bij te weten hoe te dien opzichte in den aanstaanden zomer de houding van den Bur gemeester zal zijn. Ik maak Burgemeester en Wethouders geen verwijt, want zij hebben meer te doen dan praead- viezen uit te brengen, zoodat het wel zal kunnen ge beuren, dat de zaak dezen zomer blijft liggen en wij dus een jaar lang op een beslissing moeten wachten omdat de kwestie vooral voor den zomer van belang is. Zijn Burgemeester en Wethouders van plan in de eerstvolgende vergadering een praeadvies uit te brengen, dan zal ik mij tegen uw voorstel niet verzetten, Mijnheer de Voorzitter, maar als het langer moet duren en de zomer er mede gemoeid is, dan bestaat er bij mij tegen deze wijze van behandeling bezwaar. Op 5 Juni hebben wij een groote landelijke betooging en het is zeer goed mogelijk, dat wij verlangen dien dag een optocht te houden. Nu zal ik niet op' de beslissing vooruitloopen, maar, als pas in Augustus bijvoorbeeld de beslissing komt, hebben wij zoolang daaraan niets. Ik zou dan ook gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders de toezegging deden, dat in de volgende raadsvergadering praeadvies zal worden uitgebracht. De Voorzitter. Ik kan u de verzekering geven, dat het volstrekt niet de bedoeling is om de zaak op de lange baan te schuiven, maar dat zij reeds in de volgende vergadering ter sprake zal kunnen komen durf ik niet te beloven. Het voorstel van den heer van Eck wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik stel thans namens Burgemeester en Wethouders voor dit voorstel in hun handen te stellen om praeadvies. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 4°. Verzoek van de afdeeling Leiden en Omstreken van de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, om het verkoopen en doen bezorgen van bloemen en bloem stukken op Zondag bij verordening te verbieden. 5°. Adhaesiebetuiging aan dat verzoek van L. B. Devilee en 27 anderen'. 6°. Verzoek van de Vereeniging voor Roomsch-Katholiek Handelsonderwijs te Leiden om toekenning van een subsidie voor 1922. 7°. Idem alsvoren van de Centrale Commissie voor de uitzending van kinderen naar buiten. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 8°. Idem alsvoren van de Roomsch-Katholieke Vereeniging voor Wijkverpleging ten behoeve van hare wijkgebouwen. Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1922. 9°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de Plaatselijke Directe Belasting. Worden gesteld in handen der Reclame-Commissie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 2