184
MAANDAG 9 MEI 1921.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik moet zeggen, dat ik het
bezwaar van den Wethouder niet begrijp, want ik heb het
expres zoo geredigeerd, dat het de meest uitgebreide toe
passing zou hebben. Ik heb het eerst gedacht aan ongehuwde
moeders, maar ook aan iemand, die een kind heeft aange
nomen, al is het niet zijn eigen kind.
De heer van der Pot. Dan is uw amendement niet goed
geredigeerd.
De heer Knuttel. Ik meen gezegd te hebben »ten hunnen
laste hebben".
De Voorzitter. Maar als ik het goed begrijp zult u et-
geen bezwaar tegen hebben, dat de ongehuwde moeder het
kind erkend moet hebben.
De heer Knuttel. Ik heb in het algemeen het oog op pleeg
kinderen, zonder dat het eigen kinderen zijn. Het geldt b.v.
ook een broer, die voor jongere zusjes of broertjes zorgt. Ik
geloof dus dat ik het het zuiverste stel door te zeggen: »ten
hunnen laste hebben". Ik heb juist alle kleine onderscheidingen,
waai bij men door het moeten voldoen aan den een of anderen
wettelijken eisch niet in de termen valt, terwijl men moreel
toch evenveel aanspi akelijkheid heeft, willen afsnijden.
De heer F. Elkerbout. M. d. V. Het amendement van den
heer van Eek op artikel 7, 2°, is mij nog niet erg duidelijk.
In die alinea wordt bepaald dat een kostwinner gelijk komt
te staan met een gehuwd persoon, maar er wordt niet in te
kennen gegeven dat, wanneer die kostwinner een gezin te ver
zorgen heeft, dat uit meer kinderen bestaat, ook voor die
andere kinderen kinderaftrek zal plaats hebben.
In het oorspronkelijk artikel wordt alleen gesproken van
skostwinnet". Ik wil den heer van Eek vragen of het zijn
bedoeling is, dat, wanneer in een gezin meer kinderen zijn,
de kostwinner voor die ook recht op kinderaftrek heeft.
In het amendement wordt gesproken van »kinderen levende
in een gezin". Er kunnen ook andere kinderen zijn, die niet
tot het gezin behooren, die bijvoorbeeld daar voor zekeren
tijd zijn.
De heer van Eck. Het woord »levende" slaat toch op een
blijvende verhouding.
De heer F. Elkerbout. Als dus de bedoeling is, dat de
kost-winner voor de kinderen, die in het gezin zijn, aftrek
krijgt, dan kan ik mij wel met het amendement vereenigen.
De heer van der Pot. Ik meen, dat de heer Knuttel met
zijn amendement niet zal bereiken wat hij wil.
Met deze bepaling heeft niet alleen de gemeente te werken
rpaar in de eerste plaats de Rijks fiscale administratie. Ik
maak mij sterk, dat men met deze redactie nooit zal bereiken
wat de heer Knuttel beoogt.
De uitdrukking: kinderen beneden 16 jaren te zijnen laste
hebben, veronderstelt naar het gewone spraakgebruik dat de
kinderen zijn van den persoon te wiens laste ze zijn; anders
spreekt men niet van te zijnen laste hebben. Te zijnen laste
hebben heeft betrekking op een last, dien men niet van zich
kan afwentelen, een last dien de vader en moeder hebben
ten opzichte ook van natuurlijke kirideren, om hen te onder
houdenmaar een volkomen vrijwillig op zich genomen last
om een kind te verzorgen zal men hieronder niet brengen.
Ik geloof dus niet, dat, wat de heer Knuttel beoogt, met
deze redactie bereikt wordt, daargelaten verder de opportuni
teit ervan.
Ik zou dus de aanneming van dit amendement willen
ontraden.
Met het tweede amendement van den heer van Eck zou
ik mij kunnen vereenigen, als de heer van Eck daarin de
door mij aangegeven wijziging brengt.
Kinderen van elders, die tegen vergoeding hier in een gezin
op genomen zijn, b.v. om school te gaan, moeten er echter
niet onder vallen. Het zou dus overweging verdienen in het
amendement te lezen: «kinderen anders dan tegen vergoeding
levende enz."
De heer van Eck. M. d. V. Ik kan mij vereenigen met de
door den Wethouder aangegeven wijziging. Ik breng haar in
mijn tweede amendement aan.
De Voorzitter. Het amendement van den heer van Eck
om den leeftijd van 16 jaren te brengen op 18 jaren moet ik
ernstig ontraden.
Wanneer ik naga hoe dikwijls het voorkomt dat ik per
sonen van 1618 jaren voor mij krijg om te huwen, dan
dunkt mij dat er geen reden is om die onder de kinderen te
rekenen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer van Eck om 16 jaren te
veranderen in 18 jaren wordt in stemming gebracht en met
15 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Kuivenhoven, Stijn-
man, van Hamel, Splinter, Huurman, Bisschop, de Lange,
F. Elkerbout, Mulder, Meijnen, Bots, van der Lip, van der
Pot en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren Wilmer, van Stralen, de dames
Dubbeldeman-—Trago en BaartBraggaar, de heeren Groene-
veld, Knuttel, A. Elkerbout, Sijtsma, van Eck, Dubbeldeman,
Eerdmans, Heemskerk en Sanders.
De Voorzitter. De heer Knuttel stelt nu voor in zijn amende
ment achter «weduwen" te voegen: «ongehuwde moeders van
erkende kinderen."
De heer Knuttel. Mijn bedoeling is dat dit komt in de
plaats van alinea 3.
De heer van der Pot. Ik zou den heer Knuttel in over
weging willen geven te lezen«door haar erkende kinderen".
De heer Knuttel. Goed«ongehuwde moeders van door
haar erkende kinderen".
De heer Wilbrink. Bedoelt de heer Knuttel ook buiten
echt geboren kinderen, die te zamen met den man een gezin
vormen
De heer Knuttel. De modder moet het kind erkend hebben.
Maar dat kan ten allen tijde geschieden.
Het gewijzigd amendement van den heer Knuttel wordt in
stemming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Wilmer, Wilbrink, Kuiven
hoven, Stijnman, van Hamel, Splinter, Eerdmans, de-Lange,
F. Elkerbout, Mulder, Meijnen, Bots, van der Lip, Sanders,
en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heer van Stralen, de dames Dubbel
deman—Trago en BaartBraggaar, de heeren Groeneveld,
Knuttel, Huurman, A. Elkerbout, Sijtsma, Bisschop, van Eck,
Dubbeldeman, Heemskerk en van der Pot.
Het gewijzigd art. 7 wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 8, luidende:
«1. De belasting wordt geheven van het belastbaar inkomen
en zulks, behoudens een vermenigvuldiging als bedoeld in het
tweede lid, overeenkomstig onderstaand tarief, met dien ver
stande, dat elke verdere toeneming van het belastbaar bedrag
boven ƒ500.— ƒ50.bedraagt en het daarvan geheven per
centage beurtelings niet en met 0 05 stijgt, totdat bij een
belastbaar bedrag van f 16250.-— het percentage, geheven van
verdere toenemingen blijft 14.60%.
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
6.50
6.50
6.55
6.55
6.60
6.60
6.65
6.65
6.70
6.70
3.25
3.25
3.27i
3.27a
3.30
3.30
3.32a
3.32|
3.35
3.35
3.25
6.50
9.77|
13.05
16.35
19.65
22.97a
26.30
29.65
33.—
2. Het vermenigvuldigingscijfer voor het belastingjaar wordt,
in verband met de vereischte opbrengst der belasting, jaar
lijks door den Gemeenteraad bepaald en geldt ook voor de
aanvullingskohieren.
3. Bij het berekenen van de aanslagen worden gedeelten
van een cent verwaarloosd.",
waarop door den heer van Eck voorgesteld is een amende
ment, strekkende om het belastingpercentage, dat van de
toenemingen wordt geheven, te doen stijgen, zoover de wet
zulks toelaat n.l. tot een maximumpercentage van 16.80%.
De heer van Eck. Het lijkt mij, dat de tegenstelling te
groot is; terwijl men nu van de kleinen alles haalt, haalt
Belastbaar
inkomen.
Toenemingen.
Peroèntage
van de
toenemingen.
belasting van
de toe
nemingen.
het belastbaar
inkomen.